TERUG
Sgt. K. J. van Hartingsveldt

  1. De voort ekenen 

  2. Het naderend onheil 

  3. De uitbarsting 

  4. De eerste uren 

  5. Het keerpunt 

  6. De opmars 

  7. Het doel voor ogen 

  8. De herovering

BRON : J.van Hartingsveldt

DE MOBILISATIE EN DE EERSTE OORLOGSDAG

VALKENBURGS MEIDAGEN 1940 EN DE VOORAFGAANDE PERIODE

Uit aantekeningen uit 1942 van en door K.J. van Hartingsveldt ©

1952

V Het keerpunt

2-II-4R.I. ten noorden van het Shellstation aan de Wassenaarse weg.

Nadat we voor enige tijd een zo verlangde vuurpauze hadden gehad waarvan wij zeer dankbaar gebruik maakten om van de spanning van even tevoren wat vrij te komen, werden we weer opgeschrikt door enkele salvo’s van nabijgelegen mitrailleurmonden. Het geval was, dat vooruitgeschoven kleine vijandelijke eenheden hun tegenwoordigheid in onze naast omgeving blijkbaar te gevaarlijk hadden gevonden en waren tussen het lage hout van de daar aanwezige struiken en langs de houtloods schuin links voor ons weggevlucht teneinde zich vervolgens achter de sloot en achter het opgeschoten riet langs die sloot van een nieuwe dekking te voorzien. Dit natuurlijk met als gevolg dat één van onze stukken na waarneming onmiddellijk genoemde omgeving onder vuur begon te nemen. Opnieuw wakkerde dit de activiteit aan van de omliggende secties. Ook ons stuk kreeg weer de gelegenheid om in het grote geheel niet achter te blijven. Ze werd van een nieuwe patroonband voorzien en op een door mij aangegeven doel gericht, hetwelk een tussen gepaalde grenzen gelegen terrein inhield. Hierin, zoals voor elk stuk in het zijne, moest elke verdachte beweging en elk opduikend gevaar weer bestookt worden. En zo werden per sectie de beschietingen weer van stuk tot stuk overgenomen, zodat het weer een aaneengesloten geratel werd hetgeen ook weer spoedig overging in over en weer. 


Een gelegenheid, zoals dat tevoren eigenlijk was aangegeven, de wegovergang te maken en de hofstede aan de overzijde te betrekken en van daaruit vervolgens de volgende aanvallen en het daarachter gelegen vlakke terrein in de richting van het vliegveld te kunnen ondernemen, bleef nu voorlopig onmogelijk. Ook vijandelijke kogels sisten bij grote hoeveelheden over onze dekking, over de weg en tegen de muur van de schuur waar zoeven de vijand was langs getrokken. Ook zwaardere wapens werden door de vijand nu in de strijd geworpen. Zo moesten wel van de voor hen meer achterwaarts gelegen stelling zijn. Dit werd voor hen mogelijk, omdat de zoeven genoemde voorposten enig terrein op ons hadden prijsgegeven. Het waren mortiergranaten, die nu onze linies bereikten, elk ogenblik hoorden we zware granaatexplosies, wat voor ons dus nu betekende, dat de stellingen gevaar gingen lopen voor dit zgn. krombaangeschut, wapens waartegen eigenlijk moeilijk of geen dekking valt te vinden. Steeds binnen kortere tijd vielen meer granaten en explodeerden in onze onmiddellijke omgeving. Er ontstond een fanatiek vuurgevecht.


Weer een zware plof, maar nu op zo korte afstand, dat naar verondersteld deze granaat nu wel een doeltreffende uitwerking aan onze naaste omgeving moest hebben gebracht. Er bevonden zich namelijk naast en achter ons op minder grote afstand, troepen voor de beveiliging van de flanken en achterhoede. Op enige tientallen meters van ons verwijderd deden onze derde en vierde sectie met onze verbindingsafdeling de nodige verrichtingen. Beide gevechtssecties waren in de voorbereiding voor eventuele nieuwe aanvallen en de genoemde verbindingsafdeling voor het aanleggen of onderhouden van de nodige verbindingen.


