TERUG
Sgt. K. J. van Hartingsveldt

  1. De voortekenen 

  2. Het naderend onheil 

  3. De uitbarsting 

  4. De eerste uren 

  5. Het keerpunt 

  6. De opmars 

  7. Het doel voor ogen 

  8. De herovering

BRON : J.van Hartingsveldt

DE MOBILISATIE EN DE EERSTE OORLOGSDAG

VALKENBURGS MEIDAGEN 1940 EN DE VOORAFGAANDE PERIODE

Uit aantekeningen uit 1942 van en door K.J. van Hartingsveldt ©

1952

VIII De herovering

Inmiddels was het al zo ver gekomen, dat de vijandelijke afdelingen vechtenderwijze zich teruggetrokken hadden tot op het vliegveld, nabij de vliegtuigen en hangars en zich verscholen in allerlei hoeken en gaten van gebouwen en terreinobstakels en zo dan had onze infanterie na enkele uren van verbeten strijd het vliegveld bereikt en de eerste afdelingen stormden de vlakten op in de richting van de gebouwen.


Ook tegelijkertijd hadden de eenheden aan de andere zijden hun aanval op het terrein ingezet en van alle kanten kon men ze het veld zien binnenvallen, nl.... het Ie en deels het IIIe bataljon met een sectie zware mitrailleurs van ons IIe bataljon waaronder ons stuk, vanuit noordwestelijke en westelijke richting en links van ons, ons IIe bataljon vanuit noordelijke richting en rechts afdelingen van het Ie Regiment Huzaren-motorrijders vanuit Wassenaar uit zuidelijke richting.


Ten noordoosten van het vliegveld, waar zich de vijand in het dorpje Valkenburg ophield, legde onze artillerie haar vuur, terwijl daar uit het noordoosten de weer meer links gelegen afdelingen van ons IIe Bataljon en nog meer oostelijker daarvan de 2e depot infanterie uit Leiden en omgeving haar zuiveringsacties zou inzetten om het dorp systematisch te zuiveren.
Onmiddellijk daarop hadden de parachutisten zo vlug als zij steeds weer bleken te zijn, hun stellingen opnieuw opgegooid en vuurden zij vanuit alle denkbare hoeken en gaten op onze voorwaartsstormende mannen. Dit uiteraard weer gevolgd door onmiddellijk dekking zoekend, weer geschiktere tijd maar afwachten voor een volgend voorwaarts gaan.


Toch, echter, moest terrein gewonnen worden en de parachutisten moesten om buitengevecht gesteld te worden door onze afdelingen worden benaderd.
De schuilplaatsen waarin zij zich inmiddels bevonden, waren goede dekkingen voor hen. Zij konden ons gemakkelijk bestrijden, terwijl het, in tegenstelling tot hun verblijf, voor ons een veel hachelijker en moeilijker situatie was geworden, omdat het vlakke terrein onvoldoende dekkingen biedt. Toch moest in deze situatie terrein blijven gewonnen worden teneinde een rustpauze, waarin zij zich steviger zouden kunnen vastzetten, te voorkomen.


Nadat enige groepen tirailleurs vanuit een in aanbouw zijnde hangar, die zij zoeven voor dekking hadden gebruikt, waren opgedoken en de vijand tot op enkele tientallen meters naderden, nam het vijandelijk vuren toe. Vanaf de daken van de gebouwen op het vliegveld en vanuit luiken en ramen en tot grote verrassing van ons allen, van onder de vliegtuigen vandaan, die op het vliegveld geparkeerd stonden, werd het vijandelijk vuur geopend. Een vrij aanzienlijk aantal parachutisten hadden dekking gezocht achter de grote rubberbanden van de vliegtuigwielen en trachtten zodoende vanuit voor ons onverwachte hoeken ons verliezen toe te brengen.


Weldra waren onze manschappen weer van steviger posities voorzien of de zware mitrailleurs van onze afdelingen werden op de gevaarlijke hoeken gericht. Deuren en ramen van die loodsen werden doorzeefd van kogelgaten en verschillende vliegtuigen lagen onder een regen van projectielen. Even kort te voren had ik enkele manschappen de patroonkarren wat bij laten trekken, die nu langs de slootkant en bovendien een goede halve meter lager dan het terrein stonden opgesteld, zodat munitie in onmiddellijk bereik stond en gemakkelijker kon worden aangevoerd. Zo waren dan de leeggeschoten kistjes al spoedig vervangen door volle exemplaren. Ook hadden zich onze mensen al spoedig verspreid op grotere afstand onderling van elkaar teneinde bij een eventueel voorwaarts gaan voor de vijand minder trefkans te zijn.


