2-II-4R.I. ten noorden van
het Shellstation aan de Wassenaarse weg.
Nadat we voor enige tijd een zo verlangde vuurpauze hadden
gehad waarvan wij zeer dankbaar gebruik maakten om van de spanning van
even tevoren wat vrij te komen, werden we weer opgeschrikt door enkele
salvo’s van nabijgelegen mitrailleurmonden. Het geval was, dat
vooruitgeschoven kleine vijandelijke eenheden hun tegenwoordigheid in onze
naast omgeving blijkbaar te gevaarlijk hadden gevonden en waren tussen het
lage hout van de daar aanwezige struiken en langs de houtloods schuin
links voor ons weggevlucht teneinde zich vervolgens achter de sloot en
achter het opgeschoten riet langs die sloot van een nieuwe dekking te
voorzien. Dit natuurlijk met als gevolg dat één van onze stukken na
waarneming onmiddellijk genoemde omgeving onder vuur begon te nemen.
Opnieuw wakkerde dit de activiteit aan van de omliggende secties. Ook ons
stuk kreeg weer de gelegenheid om in het grote geheel niet achter te
blijven. Ze werd van een nieuwe patroonband voorzien en op een door mij
aangegeven doel gericht, hetwelk een tussen gepaalde grenzen gelegen
terrein inhield. Hierin, zoals voor elk stuk in het zijne, moest elke
verdachte beweging en elk opduikend gevaar weer bestookt worden. En zo
werden per sectie de beschietingen weer van stuk tot stuk overgenomen,
zodat het weer een aaneengesloten geratel werd hetgeen ook weer spoedig
overging in over en weer.
Een gelegenheid, zoals dat tevoren eigenlijk was aangegeven, de
wegovergang te maken en de hofstede aan de overzijde te betrekken en van
daaruit vervolgens de volgende aanvallen en het daarachter gelegen vlakke
terrein in de richting van het vliegveld te kunnen ondernemen, bleef nu
voorlopig onmogelijk. Ook vijandelijke kogels sisten bij grote
hoeveelheden over onze dekking, over de weg en tegen de muur van de schuur
waar zoeven de vijand was langs getrokken. Ook zwaardere wapens werden
door de vijand nu in de strijd geworpen. Zo moesten wel van de voor hen
meer achterwaarts gelegen stelling zijn. Dit werd voor hen mogelijk, omdat
de zoeven genoemde voorposten enig terrein op ons hadden prijsgegeven. Het
waren mortiergranaten, die nu onze linies bereikten, elk ogenblik hoorden
we zware granaatexplosies, wat voor ons dus nu betekende, dat de
stellingen gevaar gingen lopen voor dit zgn. krombaangeschut, wapens
waartegen eigenlijk moeilijk of geen dekking valt te vinden. Steeds binnen
kortere tijd vielen meer granaten en explodeerden in onze onmiddellijke
omgeving. Er ontstond een fanatiek vuurgevecht.
Weer een zware plof, maar nu op zo korte afstand, dat naar verondersteld
deze granaat nu wel een doeltreffende uitwerking aan onze naaste omgeving
moest hebben gebracht. Er bevonden zich namelijk naast en achter ons op
minder grote afstand, troepen voor de beveiliging van de flanken en
achterhoede. Op enige tientallen meters van ons verwijderd deden onze
derde en vierde sectie met onze verbindingsafdeling de nodige
verrichtingen. Beide gevechtssecties waren in de voorbereiding voor
eventuele nieuwe aanvallen en de genoemde verbindingsafdeling voor het
aanleggen of onderhouden van de nodige verbindingen.
Het vuren vanuit beide richtingen was zo in hevigheid toegenomen, dat we
handen vol hadden de nieuwe munitie aan te voeren en klaar te leggen en
het wapen vervolgens dan op het ene, dan op het andere doel te richten, nu
doelen, die zich op enige tientallen meters afstand hadden verraden.