Het vuren vanuit beide richtingen was zo in hevigheid toegenomen, dat we handen vol hadden de nieuwe munitie aan te voeren en klaar te leggen en het wapen vervolgens dan op het ene, dan op het andere doel te richten, nu doelen, die zich op enige tientallen meters afstand hadden verraden.


Zo hadden o.a. tussen hoog opgeschoten riet, door op onze omgeving te vuren, enige parachutisten hun schuilhoeken verraden. Wellicht een laatste krachtsinspanning of wel ten teken, dat onmiddellijke hulp van nevenafdelingen noodzakelijk werd, dat de vijand zo plotseling was overgegaan tot zo’n snelvuur. Tegelijkertijd vernamen we, dat een nieuwe voorwaarts trekkende beweging van onze linker secties was ingezet, die naar direct al bleek genoemde plannen van hulp of versterking van de vijand ook toen werden verijdeld. Want .... toen na enige ogenblikken nogmaals fel vuur was afgegeven kwam herademing, de beantwoording bleef uit. Gevaar in ons onmiddellijk voorterrein was geweken wat inhield, dat dus heel spoedig de lang voor ogen gestelde doelen, via de hofstede aan de overzijde van de weg konden worden genaderd. De voorbereidingen van de hiervoor genoemde secties in onze flank waren dus zeer juist bepaald en de voorwaartse beweging dier secties kon geen juister moment hebben geweest.


Maar wat dit tegelijkertijd ook met zich meebracht, was een zojuist binnengekomen melding: ‘De sectiecommandant van de verbindingsafdeling werd bij een explosie van zo’n mortiergranaat zwaar gewond. De linkerarm werd verbrijzeld en met meerdere verwondingen is hij afgevoerd’. ‘Hé’, de sergeant van de verbinding?’, herhaalde ik. ‘Ja’, bevestigde de berichtgever, die zojuist uit die richting was gekomen teneinde de verbindingsman het contact met onze stukken te onderhouden. Vanzelfsprekend ontving ik zo’n bericht zeer verschrikt, omdat deze verbindingsonderofficier van onze compagnie mijn eigen neef betrof. Zo kwam, voor zover ons uit eigen omgeving bekend was ook voor de sergeant J. Tanis een eind aan die spanning die van een ieder inmiddels had meester gemaakt. Hoeveel hem voor waren gegaan, was niet bekend. In elk geval was hij niet de eerste. Nader vernomen, moest ook hij die de sergeant bijstond in het leggen van het noodverband tijdens deze handeling, op een soortelijke manier zijn werk beëindigen. Een schot trof hem in het onderlichaam. Beiden zijn onmiddellijk opgehaald voor onmiddellijke behandeling in het hospitaal.
Zo waren dan inmiddels de eerste merkbare wonden in eigen groepen geslagen en het Rode Kruis deed voor ons reeds zichtbaar de dan zo begeerde menslievende taak, in weerwil van juist nu veel opduikend gevaar.

*


De overgang van de brug over de Rijn naar het Seminarie door 3-II-4R.I..