Het vuren van de aanvalsvoorbereiding was begonnen. De mitrailleurs spoten wat ze konden. De tirailleurs stonden onder dit vuur voor hun laatste run die de overmeestering van de hangars en overige gebouwen tot gevolg moest hebben. Het grote ogenblik zou komen waarop de herovering van de eigenlijke vlieghaven zou moeten plaatsvinden. Ook in de wijde omtrek van het gevechtsterrein was het bekend, dat onze infanterie onmiddellijk de laatste aanval op touw zette. De artillerie had het vuren gestaakt teneinde nu eigen troepen de gelegenheid te geven de gebouwen en omliggende terreinen te nemen. Het vuren vanaf grote afstand was geëindigd terwijl het vuren van korte afstand de wapens van onze infanteriegroepen het vuren periodiek van elkaar overnamen.


Het laatste commando ‘hoera’ was gegeven en vanuit verschillende richtingen renden onze infanterie-afdelingen op het hoofdgebouw aan, waarop een grote hakenkruisvlag zijn aflossing wachtte. Geruime tijd had dit doek, ten aanschouwen van onze soldaten op het dak gewapperd, maar nu was de tijd er, om het zo gauw mogelijk voor elkaar te krijgen het te verwijderen. De op de Duitsers afstormende soldaten dachten nergens anders meer aan, dan hun aanval, die zij begonnen waren tot in het uiterste te doen slagen. Dankzij de goed voorbereide en daardoor bliksemsnelle handelingen van onze afdelingen, kon de vijand zijn nieuwe verdedigingspositie niet zodanig hebben betrokken, dat een verhindering kon worden verwezenlijkt, de laatste sprong van de Hollanders te laten mislukken. Naar alle kanten van het gebouw en in alle richtingen waar deuren of doorgangen, ramen, trappen en portieken waren, stormden de mannen met zulk een verbetenheid hun doel tegemoet, dat het reeds een ware overwinning geleek.


Terwijl onze groepen naar binnendrongen, verschenen enkele parachutisten op de daken van de gebouwen en trachtten vanuit de hoogte de stormloop te breken. Terwijl zij zich installeerden was het te laat. Hollanders waren in een minimum van tijd de gebouwen binnen getrokken en geschut van anderen, buiten opgesteld en in de omgeving postgevatte stukken, waaronder het onze naar boven gericht, beantwoordden deze brutaliteit. Tegengesteld sloegen nog wel enige projectielen in onze omgeving in de grond, maar dat beschouwden we maar als de laatste stuiptrekking. Echter binnen, achter de muren van de hangars en gebouwen vonden een ogenblik verwoede gevechten plaats. Schoten waren duidelijk hoorbaar.


Na verloop van enige tijd werd die onzichtbare strijd merkbaar minder, want ook enkele andere groepen waren naar binnen gegaan om de binnen in strijd gewikkelde collega’s te hulp te komen en voorts bij te staan in de gevangenneming van die vijand.
Niet lang daarna, waarbij ook geen levensteken op de daken meer te bespeuren viel, was plotseling aller oog gericht op het verschijnen van een drukdoend iemand aan de vlaggevoet, waarbij onmiddellijk geconstateerd werd, dat die een Nederlandse helm droeg. Voordat men zich kon afvragen of dit vals of echt was, verscheen een tweede man. Het kon haast niet anders of onze mensen moesten kennelijk de bovenverdieping definitief hebben bereikt, want kijk wat doen zij daar? Het vlaggekoord ging los, het hakenkruis zakte. De vlag werd gestreken. Gewonnen? Was het doel bereikt? Ja!! Het was gelukt!!! Want onmiddellijk hierop verscheen onze Driekleur, hier dus het symbool van een overwinning. Het rood, wit en blauw wapperde weer op Valkenburg. De slag om het hoofdgebouw benevens enkele kleinere gebouwen eromheen was in ons voordeel geëindigd. Ook de Duitsers die nog verscholen zaten onder hun vliegtuigen en in de omgeving van wat verder gelegen gebouwen konden het nu zien, dat hun tegenstand verder nutteloos bleek.


