TERUG

Dpl. sergeant
J.B.M. Starkenburg.

S.C.3-2-II-4R.I.

BRON :Sectie Militaire Geschiedenis Koninklijke Landmacht.

 

Verklaring afgelegd door de dpl. sergeant J.B.M. Starkenburg, van 2-II-4R.I., - beroep en adresgegevens - , in de 350e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 2 Februari 1950.

Op 10 Mei 1940 kwamen wij van Noordwijk aan te Katwijk Binnen. Ik kwam terecht in de eerste zijstraat van de Kerkstraat, te rekenen vanaf de Rijnstraat. Ik was Sectiecommandant geworden van de 3e Sectie omdat Luitenant Bos gewond was geworden. Op een gegeven moment kwam Majoor Cramer uit de Rijnstraat door de Kerkstraat rennen. Hij zei: "Wij zijn teruggeslagen, wie van mijn bataljon volgt mij". Wij staken de Kerkstraat over en gingen de achterweg in. In die straat hebben wij enige schermutselingen met parachutisten gehad. Deze zijn teruggeslagen. Op de hoek van de Baron van Wassenaarstraat staat een huis met een tuin. Majoor Cramer gaf mij de opdracht in de tuin van het huis op de hoek van de van de Baron van Wassenaarstraat met twee lichte mitrailleurs een kruisvuur uit te brengen op de watertoren en op het pompstation van de Shell. Dit was tussen 9 en 10 uur. Rechts was ik aangeleund door drie stukken zware mitrailleurs onder een vaandrig met schootsrichting watertoren en Shellstation. Deze vuurden toen nog niet. Daar zijnde zag ik op 80 tot 100 meter enige figuren. Ik kon niet zien of het vriend of vijand was. De mogelijkheid bestond , dat de eerste sectie nog in het voorterrein was, dus achtte ik voorzichtigheid met vuren geboden. Ik heb de vaandrig om een kijker gevraagd. Mijn bedoeling was om een vuurstoot te laten afgeven over de figuren heen. Ik dacht: "Als dit vuur beantwoord wordt, zal het wel vijand zijn." Op het moment dat ik "vuren" commandeerde, kwam er vuur van vijands zijde waardoor ik drie treffers kreeg in mijn rechter lies. Ik lag op mijn rechterknie gehurkt. Even later kwam Somerwil, die tot de mitrailleurs van de vaandrig behoorde, afstand ongeveer 20 meter. Hij sneed met zijn zakmes mijn pantalon open. Een korporaal, van wie ik vroeger niet veel verwachte, nam terstond de leiding van de sectie over. Somerwil heeft van plaats waar ik gewond werd en welke onder vuur lag, mij bij de schouders pakkende over de grond gesleept om de hoek van het huis. Dit gebeurde onder vuur; de kogels tikten tegen de muur. Toen ik daar lag, kreeg ik een stuk steen op mijn voorhoofd en heb de helm op mijn gezicht gelegd. Somerwil legde zijn vuist in de wond, die ongeveer 1 dm in het vierkant was. Hij haalde onder vuur een riem van een fiets, die daar tegen de muur stond en knevelde mijn lies af. Na enige tijd kwam Dr. Bos (Officier van Gezondheid.). Deze zei: "Leg dat laken (uit het huis gehaald) maar over hem heen, het is gebeurd". Vervolgens ben ik in de keuken op een mat gelegd. Later ben ik eerst per draagbaar en daarna per raderbaar vervoerd. Ik meen dat ook Sommrwil daarbij was, hij had Dr. Bos verzekerd bij mij te blijven. Op de raderbaar zijn wij nog beschoten. Ik ben gebracht naar een school waar ik verder verbonden ben en vervolgens naar het Zeehospitium te Katwijk. Toen ik daar goed en wel was, vielen er een paar bommen. Dr. Niekerk uit Noordwijk Binnen stuurde mij met een speciale auto naar het Academisch Ziekenhuis te Leiden. Daar ben ik geopereerd.

's-Gravenhage, 2 februari 1950.
J.B.M. Starkenburg.