Al heel spoedig, nadat even voor de aanvalssprong enkele verkenningen werden ondernomen voor onze linker secties, kregen weer andere stukken het bevel het vuur te openen op de aanvalsdoelen teneinde de verkenners zo veel mogelijk te dekken tegen directe gevaren van tegenstandsvuur. Vol vuur werd dan ook afgegeven door zoveel mogelijk ter beschikking staande wapens en beide verkenners gedekt door het eigen vuur snelden op de brug aan, die tegenover reeds eerder genoemde tuin lag, om vlug achter de stenen muurtjes, die de oprit van de brug van het water scheidden, te dekken en waarna vervolgens die tuin getracht moest worden te bereiken. Ternauwernood waren beiden verdekt opgesteld of onmiddellijk daarop weer bereidden ze zich weer voor op de volgende sprong. Tijdens het vuren van onze secties en voor de ogen van onze mannen waagden enkele in de tuin verscholen parachutisten schoten te lossen, waarop zo goed als tegelijkertijd na de looppas te zijn begonnen beide uitgezonden soldaten een buiteling maakten en roerloos op de brug bleven liggen. De kogels hadden hen getroffen en ook een eind gemaakt aan weer een paar jonge levens. Beide soldaten moesten het lot delen met hen die inmiddels volgens steeds meer binnenkomende berichten in het duingebied aan de rechtervleugel van onze linie, door Duitse valstrikken eveneens het leven verloren. Het aantal was nog onbekend, maar dat reeds enkele tientallen binnen de linies waren gebracht, was een bewijs van harde gevechten om het duingebied tussen het vliegveld en de zee. Onmiddellijk daarop beval de commandant een vernietigend vuur van enige seconden te leggen op de plaats vanwaar het vuur was gekomen teneinde onmiddellijk daarna in zijn geheel onder dekking van enige andere stukken een sectie over te kunnen brengen. Vrij kort daarop klonk dan ook het bevel ‘vuren’ waarna weer een hevige beschieting plaatsvond. Daarna een ‘voorwaarts’ en de gehele mitrailleurafdeling daverde over de brug. Een hoogst enkel schot vanuit de vijandelijke richting werd nog gehoord, waarna weldra deze vijandelijke elementen hun vuren staakten zich terugtrokken en deels vluchtten. Enkele gesneuvelden en gewonden werden hier en daar aangetroffen, terwijl van eigen afdeling dit gelukkig bij enkele gewonden bleef, die echter na verbonden te zijn toch weer konden meetrekken. Behoudens het verlies van beide voornoemde soldaten Vlugman en Tendeloo verloor de afdeling 1 ) die de brug passeerde gelukkig verder geen manschappen meer. Niettegenstaande deze verliezen konden we het voordeel boeken, dat niet alleen de vijand in dit gebied een weinig was teruggetrokken, maar ook dat de hiermee in verband staande aanvullingstroepen, die op enige afstand van hun voorhoede gelegen waren, nu ook meer gevaar gingen lopen door onze afdelingen beter onder vuur te kunnen worden genomen. Hieruit volgde, dat het bij delen terugtrekken van de vijand moest ontaarden in verzwakking van de andere groepen, waarop dientengevolge ook die groepen zich gingen terugtrekken met als eindresultaat een terugnemen van de vijandelijke frontlinie. Ondanks dit, was het toch zaak voor het nemen van een sprong het onmiddellijke voorterrein te verkennen, om er zeker van te kunnen zijn, dat als we op de weg zouden zijn aangekomen, geen vijandelijk vuur van al te dichtbij op ons zou kunnen worden afgegeven.

*

De herovering van de zuidrand van Katwijk aan de Rijn door 2-II-4R.I..


De terugtrekkende parachutisten moesten nu onder dekking van hun te laat aangekomen versterking, die op nog grotere afstand van ons waren gelegen nieuwe contact herwinnen. Vandaar dat met tussenpozen het schieten op grotere afstand bij herhaling bleef aanhouden. Ook dook elk moment toch weer vijandelijke tegenstand op uit een meer rechts gelegen terrein waarop hoog opschietend gewas stond. Blijkbaar een nieuwe ontstane gelegenheid, die de teruggetrokken vijand benutte om tegenstand te kunnen blijven bieden aan onze langzaam voorwaarts gaande rechter secties. Ook hierop werd steeds het vuren geopend. Terwijl zo de gevechtsactiviteiten het ene moment wat toenamen en het andere moment weer wat afnamen, vlogen ook steeds vliegtuigen, dan hoog en dan weer laag over het terrein. Vermoedelijk verkenning. Echter buiten dat, viel het enige tijd al op, dat een duidelijk waar te nemen gegons, eerst bijna onopvallend, maar nu steeds sterker en sterker hoorbaar werd en onze aandacht ging vragen. Het kwam inderdaad naderbij en het luchtdoelgeschut kwam weer opnieuw in actie. Meer en meer vuurmonden namen deel. Het geluid der explosies was weer niet van de lucht, tot op een moment, dat letterlijk alles weer op uiterste spanning stond en de veelheid van explosies niet was te overschreeuwen.
Soldaat Henk Blijswijk van 3S.-1-II-4R.I. raakt gewond.


