Inmiddels was het al zo ver gekomen, dat de vijandelijke
afdelingen vechtenderwijze zich teruggetrokken hadden tot op het
vliegveld, nabij de vliegtuigen en hangars en zich verscholen in allerlei
hoeken en gaten van gebouwen en terreinobstakels en zo dan had onze
infanterie na enkele uren van verbeten strijd het vliegveld bereikt en de
eerste afdelingen stormden de vlakten op in de richting van de gebouwen.
Ook tegelijkertijd hadden de eenheden aan de andere zijden hun aanval op
het terrein ingezet en van alle kanten kon men ze het veld zien
binnenvallen, nl.... het Ie en deels het IIIe bataljon met een sectie
zware mitrailleurs van ons IIe bataljon waaronder ons stuk, vanuit
noordwestelijke en westelijke richting en links van ons, ons IIe bataljon
vanuit noordelijke richting en rechts afdelingen van het Ie Regiment
Huzaren-motorrijders vanuit Wassenaar uit zuidelijke richting.
Ten noordoosten van het vliegveld, waar zich de vijand in het dorpje
Valkenburg ophield, legde onze artillerie haar vuur, terwijl daar uit het
noordoosten de weer meer links gelegen afdelingen van ons IIe Bataljon en
nog meer oostelijker daarvan de 2e depot infanterie uit Leiden en omgeving
haar zuiveringsacties zou inzetten om het dorp systematisch te zuiveren.
Onmiddellijk daarop hadden de parachutisten zo vlug als zij steeds weer
bleken te zijn, hun stellingen opnieuw opgegooid en vuurden zij vanuit
alle denkbare hoeken en gaten op onze voorwaartsstormende mannen. Dit
uiteraard weer gevolgd door onmiddellijk dekking zoekend, weer geschiktere
tijd maar afwachten voor een volgend voorwaarts gaan.
Toch, echter, moest terrein gewonnen worden en de parachutisten moesten om
buitengevecht gesteld te worden door onze afdelingen worden benaderd.
De schuilplaatsen waarin zij zich inmiddels bevonden, waren goede
dekkingen voor hen. Zij konden ons gemakkelijk bestrijden, terwijl het, in
tegenstelling tot hun verblijf, voor ons een veel hachelijker en
moeilijker situatie was geworden, omdat het vlakke terrein onvoldoende
dekkingen biedt. Toch moest in deze situatie terrein blijven gewonnen
worden teneinde een rustpauze, waarin zij zich steviger zouden kunnen
vastzetten, te voorkomen.
Nadat enige groepen tirailleurs vanuit een in aanbouw zijnde hangar, die
zij zoeven voor dekking hadden gebruikt, waren opgedoken en de vijand tot
op enkele tientallen meters naderden, nam het vijandelijk vuren toe. Vanaf
de daken van de gebouwen op het vliegveld en vanuit luiken en ramen en tot
grote verrassing van ons allen, van onder de vliegtuigen vandaan, die op
het vliegveld geparkeerd stonden, werd het vijandelijk vuur geopend. Een
vrij aanzienlijk aantal parachutisten hadden dekking gezocht achter de
grote rubberbanden van de vliegtuigwielen en trachtten zodoende vanuit
voor ons onverwachte hoeken ons verliezen toe te brengen.
Weldra waren onze manschappen weer van steviger posities voorzien of de
zware mitrailleurs van onze afdelingen werden op de gevaarlijke hoeken
gericht. Deuren en ramen van die loodsen werden doorzeefd van kogelgaten
en verschillende vliegtuigen lagen onder een regen van projectielen. Even
kort te voren had ik enkele manschappen de patroonkarren wat bij laten
trekken, die nu langs de slootkant en bovendien een goede halve meter
lager dan het terrein stonden opgesteld, zodat munitie in onmiddellijk
bereik stond en gemakkelijker kon worden aangevoerd. Zo waren dan de
leeggeschoten kistjes al spoedig vervangen door volle exemplaren. Ook
hadden zich onze mensen al spoedig verspreid op grotere afstand onderling
van elkaar teneinde bij een eventueel voorwaarts gaan voor de vijand
minder trefkans te zijn.
Het vuren van de aanvalsvoorbereiding was begonnen. De mitrailleurs spoten
wat ze konden. De tirailleurs stonden onder dit vuur voor hun laatste run
die de overmeestering van de hangars en overige gebouwen tot gevolg moest
hebben. Het grote ogenblik zou komen waarop de herovering van de
eigenlijke vlieghaven zou moeten plaatsvinden. Ook in de wijde omtrek van
het gevechtsterrein was het bekend, dat onze infanterie onmiddellijk de
laatste aanval op touw zette. De artillerie had het vuren gestaakt
teneinde nu eigen troepen de gelegenheid te geven de gebouwen en
omliggende terreinen te nemen. Het vuren vanaf grote afstand was geëindigd
terwijl het vuren van korte afstand de wapens van onze infanteriegroepen
het vuren periodiek van elkaar overnamen.