Zo hadden o.a. tussen hoog opgeschoten riet, door op onze omgeving te
vuren, enige parachutisten hun schuilhoeken verraden. Wellicht een laatste
krachtsinspanning of wel ten teken, dat onmiddellijke hulp van
nevenafdelingen noodzakelijk werd, dat de vijand zo plotseling was
overgegaan tot zo’n snelvuur. Tegelijkertijd vernamen we, dat een nieuwe
voorwaarts trekkende beweging van onze linker secties was ingezet, die
naar direct al bleek genoemde plannen van hulp of versterking van de
vijand ook toen werden verijdeld. Want .... toen na enige ogenblikken
nogmaals fel vuur was afgegeven kwam herademing, de beantwoording bleef
uit. Gevaar in ons onmiddellijk voorterrein was geweken wat inhield, dat
dus heel spoedig de lang voor ogen gestelde doelen, via de hofstede aan de
overzijde van de weg konden worden genaderd. De voorbereidingen van de
hiervoor genoemde secties in onze flank waren dus zeer juist bepaald en de
voorwaartse beweging dier secties kon geen juister moment hebben geweest.
Maar wat dit tegelijkertijd ook met zich meebracht, was een zojuist
binnengekomen melding: ‘De sectiecommandant van de verbindingsafdeling
werd bij een explosie van zo’n mortiergranaat zwaar gewond. De linkerarm
werd verbrijzeld en met meerdere verwondingen is hij afgevoerd’. ‘Hé’, de
sergeant van de verbinding?’, herhaalde ik. ‘Ja’, bevestigde de
berichtgever, die zojuist uit die richting was gekomen teneinde de
verbindingsman het contact met onze stukken te onderhouden.
Vanzelfsprekend ontving ik zo’n bericht zeer verschrikt, omdat deze
verbindingsonderofficier van onze compagnie mijn eigen neef betrof. Zo
kwam, voor zover ons uit eigen omgeving bekend was ook voor de sergeant J.
Tanis een eind aan die spanning die van een ieder inmiddels had meester
gemaakt. Hoeveel hem voor waren gegaan, was niet bekend. In elk geval was
hij niet de eerste. Nader vernomen, moest ook hij die de sergeant bijstond
in het leggen van het noodverband tijdens deze handeling, op een
soortelijke manier zijn werk beëindigen. Een schot trof hem in het
onderlichaam. Beiden zijn onmiddellijk opgehaald voor onmiddellijke
behandeling in het hospitaal.
Zo waren dan inmiddels de eerste merkbare wonden in eigen groepen geslagen
en het Rode Kruis deed voor ons reeds zichtbaar de dan zo begeerde
menslievende taak, in weerwil van juist nu veel opduikend gevaar.
*
De overgang van de brug over de Rijn naar het Seminarie door 3-II-4R.I..
Al heel spoedig, nadat even voor de aanvalssprong enkele verkenningen
werden ondernomen voor onze linker secties, kregen weer andere stukken het
bevel het vuur te openen op de aanvalsdoelen teneinde de verkenners zo
veel mogelijk te dekken tegen directe gevaren van tegenstandsvuur. Vol
vuur werd dan ook afgegeven door zoveel mogelijk ter beschikking staande
wapens en beide verkenners gedekt door het eigen vuur snelden op de brug
aan, die tegenover reeds eerder genoemde tuin lag, om vlug achter de
stenen muurtjes, die de oprit van de brug van het water scheidden, te
dekken en waarna vervolgens die tuin getracht moest worden te bereiken.