Nieuwe aanvoer van troepen stonden ons wellicht weer te wachten. Juist hadden zich nu twee onzer klaar gemaakt de verkenning van het voorterrein te beginnen. Als laatste aanmoediging voor hun vertrek zagen we hen, zo niet bezorgd, dan toch met opgeruimde blik aan, zwenkte met de hand als groet en knepen de vuist dicht als wilden we zeggen: ‘houdt je taai!’.
Terwijl alle aandacht in toenemende mate voor de activiteit in de lucht zich weer concentreerde op wat boven ging gebeuren, ondernam het tweetal de sprong voor die verkenning het voorterrein in. In een wip waren ze over onze dekking gesprongen en in vliegensvlug tempo naar een eerstvolgende aardewal gerend. Weer enige tellen later de volgende sprong tot aan een greppel. Alles konden we vanuit onze stelling volgen. In weerwil van het vijandelijke vuur, hadden beiden de verschillende sprongen gewaagd, terwijl zich in de lucht weer een schouwspel afspeelde, wat zich die dag al voor de zoveelste maal voordeed, niettegenstaande werden op de grond de voorbereidingen getroffen om toch een eerstkomend oprukken veilig te stellen. Zeer nieuwsgierig wachtten we de terugkomst van de beide knapen af, om te vernemen, hoe de situatie in het voorterrein wel zou zijn.


Enige tijd later zagen we tot onze grote schrik één van hen terugkomen, op wiens gelaat we grote haast en schrik lazen. Weer in onze stelling teruggekeerd, vertelde hij, hoe ook plotseling schoten werden afgevuurd vanuit zijdelingse richting en hoe zijn collega in de buik was getroffen. ‘Hij ligt daar nu en wacht op hulp’, kwam er verschrikt uit. ‘Ja, maar dat is nu zeker niet te doen!’, was weer een reactie op het moment van een toename van hevigheid in het vuren in het voorterrein. ‘Dan maar enkele ogenblikken afwachten’, reageerde weer een ander. De wil om te helpen was er uiteraard bij allen, maar de mogelijkheid om op de plaats van het onheil te komen was op dat moment uit veiligheidsoverweging zo goed als uitgesloten als gevolg van een weer inmiddels toegenomen vijandelijk vuren. Het was toch al wonderlijk, dat de verkenner het er zo had afgebracht met zijn terugkeer. Toch wilde hij persé met iemand als hulp teruggaan om Henk 2 ) te halen; hij wist hoe zijn collega er aan toe was. Allen raadden hem af dat juist nu te doen, maar hij wilde er niet van horen en maakte aanstalten weer te vertrekken. Bert 3 ), een boom van een knul, de helper bij de schutter, die zich eveneens de niet weg te denken noodzaak voor het slachtoffer aantrok en ook bemerkte, dat we onze collega er niet van konden weerhouden en ook wel begreep, dat hij een flinke vent als die was en tot meer in staat zou zijn dan een ieder ander, wist evengoed, dat in zulk een kogelregen niet iedereen het leven waagde. Met ‘of hij of ik’, als was het een ultimatum, werd besloten. ‘Hier’, riep hij de ander toe, terwijl hij opdook uit zijn stelling en zijn plaats naar de mitrailleur met de vinger wees, als wilde hij zeggen: ‘neem over’. ‘Blijf maar hier, ik ga’. Ook hem sommeerden we enkele ogenblikken te wachten. Ook dit lukte ons echter niet.

Soldaat Bert Zonderop (2S-MC-II-4R.I.) schiet te hulp.