Nauwelijks was onze Driekleur gehesen of in de wijde omtrek barstten de saluutschoten los. Zware artilleriegranaten en P.A.G. projectielen deden alles dreunen. In een wijde omtrek ploften ze boven het overige, nog niet genomen terrein en tussen de vijandelijke vliegtuigen uitéén. Voor de rest van de vijand nog eens een verontrustingsvuur, echter voor ons een overwinningslied. Mortieren en mitrailleurs voltooiden met hun klappen en geratel het oorverdovend lawaai. Het was de eerste grote overwinning op de Duitsers die in de loop van de dag behaald werd. Enkele uren hadden ze het veld mogen bezetten, maar nu was het uit. Ook de overigen zouden nu heel spoedig worden opgeruimd.


Aan de andere zijde van het vliegveld drongen troepen vanuit oostelijke richting op, geholpen door afdelingen uit Wassenaar. Valkenburg, het plaatsje aan de noord-oostrand werd nu het toneel van de strijd, omdat de terugtrekkende vijand die, en naar het plaatsje en in de richting van het nog onbevochten gedeelte van het vliegveld wegtrokken, opgevangen werd door afdelingen uit Wassenaar en rondgetrokken delen van noordelijk gelegen eenheden van het 4e regiment. Fanatiekelingen schoten zo nu en dan nog van onder de vliegtuigen vandaan om op die manier nog te trachten, al moesten ze het met hun leven bekopen, onze groepen verliezen toe te brengen.


‘Het overzichtelijke’ wil nog, dat vermeld zij, dat deze parachutisten en luchtlandingstroepen aan onze reservetroepen, die wij eigenlijk waren, zoveel te doen gegeven hadden, dat we verhinderd werden om de fronttroepen in het oosten des lands te hulp te komen. Een ieder, die een militair uniform droeg, werd hier in actie gebracht, zelfs de troepen van de twee depots Infanterie uit Leiden, die slechts een gedeeltelijke opleiding genoten en nog kort onder de wapenen waren en die pas in de eerste stadia van militaire geoefendheid verkeerden. Deze jonge soldaten, die voornamelijk in de richting van de Haagse Schouw bij Leiden gevochten hadden en ten overvloede dat gebied heroverde en nu het veld van tegenovergestelde kant naderden, waren even verbazingwekkend als meer geoefenden in het vuur. Het Duitse opperbevel sprak in zijn instructies die in Hollandse handen waren gevallen, op schampere wijze over deze mannen als ‘onbruikbaar en ongedisciplineerd’, maar toen deze jonge mannen op de proef werden gesteld die morgen, vochten zij met zulk een moed en woede tegen de Duitse troepen, dat ook zij een groot aandeel hadden in het doen mislukken van de Duitse actie om na een vast en hecht bezit van vliegvelden de zetel der Hollandse regering te omsingelen, Den Haag binnen te trekken en in een ommezien alle centra te bezetten. Want deze brutale poging had haar doel nu gemist, de parachutisten werden tot op heden bijna allen, zo niet vernietigd dan toch buiten gevecht gesteld, de troepen die uit de lucht landden, bereikten Den Haag niet, dankzij de dapperheid van ook dat aantal jonge mensen wier vurige vaderlandsliefde volop goed maakte wat zij te kort kwamen aan militaire opleiding.


Het Hollandse leger was geoefend en uitgerust meer voor verdediging dan voor aanval. Als gevolg van de Duitse inval die morgen vanuit de lucht, zagen nu onze soldaten zich voor de noodzakelijkheid geplaatst, aanvallen te ondernemen in ons vlak, dus moeilijk terrein, dat vanaf de duinen zich landwaarts uitstrekt, een taak waarvan men hoopte, dat die in het oosten aan de vijand alleen ten dele zou vallen. Maar nu waren wij verplicht offensief in zulk terrein op te treden.


Nadat zich onze troepen bijzonder verdienstelijk hadden gemaakt en de gevechtsactiviteit die middag en avond enigszins was verminderd, besloten onze ondercommandanten de komende nacht op het vliegveld onder nog wat beschutting van de in aanbouw zijnde hangar of loods door te brengen.
De schemering was ingegaan, de zon was reeds achter de horizon verdwenen. Een betrekkelijke rust heerste, omdat in beide richtingen zo langzamerhand de vijandelijke zuivering was voltooid. Enkele verscholen resten van zeer verzwakte vijandelijke eenheden, die toch geen verbinding meer hadden met hun bevelvoering en in allerlei richtingen waren verspreid, dienden de volgende morgen echter opgeruimd te worden. Bovendien waren de manschappen van ons Iste en IIIe bataljon met enige andere eenheden uit de richting Wassenaar in het westen dicht tot deze laatste overgebleven vijandelijke groepjes opgetrokken. Ook hen werd nu wel duidelijk, dat uitbreekpogingen nutteloos zouden blijven. Onverwachte, dan wel noemenswaardige aanvallen hadden we nu hier niet meer te verwachten.