Ternauwernood waren beiden verdekt opgesteld of onmiddellijk daarop weer
bereidden ze zich weer voor op de volgende sprong. Tijdens het vuren van
onze secties en voor de ogen van onze mannen waagden enkele in de tuin
verscholen parachutisten schoten te lossen, waarop zo goed als
tegelijkertijd na de looppas te zijn begonnen beide uitgezonden soldaten
een buiteling maakten en roerloos op de brug bleven liggen. De kogels
hadden hen getroffen en ook een eind gemaakt aan weer een paar jonge
levens. Beide soldaten moesten het lot delen met hen die inmiddels volgens
steeds meer binnenkomende berichten in het duingebied aan de
rechtervleugel van onze linie, door Duitse valstrikken eveneens het leven
verloren. Het aantal was nog onbekend, maar dat reeds enkele tientallen
binnen de linies waren gebracht, was een bewijs van harde gevechten om het
duingebied tussen het vliegveld en de zee. Onmiddellijk daarop beval de
commandant een vernietigend vuur van enige seconden te leggen op de plaats
vanwaar het vuur was gekomen teneinde onmiddellijk daarna in zijn geheel
onder dekking van enige andere stukken een sectie over te kunnen brengen.
Vrij kort daarop klonk dan ook het bevel ‘vuren’ waarna weer een hevige
beschieting plaatsvond. Daarna een ‘voorwaarts’ en de gehele
mitrailleurafdeling daverde over de brug. Een hoogst enkel schot vanuit de
vijandelijke richting werd nog gehoord, waarna weldra deze vijandelijke
elementen hun vuren staakten zich terugtrokken en deels vluchtten. Enkele
gesneuvelden en gewonden werden hier en daar aangetroffen, terwijl van
eigen afdeling dit gelukkig bij enkele gewonden bleef, die echter na
verbonden te zijn toch weer konden meetrekken. Behoudens het verlies van
beide voornoemde soldaten Vlugman en Tendeloo verloor de afdeling 1 ) die
de brug passeerde gelukkig verder geen manschappen meer. Niettegenstaande
deze verliezen konden we het voordeel boeken, dat niet alleen de vijand in
dit gebied een weinig was teruggetrokken, maar ook dat de hiermee in
verband staande aanvullingstroepen, die op enige afstand van hun voorhoede
gelegen waren, nu ook meer gevaar gingen lopen door onze afdelingen beter
onder vuur te kunnen worden genomen. Hieruit volgde, dat het bij delen
terugtrekken van de vijand moest ontaarden in verzwakking van de andere
groepen, waarop dientengevolge ook die groepen zich gingen terugtrekken
met als eindresultaat een terugnemen van de vijandelijke frontlinie.
Ondanks dit, was het toch zaak voor het nemen van een sprong het
onmiddellijke voorterrein te verkennen, om er zeker van te kunnen zijn,
dat als we op de weg zouden zijn aangekomen, geen vijandelijk vuur van al
te dichtbij op ons zou kunnen worden afgegeven.
*
De herovering van de zuidrand van Katwijk aan de Rijn
door 2-II-4R.I..
De terugtrekkende parachutisten moesten nu onder dekking van hun te laat
aangekomen versterking, die op nog grotere afstand van ons waren gelegen
nieuwe contact herwinnen. Vandaar dat met tussenpozen het schieten op
grotere afstand bij herhaling bleef aanhouden. Ook dook elk moment toch
weer vijandelijke tegenstand op uit een meer rechts gelegen terrein waarop
hoog opschietend gewas stond. Blijkbaar een nieuwe ontstane gelegenheid,
die de teruggetrokken vijand benutte om tegenstand te kunnen blijven
bieden aan onze langzaam voorwaarts gaande rechter secties. Ook hierop
werd steeds het vuren geopend. Terwijl zo de gevechtsactiviteiten het ene
moment wat toenamen en het andere moment weer wat afnamen, vlogen ook
steeds vliegtuigen, dan hoog en dan weer laag over het terrein.
Vermoedelijk verkenning. Echter buiten dat, viel het enige tijd al op, dat
een duidelijk waar te nemen gegons, eerst bijna onopvallend, maar nu
steeds sterker en sterker hoorbaar werd en onze aandacht ging vragen. Het
kwam inderdaad naderbij en het luchtdoelgeschut kwam weer opnieuw in
actie. Meer en meer vuurmonden namen deel. Het geluid der explosies was
weer niet van de lucht, tot op een moment, dat letterlijk alles weer op
uiterste spanning stond en de veelheid van explosies niet was te
overschreeuwen.