Onder een hemel van ontploffende granaten en door een terrein met fluitende kogels, begon hij zijn tocht met de ongeduldige uitroep: ‘dat kan niet wachten’. We staarden hem allen na en zagen hoe hij telkens met meesterlijke sprongen elke hindernis nam. Plotseling viel hij. Hij bleef liggen. Zou hij getroffen zijn? Ja hoor, geen beweging. Had hij maar geluisterd. Een dolle handeling!!! Wat??? Hij kroop overeind. Ja, hij loopt weer...zou hij gewond zijn? Neen, hij mankeert ogenschijnlijk niets. Kijk, een gedurfde dekkingsloze oversteek en nog een sprong over de laatste greppel. Vervolgens verdween hij tussen riet en struikgewas. Het meest gevaarlijke vlakke deel van het voorterrein had hij zojuist wonderlijk zonder getroffen te worden genomen. Is het dan niet tegen vijandelijk vuur, dan toch is hij nu tegen zicht gedekt.


Onophoudelijk werd het terrein onder vuur genomen, dientengevolge koesterden we dan ook geen enkele hoop op een feilloze terugkeer van gewonde met helper. Een korte vuurpauze zelfs bleef vooralsnog uit. Zo ook bleef geruime tijd zichtbaar de redding uit. Ook van Bert werd geen teken ontvangen. Lag de gewonde dan zo ver nog weg? ‘Ja, ongeveer in het midden van dat stuk land’, vertelde de verkenner en hij wees op een dichtbegroeide tuinderij van ongeveer een 50 meter in het vierkant, dat een 80-tal meters van onze stelling verwijderd lag. Zo gingen minuten van spanning voorbij. Kogels ketsten in grote getale tegen de berm van de weg en op de stenen muur van de houtloods aan de overzijde van de weg gelegen. De mogelijkheid de weg over te steken was er niet. Het voorterrein in te gaan was onbegonnen werk en van beide jongens werd taal nog teken vernomen. Minuten werden beleefd als uren. Het werd een eindeloze onzekerheid. Ja, wat komt daar? Intussen was het met het vuren wat geminderd en de redder had dan ook deze gelegenheid gekozen. Hij kwam tevoorschijn aan de berm van de weg, waarlangs de greppel liep, die het rietveld van de weg scheidde, met het slachtoffer over de rechterschouder. Het rechterbeen van de gewonde was op zijn schouder getrokken, terwijl hij de rechterarm over de andere schouder had. De linkerhand van de getroffene hing slap op de rug van zijn redder. Och, kijk nu eens, hij struikelt. Beiden lagen languit in de greppel. Weer richtte de onvermoeide redder zich op, nam zo snel hij kon de gewonde weer over de schouders en waagde weer enige pogingen de berm op te komen. Enige malen mislukte dat en het zag er naar uit, dat hij het zou opgeven. Er moest besloten worden beide op één of andere manier te hulp te komen. De achtergebleven verkenner besloot erop af te gaan. Plots nam hij een wip uit de kuil, waarin hij zich gedurende die spannende ogenblikken had opgehouden en liep in een razend tempo de weg over, die Bert moest beklimmen. Echter op dat zelfde ogenblik had deze zich toch nog op weten te trekken wat betekent, dat hij ongeveer twee meter boven de genoemde greppel de weg had bereikt. Boven aangekomen, moest onmiddellijk een in de nabijheid gelegen veiliger plaats gezocht worden. ook was de toegesnelde hulp inmiddels gearriveerd en beide redders droegen vervolgens de getroffene in een kleine woning, die daar bij het erf behoorde. De bewoners hadden namelijk op het geroep van beiden de deur geopend, waarop het drietal naar binnen verdween. Nauwelijks waren beide soldaten met hun gewonde binnen of weer sisten en gierden enkele projectielen over de weg, waarop onmiddellijk dit vuur weer door al onze stukken werd beantwoord. Echter steeds weer trad dan na zulk een beschieting een pauze in, waarop enige herademing mogelijk was. Ook de Rode Kruis soldaten hadden geen ogenblik meer rust, was het geen zwaar gewonde, dan werden meerdere lichte verwondingen behandeld.
Het was een ongewone drukte aan de kruisposten. Verscheidene jonge kerels waren die morgen reeds het slachtoffer geworden van de onopgemerkte vroege aanval op de omliggende terreinen van het vliegveld en werden reeds voor de dag nauwelijks begonnen was in de hospitalen opgenomen en verpleegd.