Het laatste commando ‘hoera’ was gegeven en vanuit verschillende
richtingen renden onze infanterie-afdelingen op het hoofdgebouw aan,
waarop een grote hakenkruisvlag zijn aflossing wachtte. Geruime tijd had
dit doek, ten aanschouwen van onze soldaten op het dak gewapperd, maar nu
was de tijd er, om het zo gauw mogelijk voor elkaar te krijgen het te
verwijderen. De op de Duitsers afstormende soldaten dachten nergens anders
meer aan, dan hun aanval, die zij begonnen waren tot in het uiterste te
doen slagen. Dankzij de goed voorbereide en daardoor bliksemsnelle
handelingen van onze afdelingen, kon de vijand zijn nieuwe
verdedigingspositie niet zodanig hebben betrokken, dat een verhindering
kon worden verwezenlijkt, de laatste sprong van de Hollanders te laten
mislukken. Naar alle kanten van het gebouw en in alle richtingen waar
deuren of doorgangen, ramen, trappen en portieken waren, stormden de
mannen met zulk een verbetenheid hun doel tegemoet, dat het reeds een ware
overwinning geleek.
Terwijl onze groepen naar binnendrongen, verschenen enkele parachutisten
op de daken van de gebouwen en trachtten vanuit de hoogte de stormloop te
breken. Terwijl zij zich installeerden was het te laat. Hollanders waren
in een minimum van tijd de gebouwen binnen getrokken en geschut van
anderen, buiten opgesteld en in de omgeving postgevatte stukken, waaronder
het onze naar boven gericht, beantwoordden deze brutaliteit. Tegengesteld
sloegen nog wel enige projectielen in onze omgeving in de grond, maar dat
beschouwden we maar als de laatste stuiptrekking. Echter binnen, achter de
muren van de hangars en gebouwen vonden een ogenblik verwoede gevechten
plaats. Schoten waren duidelijk hoorbaar.
Na verloop van enige tijd werd die onzichtbare strijd merkbaar minder,
want ook enkele andere groepen waren naar binnen gegaan om de binnen in
strijd gewikkelde collega’s te hulp te komen en voorts bij te staan in de
gevangenneming van die vijand.
Niet lang daarna, waarbij ook geen levensteken op de daken meer te
bespeuren viel, was plotseling aller oog gericht op het verschijnen van
een drukdoend iemand aan de vlaggevoet, waarbij onmiddellijk geconstateerd
werd, dat die een Nederlandse helm droeg. Voordat men zich kon afvragen of
dit vals of echt was, verscheen een tweede man. Het kon haast niet anders
of onze mensen moesten kennelijk de bovenverdieping definitief hebben
bereikt, want kijk wat doen zij daar? Het vlaggekoord ging los, het
hakenkruis zakte. De vlag werd gestreken. Gewonnen? Was het doel bereikt?
Ja!! Het was gelukt!!! Want onmiddellijk hierop verscheen onze Driekleur,
hier dus het symbool van een overwinning. Het rood, wit en blauw wapperde
weer op Valkenburg. De slag om het hoofdgebouw benevens enkele kleinere
gebouwen eromheen was in ons voordeel geëindigd. Ook de Duitsers die nog
verscholen zaten onder hun vliegtuigen en in de omgeving van wat verder
gelegen gebouwen konden het nu zien, dat hun tegenstand verder nutteloos
bleek.
Nauwelijks was onze Driekleur gehesen of in de wijde omtrek barstten de
saluutschoten los. Zware artilleriegranaten en P.A.G. projectielen deden
alles dreunen. In een wijde omtrek ploften ze boven het overige, nog niet
genomen terrein en tussen de vijandelijke vliegtuigen uitéén. Voor de rest
van de vijand nog eens een verontrustingsvuur, echter voor ons een
overwinningslied. Mortieren en mitrailleurs voltooiden met hun klappen en
geratel het oorverdovend lawaai. Het was de eerste grote overwinning op de
Duitsers die in de loop van de dag behaald werd. Enkele uren hadden ze het
veld mogen bezetten, maar nu was het uit. Ook de overigen zouden nu heel
spoedig worden opgeruimd.
Aan de andere zijde van het vliegveld drongen troepen vanuit oostelijke
richting op, geholpen door afdelingen uit Wassenaar. Valkenburg, het
plaatsje aan de noord-oostrand werd nu het toneel van de strijd, omdat de
terugtrekkende vijand die, en naar het plaatsje en in de richting van het
nog onbevochten gedeelte van het vliegveld wegtrokken, opgevangen werd
door afdelingen uit Wassenaar en rondgetrokken delen van noordelijk
gelegen eenheden van het 4e regiment. Fanatiekelingen schoten zo nu en dan
nog van onder de vliegtuigen vandaan om op die manier nog te trachten, al
moesten ze het met hun leven bekopen, onze groepen verliezen toe te
brengen.