Soldaat Henk Blijswijk van 3S.-1-II-4R.I. raakt gewond.
Nieuwe aanvoer van troepen stonden ons wellicht weer te wachten. Juist
hadden zich nu twee onzer klaar gemaakt de verkenning van het voorterrein
te beginnen. Als laatste aanmoediging voor hun vertrek zagen we hen, zo
niet bezorgd, dan toch met opgeruimde blik aan, zwenkte met de hand als
groet en knepen de vuist dicht als wilden we zeggen: ‘houdt je taai!’.
Terwijl alle aandacht in toenemende mate voor de activiteit in de lucht
zich weer concentreerde op wat boven ging gebeuren, ondernam het tweetal
de sprong voor die verkenning het voorterrein in. In een wip waren ze over
onze dekking gesprongen en in vliegensvlug tempo naar een eerstvolgende
aardewal gerend. Weer enige tellen later de volgende sprong tot aan een
greppel. Alles konden we vanuit onze stelling volgen. In weerwil van het
vijandelijke vuur, hadden beiden de verschillende sprongen gewaagd,
terwijl zich in de lucht weer een schouwspel afspeelde, wat zich die dag
al voor de zoveelste maal voordeed, niettegenstaande werden op de grond de
voorbereidingen getroffen om toch een eerstkomend oprukken veilig te
stellen. Zeer nieuwsgierig wachtten we de terugkomst van de beide knapen
af, om te vernemen, hoe de situatie in het voorterrein wel zou zijn.
Enige tijd later zagen we tot onze grote schrik één van hen terugkomen, op
wiens gelaat we grote haast en schrik lazen. Weer in onze stelling
teruggekeerd, vertelde hij, hoe ook plotseling schoten werden afgevuurd
vanuit zijdelingse richting en hoe zijn collega in de buik was getroffen.
‘Hij ligt daar nu en wacht op hulp’, kwam er verschrikt uit. ‘Ja, maar dat
is nu zeker niet te doen!’, was weer een reactie op het moment van een
toename van hevigheid in het vuren in het voorterrein. ‘Dan maar enkele
ogenblikken afwachten’, reageerde weer een ander. De wil om te helpen was
er uiteraard bij allen, maar de mogelijkheid om op de plaats van het
onheil te komen was op dat moment uit veiligheidsoverweging zo goed als
uitgesloten als gevolg van een weer inmiddels toegenomen vijandelijk
vuren. Het was toch al wonderlijk, dat de verkenner het er zo had
afgebracht met zijn terugkeer. Toch wilde hij persé met iemand als hulp
teruggaan om Henk 2 ) te halen; hij wist hoe zijn collega er aan toe was.
Allen raadden hem af dat juist nu te doen, maar hij wilde er niet van
horen en maakte aanstalten weer te vertrekken. Bert 3 ), een boom van een
knul, de helper bij de schutter, die zich eveneens de niet weg te denken
noodzaak voor het slachtoffer aantrok en ook bemerkte, dat we onze collega
er niet van konden weerhouden en ook wel begreep, dat hij een flinke vent
als die was en tot meer in staat zou zijn dan een ieder ander, wist
evengoed, dat in zulk een kogelregen niet iedereen het leven waagde. Met
‘of hij of ik’, als was het een ultimatum, werd besloten. ‘Hier’, riep hij
de ander toe, terwijl hij opdook uit zijn stelling en zijn plaats naar de
mitrailleur met de vinger wees, als wilde hij zeggen: ‘neem over’. ‘Blijf
maar hier, ik ga’. Ook hem sommeerden we enkele ogenblikken te wachten.
Ook dit lukte ons echter niet.
Soldaat Bert Zonderop (2S-MC-II-4R.I.) schiet te hulp.
Onder een hemel van ontploffende granaten en door een
terrein met fluitende kogels, begon hij zijn tocht met de ongeduldige
uitroep: ‘dat kan niet wachten’. We staarden hem allen na en zagen hoe hij
telkens met meesterlijke sprongen elke hindernis nam. Plotseling viel hij.