*

Na de zuivering van zuid Katwijk aan de Rijn.

Wel het zwaarst had ons IIIe bataljon te lijden van verliezen, het onderdeel waarmee wij inmiddels aansluiting hadden verkregen in de richting van de duinen. Blijkbaar had zich daar de vijand het meest geconcentreerd met als inzet de beveiliging van het strand dat in de buurt van het vliegveld voor hen van veel belang scheen. Welke gevallen van buitengevecht stelling en wie dit trof kon met geen benadering worden gezegd, want de strijd was tot op dat ogenblik nog te veel verdeeld en daarom ook nog te ongelijkmatig in de lijn welke tot hechte linie had moeten komen zonder deze onvoorziene omstandigheden. Dat onze compagnie die morgen reeds gesneuvelden en gewonden had was nog maar nauwelijks bekend, terwijl dan nog pas veel later de namen van de getroffenen door kwamen. Hoeveel er op dat ogenblik van ons onderdeel buiten gevecht waren, kon ik met geen benadering vermoeden. Door de plotselinge ontmoeting met de vijand lagen de verbindingen zo uitéén en wel de onderdelen van gevechtseenheden op zulke afstanden van elkaar, dat slechts de meest naburigste secties contact met elkaar konden houden. Deze liniecontacten lagen op elkaar volgende, van ons stuk naar rechts vervolgens de 2e bataljon, die op zijn beurt weer verbinding onderhield met één van de compagnieën van het Ie bataljon en zo vervolgens gaande in westelijke richting naar de kust. Ook in deze afdelingen waren aanmerkelijke verliezen geleden. De mogelijkheid tot een nadere omschrijving hiervan mankeerde op dat ogenblik. Slechts de gebeurtenissen die zo snel elkaar opvolgden, dat het niet bij te houden was, waren zelfs van eigen omgeving nog maar summier te beschrijven.

*

Sergeant Starkenburg raakt gewond.

In deze gespannen waakzaamheid en tevens met de gedachte bij het steeds zojuist gebeurde schrok je weer op. Een roep, een schreeuw of een gil van weer één der manschappen van een naburig stuk. Getroffen .... Weer een vijandelijke kogel had zijn doel bereikt. Dit keer goed. ‘t Gekreun bleef aanhouden, onmiddellijke hulp baatte niet, even later moest de getroffene worden afgevoerd. Weer één minder. Elk één betekent ‘verzwakking’, mits geen mogelijkheid bestond, versterking van achteren tegemoet te zien. In het begin van de strijd waren die momenten wel aanwezig, omdat de verschillende legereenheden vanuit centrale punten uittrokken de vijandelijke haarden tegemoet. Echter in een later stadium, zoals op dat ogenblik, werd het noodzakelijk bij de benadering van de vijandelijke gebieden uit elkaar te gaan en zodoende meer een omsingeling trachten te bewerkstelligen, waardoor uitééngetrokken de gebieden groter en de concentratie ijler wordt. De verkregen linie was dus smal. Des te zuiniger men wordt op munitie en manschappen. Het zojuist gebeurde bleef op dat moment onbekend, omdat tussen ons een scheiding bestond, een muur, de verlengde wand van een grote schuur. De strijd vond hier plaats, net op de rand van het dorp, in de tuinen van de laatste huizen. We hebben nog vrij lang door toedoen van de vijand, deze stellingen moeten houden. De sprong naar de voorgenoemde overzijde, de hofstee die aan de andere zijde van de weg, waarlangs wij lagen, lag, was dus tot op dat ogenblik nog uitgebleven. het vijandelijk vuur wisselde steeds met het ogenblik. Steeds meer tussenpozen woedde het oorlogsgeweld aan de rand van het dorp. Telkens meer kogeltreffers ontsierden de huismuren achter ons. Zojuist was weer iemand door het achter ons liggende huis gekomen teneinde de algemene situatie van onze troepenligging te bepalen en ter bestendiging van het onderlinge contact met de andere afdelingen van het bataljon. De vaandrig in onze stelling kreeg dus bezoek van de naastliggende sectiecommandant, dit op order van de compagniescommandant teneinde het commando te kunnen inlichten over de laatste waarnemingen aangaande de vijand in het voorterrein; waarnemingen die door de positie die wij op dat ogenblik hadden, geschikter waren dan die van de nevenafdelingen, door ons konden worden gedaan. Genoemde verkenner, een sergeant 4 ), was nauwelijks door het woonhuis heen in onze stellingen aangekomen om met onze vaandrig de door de compagniescommandant bestemde gegevens te verzamelen of weer klonk een klap, direct gevolgd door een luide schreeuw. De man plofte neer en greep met beide handen naar het been, waaruit bleek, dat het schot hem daar getroffen had.