Het liet zich aanzien, dat we niet eerder dan na middernacht of de andere morgen vroeg eventuele andere bestemmingen zouden krijgen mits genoemde vijandelijke resten, waaronder naar verwacht, toch nog wel genoeg zeer fanatieke elementen schuilen, de Nederlandse omsingeling niet met hun laatste en uiterste krachtsinspanning tot hun laatste schot zouden bestoken. Onder een afdak van het genoemde in aanbouw zijnde werk vonden we een, vanuit verschillende richtingen gezien, bijzonder goede dekking.
Op alles, wat er toch zou kunnen gebeuren, voorbereid groeven we tussen 2 stapels bouwstenen een kuil ter grote van 4 meter middellijn waarin ons stuik met de bedieningsmanschappen gemakkelijk wat konden uitrusten. De gasmaskers hadden we opzij gelegd om met ons pioniersgereedschap bij het graven en inrichten gemakkelijker uit de weg te kunnen. Andere groepen deden, op enige afstand van elkaar, eveneens soortgelijke voorbereidingen teneinde voor de komende nacht verzekerd te zijn van een goede beschutting tegen de nog frisse nacht en eventueel vijandelijk vuur dat door achtergebleven landingstroepeneenheden nog zou gewaagd worden te geven, al was het alleen maar om ons tot actie te bewegen en zodoende onze positie te weten te komen. In betrekkelijk korte tijd waren de nodige voorbereidingen gedaan en een voorlopige bezetting van het terrein verzekerd.


Helemaal donker werd het niet, de lucht was helder, de scheiding van de blauwe lucht met de dakranden van de gebouwen waren goed te onderscheiden. De sterren flikkerden als altijd, het werd al wel fris. We hadden ons allemaal kort bij elkaar genesteld, enkelen rolden hun jassen uit en gooiden die uitgespreid over zich heen. Wij echter, die net nog bij het laatste daglicht de laatste gevechtssprong naar de plaats van genoemde beschutting maakten en vanwege het gedekt voorwaarts gaan, onze bagage met de uitrustingsstukken op en nabij de patroonkarren hebben achtergelaten., moesten dan maar wat improviseren. Uiteraard was het zaak om in zo’n soort rustpauze, de materialen en daarbij behorende manschappen, de komende pauze, wat bij te laten trekken, wat ook in uiterste stilte, voor de vijand in het geheim, die avond nog gebeurde.


Toen het zo een paar uur betrekkelijk rustig was geweest en ook van het rustend gedeelte niemand noemenswaardig wat gezegd had, zo niet gedommeld, werd het echt wel koud. Het was ons overvallen. De één kon de benen, de ander de armen nauwelijks bewegen. Eén voor één rekte zich wat uit om weer aan beweging te gewennen. We trachtten ons wat van het zand te ontdoen dat vochtig aan de tuniek was geplakt. Aan beide zijden van de steenhopen was voortdurend het vliegveld in het oog gehouden geweest, door om beurten de uitkijk te betrekken. De commandanten waren voortdurend met elkaar in contact geweest om, na van uur tot uur de situatie te hebben bekeken, de komende bewegingen te bespreken. Nog steeds was het vrij rustig gebleven en niets wees op een grootse, zo niet grotere activiteitsverhoging van de vijand. Echter toen we een onafgebroken gegons hoorden, vroegen we ons af of dat veranderingen zou brengen en of dat verband zou houden met ontwikkelingen van de strijd in ons gebied of ver daarbuiten. Het was een geluid dat noch dichterbij kwam noch verder weg ging. Waren het geen vliegtuigen die veruit de kust of diep in ons land overvlogen, dan toch was het mogelijk, dat het de motoren van de aan de kust patrouillerende marineschepen waren.