Hij bleef liggen. Zou hij getroffen zijn? Ja hoor, geen beweging. Had hij
maar geluisterd. Een dolle handeling!!! Wat??? Hij kroop overeind. Ja, hij
loopt weer...zou hij gewond zijn? Neen, hij mankeert ogenschijnlijk niets.
Kijk, een gedurfde dekkingsloze oversteek en nog een sprong over de
laatste greppel. Vervolgens verdween hij tussen riet en struikgewas. Het
meest gevaarlijke vlakke deel van het voorterrein had hij zojuist
wonderlijk zonder getroffen te worden genomen. Is het dan niet tegen
vijandelijk vuur, dan toch is hij nu tegen zicht gedekt.
Onophoudelijk werd het terrein onder vuur genomen, dientengevolge
koesterden we dan ook geen enkele hoop op een feilloze terugkeer van
gewonde met helper. Een korte vuurpauze zelfs bleef vooralsnog uit. Zo ook
bleef geruime tijd zichtbaar de redding uit. Ook van Bert werd geen teken
ontvangen. Lag de gewonde dan zo ver nog weg? ‘Ja, ongeveer in het midden
van dat stuk land’, vertelde de verkenner en hij wees op een
dichtbegroeide tuinderij van ongeveer een 50 meter in het vierkant, dat
een 80-tal meters van onze stelling verwijderd lag. Zo gingen minuten van
spanning voorbij. Kogels ketsten in grote getale tegen de berm van de weg
en op de stenen muur van de houtloods aan de overzijde van de weg gelegen.
De mogelijkheid de weg over te steken was er niet. Het voorterrein in te
gaan was onbegonnen werk en van beide jongens werd taal nog teken
vernomen. Minuten werden beleefd als uren. Het werd een eindeloze
onzekerheid. Ja, wat komt daar? Intussen was het met het vuren wat
geminderd en de redder had dan ook deze gelegenheid gekozen. Hij kwam
tevoorschijn aan de berm van de weg, waarlangs de greppel liep, die het
rietveld van de weg scheidde, met het slachtoffer over de rechterschouder.
Het rechterbeen van de gewonde was op zijn schouder getrokken, terwijl hij
de rechterarm over de andere schouder had. De linkerhand van de getroffene
hing slap op de rug van zijn redder. Och, kijk nu eens, hij struikelt.
Beiden lagen languit in de greppel. Weer richtte de onvermoeide redder
zich op, nam zo snel hij kon de gewonde weer over de schouders en waagde
weer enige pogingen de berm op te komen. Enige malen mislukte dat en het
zag er naar uit, dat hij het zou opgeven. Er moest besloten worden beide
op één of andere manier te hulp te komen. De achtergebleven verkenner
besloot erop af te gaan. Plots nam hij een wip uit de kuil, waarin hij
zich gedurende die spannende ogenblikken had opgehouden en liep in een
razend tempo de weg over, die Bert moest beklimmen. Echter op dat zelfde
ogenblik had deze zich toch nog op weten te trekken wat betekent, dat hij
ongeveer twee meter boven de genoemde greppel de weg had bereikt. Boven
aangekomen, moest onmiddellijk een in de nabijheid gelegen veiliger plaats
gezocht worden. ook was de toegesnelde hulp inmiddels gearriveerd en beide
redders droegen vervolgens de getroffene in een kleine woning, die daar
bij het erf behoorde. De bewoners hadden namelijk op het geroep van beiden
de deur geopend, waarop het drietal naar binnen verdween. Nauwelijks waren
beide soldaten met hun gewonde binnen of weer sisten en gierden enkele
projectielen over de weg, waarop onmiddellijk dit vuur weer door al onze
stukken werd beantwoord. Echter steeds weer trad dan na zulk een
beschieting een pauze in, waarop enige herademing mogelijk was. Ook de
Rode Kruis soldaten hadden geen ogenblik meer rust, was het geen zwaar
gewonde, dan werden meerdere lichte verwondingen behandeld.