Soldaat Bert, die inmiddels tijdens een geschikt ogenblik de weg terug weer was overgestoken, alvorens voorgenoemde gewonde aan een Rode Kruis soldaat te hebben overgegeven en in onze stelling teruggekeerd, liet ik vervolgens de gelegenheid ook hier de helpende hand te bieden. Ik nam zelf al enige tijd de eventuele patroonaanvoer van het stuk waar dat natuurlijk onafgebroken schietklaar moest blijven.


Terwijl Bert de bloeding, door de liesslagader af te knellen, trachtte te stuiten, werd er weer een Rode Kruis helper ontboden en even later werd ook dit slachtoffer afgevoerd en zoals reeds veel anderen in het hospitaal opgenomen.
Zo gingen niet uren, maar minuten als uren voorbij. Een onbekende toekomst, een periode van alles is mogelijk en kan je verwachten, flitste ons voor de geest. Hoe lang houden we zo iets? Komen we zo wel één dag door? Laat staan een paar weken of zelfs maanden. Enfin, bij dit alles maar niet stilstaan! Vooruit maar weer! Doen wat kan en afwachten.


In grote verscheidenheid waren de waarnemingen in het voorterrein. Op elk verdacht geval was steeds het wapen gericht gehouden. Verschillende malen werden dan ook, behalve de bewegingen van eigen verkenners, andere van vijandelijke zijde staande en gaande doelen geobserveerd en zo nodig steeds weloverwogen onder vuur genomen. Dan weer vertoonden zich dieren in het voor ons liggende gebied, zoals een hond, een paard of ander vee. En weer in andere gevallen soms rijdend materiaal, dat soms hoogstwaarschijnlijk en haast niet anders kon dan uit de lucht zijn aangevoerd, maar ook weer, wat later bleek, gevorderd Hollands materiaal, zelfs in sommige gevallen nog bestuurd door gedwongen eigenaar. Zelfs trok een loslopend paard. dat om dolle vaart over een grasterrein en dwars over de wegen snelde enige ogenblikken onze aandacht, waarvan de herkomst ons onbekend bleef.
 

Noten;

  1. Soldaten Vlugman en Tendeloo waren van de 1S-MC-II-4R.I. (Verslag Vdg Everhard )

  2. Henk was dpl.van J.J.A. van Blijswijk.

  3. Bert was dpl. Zonderop.

  4. De sergeant was sergeant Starkenburg ( SC.4-2-II-4R.I.) en werd niet door Bert verpleegd maar volgens Starkenburg door soldaat Sommerwil. (Verslag Sgt. Starkenburg. )

 

<< Vorige Hoofdstuk   |  Volgende Hoofdstuk >>