Eerst vroeg het onze speciale aandacht, maar toen het geluid goed en wel bleef aanhouden, sloeg men er geen acht meer op, tot op een moment het eentonige gonzen veranderde en sterker werd, voor een ieder goed merkbaar. Zouden het toch nog vliegtuigen kunnen zijn? Kan dit geen nachtelijke aanval worden op het vliegveld? Weinige ogenblikken later, toen het geluid van nog dichterbij werd gehoord, was het zaak ons voor te bereiden op alles wat aan vijandelijkheden verwacht kon worden. De commandanten gelastten weer alle mogelijke waakzaamheid en de manschappen reageerden als automatisch onmiddellijk: ‘wees op je hoede!’, voor de zoveelste maal. Weer enkele minuten later, toen het motorgeronk zo nabij was gekomen, dat richting kon worden bepaald, constateerden we, dat er vliegtuigen langs de kust vlogen. Hierop werden herhaalde malen mitrailleurschoten gelost, zelfs enige granaatexplosies waargenomen. Zou hier wellicht sprake zijn van geallieerde bombardementen of beschietingen op het door de vijand bezette strand? Deze gedachten werden enigszins gesterkt toen een zeer snelle jager, naar alle waarschijnlijkheid van geallieerde zijde, plotseling heel laag over het veld schoot. Aanvankelijk verschrikt door het plotselinge gegier, vatten even later de gedachten post, dat het wel kon zijn een aankondiging voor hulp van buitenaf. Het was echter zo..., dat indien nodig, dit op een verzoek van onze legerleiding zou worden geschonken. Of dit verzoek zou zijn gedaan was ons echter onbekend, maar de verwachting des te sterker, als gevolg van het feit, dat Hollandse troepen op dat moment nog niet rond de Wassenaarse Slag doorgedrongen waren, echter alleen een Duitse bezetting van landingstroepen van 2 à 300 man sterk die nu onder schot kwamen.


Waarschijnlijk hierdoor enigszins geactiveerd, wellicht met de gedachten als zouden hun makkers in de weer zijn gekomen om hen te ontzetten, waarbij zij dan ons tevens de angst zouden moeten aanjagen. In onze onmiddellijke nabijheid hadden, evenals elders op het dak, waaronder we genesteld lagen, enige vijandelijke elementen zich die avond angstvallig stil gehouden, terwijl zij nu in onze richting vuurden. Op meerdere andere terreingedeelten kwam men merkbaar in beweging. Onmiddellijk werd alles gedaan om elke opleving van de tegenstrijder te smoren. Zo dan gingen we uitéén, nam een ieder zijn plaats in en snelden enigen van ons stuk met een naburige groep de ladders en stellingen op naar boven. Hier en daar vonden korte gevechten plaats waarbij gemeenlijk de eersten tegenstand boden en vielen en nadat ze hadden ingezien, dat wij de paniek meester waren geworden en de rest zich overgaf.


Uit de richting van enige kleinere gebouwtjes wat verderop, waaraan aanvankelijk geen aandacht meer geschonken werd, kwamen eveneens enkele vuurstoten, tot zelfs vanuit de richting waar de gelande, verbrande en beschoten transportvliegtuigen stonden. Echter is het, na een dag van dermate felle strijd en bekend met de ernst daarvan, ons nu niet zo zwaar gevallen, zodat we elk geval onverwijld het hoofd boden en terdege ons snel overtuigde van de mate van weerstand, die we ontmoetten, door er ook onmiddellijk op af te gaan om een zo nodige opruiming te houden. Vele verwondingen en zelfs enkele verliezen zijn eenmaal niet te voorkomen, echter dat de vijand elke poging zwaar betaalde bleek wel uit het aanzien van een met achtergelaten mens en materiaal bedekt terrein.

*

De voorgenomen verplaatsing naar Klein Berkheide.

Nadat ook hier weer een betrekkelijke rust was weergekeerd en de eventuele vijandelijkheden met gemak door de aanwezige Nederlandse bezetting konden worden opgevangen, kwam voor onze sectie zware mitrailleurs het bericht, dat we reeds toegewezen waren, als versterking aan afdelingen die de strijd moesten aanbinden met de reeds eerder genoemde vijandelijke concentratie in de duinen ten westen van het vliegveld.
De nacht of vroege morgen werd ervoor bestemd de tocht te maken die ons scheidde van onze nieuwe bestemming, een tocht die leidde door een gebied waarin bij afwisseling vijandelijke afdelingen getrokken waren en waarvan niet genoegzaam bekend was of nog vijand zou worden ontmoet.
Zo zijn in weerwil van dit alles, de stukken startklaar gemaakt en de manschappen een vertrek aangezegd.
Een min of meer onbekende tocht zou beginnen.........
 

<< Vorige Hoofdstuk