Het was een ongewone drukte aan de kruisposten. Verscheidene jonge kerels
waren die morgen reeds het slachtoffer geworden van de onopgemerkte vroege
aanval op de omliggende terreinen van het vliegveld en werden reeds voor
de dag nauwelijks begonnen was in de hospitalen opgenomen en verpleegd.
*
Na de zuivering van zuid Katwijk aan de Rijn.
Wel het zwaarst had ons IIIe bataljon te lijden van
verliezen, het onderdeel waarmee wij inmiddels aansluiting hadden
verkregen in de richting van de duinen. Blijkbaar had zich daar de vijand
het meest geconcentreerd met als inzet de beveiliging van het strand dat
in de buurt van het vliegveld voor hen van veel belang scheen. Welke
gevallen van buitengevecht stelling en wie dit trof kon met geen
benadering worden gezegd, want de strijd was tot op dat ogenblik nog te
veel verdeeld en daarom ook nog te ongelijkmatig in de lijn welke tot
hechte linie had moeten komen zonder deze onvoorziene omstandigheden. Dat
onze compagnie die morgen reeds gesneuvelden en gewonden had was nog maar
nauwelijks bekend, terwijl dan nog pas veel later de namen van de
getroffenen door kwamen. Hoeveel er op dat ogenblik van ons onderdeel
buiten gevecht waren, kon ik met geen benadering vermoeden. Door de
plotselinge ontmoeting met de vijand lagen de verbindingen zo uitéén en
wel de onderdelen van gevechtseenheden op zulke afstanden van elkaar, dat
slechts de meest naburigste secties contact met elkaar konden houden. Deze
liniecontacten lagen op elkaar volgende, van ons stuk naar rechts
vervolgens de 2e bataljon, die op zijn beurt weer verbinding onderhield
met één van de compagnieën van het Ie bataljon en zo vervolgens gaande in
westelijke richting naar de kust. Ook in deze afdelingen waren
aanmerkelijke verliezen geleden. De mogelijkheid tot een nadere
omschrijving hiervan mankeerde op dat ogenblik. Slechts de gebeurtenissen
die zo snel elkaar opvolgden, dat het niet bij te houden was, waren zelfs
van eigen omgeving nog maar summier te beschrijven.
*
Sergeant Starkenburg raakt gewond.
In deze gespannen waakzaamheid en tevens met de gedachte
bij het steeds zojuist gebeurde schrok je weer op. Een roep, een schreeuw
of een gil van weer één der manschappen van een naburig stuk. Getroffen
.... Weer een vijandelijke kogel had zijn doel bereikt. Dit keer goed. ‘t
Gekreun bleef aanhouden, onmiddellijke hulp baatte niet, even later moest
de getroffene worden afgevoerd. Weer één minder. Elk één betekent
‘verzwakking’, mits geen mogelijkheid bestond, versterking van achteren
tegemoet te zien. In het begin van de strijd waren die momenten wel
aanwezig, omdat de verschillende legereenheden vanuit centrale punten
uittrokken de vijandelijke haarden tegemoet. Echter in een later stadium,
zoals op dat ogenblik, werd het noodzakelijk bij de benadering van de
vijandelijke gebieden uit elkaar te gaan en zodoende meer een omsingeling
trachten te bewerkstelligen, waardoor uitééngetrokken de gebieden groter
en de concentratie ijler wordt. De verkregen linie was dus smal. Des te
zuiniger men wordt op munitie en manschappen. Het zojuist gebeurde bleef
op dat moment onbekend, omdat tussen ons een scheiding bestond, een muur,
de verlengde wand van een grote schuur. De strijd vond hier plaats, net op
de rand van het dorp, in de tuinen van de laatste huizen. We hebben nog
vrij lang door toedoen van de vijand, deze stellingen moeten houden. De
sprong naar de voorgenoemde overzijde, de hofstee die aan de andere zijde
van de weg, waarlangs wij lagen, lag, was dus tot op dat ogenblik nog
uitgebleven. het vijandelijk vuur wisselde steeds met het ogenblik. Steeds
meer tussenpozen woedde het oorlogsgeweld aan de rand van het dorp.
Telkens meer kogeltreffers ontsierden de huismuren achter ons. Zojuist was
weer iemand door het achter ons liggende huis gekomen teneinde de algemene
situatie van onze troepenligging te bepalen en ter bestendiging van het
onderlinge contact met de andere afdelingen van het bataljon. De vaandrig
in onze stelling kreeg dus bezoek van de naastliggende sectiecommandant,
dit op order van de compagniescommandant teneinde het commando te kunnen
inlichten over de laatste waarnemingen aangaande de vijand in het
voorterrein; waarnemingen die door de positie die wij op dat ogenblik
hadden, geschikter waren dan die van de nevenafdelingen, door ons konden
worden gedaan. Genoemde verkenner, een sergeant 4 ), was nauwelijks door
het woonhuis heen in onze stellingen aangekomen om met onze vaandrig de
door de compagniescommandant bestemde gegevens te verzamelen of weer klonk
een klap, direct gevolgd door een luide schreeuw. De man plofte neer en
greep met beide handen naar het been, waaruit bleek, dat het schot hem
daar getroffen had.
Soldaat Bert, die inmiddels tijdens een geschikt ogenblik de weg terug
weer was overgestoken, alvorens voorgenoemde gewonde aan een Rode Kruis
soldaat te hebben overgegeven en in onze stelling teruggekeerd, liet ik
vervolgens de gelegenheid ook hier de helpende hand te bieden. Ik nam zelf
al enige tijd de eventuele patroonaanvoer van het stuk waar dat natuurlijk
onafgebroken schietklaar moest blijven.
Terwijl Bert de bloeding, door de liesslagader af te knellen, trachtte te
stuiten, werd er weer een Rode Kruis helper ontboden en even later werd
ook dit slachtoffer afgevoerd en zoals reeds veel anderen in het hospitaal
opgenomen.
Zo gingen niet uren, maar minuten als uren voorbij. Een onbekende
toekomst, een periode van alles is mogelijk en kan je verwachten, flitste
ons voor de geest. Hoe lang houden we zo iets? Komen we zo wel één dag
door? Laat staan een paar weken of zelfs maanden. Enfin, bij dit alles
maar niet stilstaan! Vooruit maar weer! Doen wat kan en afwachten.
In grote verscheidenheid waren de waarnemingen in het voorterrein. Op elk
verdacht geval was steeds het wapen gericht gehouden. Verschillende malen
werden dan ook, behalve de bewegingen van eigen verkenners, andere van
vijandelijke zijde staande en gaande doelen geobserveerd en zo nodig
steeds weloverwogen onder vuur genomen. Dan weer vertoonden zich dieren in
het voor ons liggende gebied, zoals een hond, een paard of ander vee. En
weer in andere gevallen soms rijdend materiaal, dat soms
hoogstwaarschijnlijk en haast niet anders kon dan uit de lucht zijn
aangevoerd, maar ook weer, wat later bleek, gevorderd Hollands materiaal,
zelfs in sommige gevallen nog bestuurd door gedwongen eigenaar. Zelfs trok
een loslopend paard. dat om dolle vaart over een grasterrein en dwars over
de wegen snelde enige ogenblikken onze aandacht, waarvan de herkomst ons
onbekend bleef.
Noten;
Soldaten Vlugman en Tendeloo waren van de 1S-MC-II-4R.I.
(Verslag Vdg
Everhard
)
Henk was dpl.van J.J.A. van
Blijswijk.
Bert was dpl. Zonderop.
De sergeant was sergeant
Starkenburg ( SC.4-2-II-4R.I.) en werd niet door Bert verpleegd maar
volgens Starkenburg door soldaat Sommerwil. (Verslag
Sgt. Starkenburg.
)