‘Het overzichtelijke’ wil nog, dat vermeld zij, dat deze parachutisten en
luchtlandingstroepen aan onze reservetroepen, die wij eigenlijk waren,
zoveel te doen gegeven hadden, dat we verhinderd werden om de fronttroepen
in het oosten des lands te hulp te komen. Een ieder, die een militair
uniform droeg, werd hier in actie gebracht, zelfs de troepen van de twee
depots Infanterie uit Leiden, die slechts een gedeeltelijke opleiding
genoten en nog kort onder de wapenen waren en die pas in de eerste stadia
van militaire geoefendheid verkeerden. Deze jonge soldaten, die
voornamelijk in de richting van de Haagse Schouw bij Leiden gevochten
hadden en ten overvloede dat gebied heroverde en nu het veld van
tegenovergestelde kant naderden, waren even verbazingwekkend als meer
geoefenden in het vuur. Het Duitse opperbevel sprak in zijn instructies
die in Hollandse handen waren gevallen, op schampere wijze over deze
mannen als ‘onbruikbaar en ongedisciplineerd’, maar toen deze jonge mannen
op de proef werden gesteld die morgen, vochten zij met zulk een moed en
woede tegen de Duitse troepen, dat ook zij een groot aandeel hadden in het
doen mislukken van de Duitse actie om na een vast en hecht bezit van
vliegvelden de zetel der Hollandse regering te omsingelen, Den Haag binnen
te trekken en in een ommezien alle centra te bezetten. Want deze brutale
poging had haar doel nu gemist, de parachutisten werden tot op heden bijna
allen, zo niet vernietigd dan toch buiten gevecht gesteld, de troepen die
uit de lucht landden, bereikten Den Haag niet, dankzij de dapperheid van
ook dat aantal jonge mensen wier vurige vaderlandsliefde volop goed maakte
wat zij te kort kwamen aan militaire opleiding.
Het Hollandse leger was geoefend en uitgerust meer voor verdediging dan
voor aanval. Als gevolg van de Duitse inval die morgen vanuit de lucht,
zagen nu onze soldaten zich voor de noodzakelijkheid geplaatst, aanvallen
te ondernemen in ons vlak, dus moeilijk terrein, dat vanaf de duinen zich
landwaarts uitstrekt, een taak waarvan men hoopte, dat die in het oosten
aan de vijand alleen ten dele zou vallen. Maar nu waren wij verplicht
offensief in zulk terrein op te treden.
Nadat zich onze troepen bijzonder verdienstelijk hadden gemaakt en de
gevechtsactiviteit die middag en avond enigszins was verminderd, besloten
onze ondercommandanten de komende nacht op het vliegveld onder nog wat
beschutting van de in aanbouw zijnde hangar of loods door te brengen.
De schemering was ingegaan, de zon was reeds achter de horizon verdwenen.
Een betrekkelijke rust heerste, omdat in beide richtingen zo langzamerhand
de vijandelijke zuivering was voltooid. Enkele verscholen resten van zeer
verzwakte vijandelijke eenheden, die toch geen verbinding meer hadden met
hun bevelvoering en in allerlei richtingen waren verspreid, dienden de
volgende morgen echter opgeruimd te worden. Bovendien waren de manschappen
van ons Iste en IIIe bataljon met enige andere eenheden uit de richting
Wassenaar in het westen dicht tot deze laatste overgebleven vijandelijke
groepjes opgetrokken. Ook hen werd nu wel duidelijk, dat uitbreekpogingen
nutteloos zouden blijven. Onverwachte, dan wel noemenswaardige aanvallen
hadden we nu hier niet meer te verwachten.
Het liet zich aanzien, dat we niet eerder dan na middernacht of de andere
morgen vroeg eventuele andere bestemmingen zouden krijgen mits genoemde
vijandelijke resten, waaronder naar verwacht, toch nog wel genoeg zeer
fanatieke elementen schuilen, de Nederlandse omsingeling niet met hun
laatste en uiterste krachtsinspanning tot hun laatste schot zouden
bestoken. Onder een afdak van het genoemde in aanbouw zijnde werk vonden
we een, vanuit verschillende richtingen gezien, bijzonder goede dekking.
Op alles, wat er toch zou kunnen gebeuren, voorbereid groeven we tussen 2
stapels bouwstenen een kuil ter grote van 4 meter middellijn waarin ons
stuik met de bedieningsmanschappen gemakkelijk wat konden uitrusten. De
gasmaskers hadden we opzij gelegd om met ons pioniersgereedschap bij het
graven en inrichten gemakkelijker uit de weg te kunnen. Andere groepen
deden, op enige afstand van elkaar, eveneens soortgelijke voorbereidingen
teneinde voor de komende nacht verzekerd te zijn van een goede beschutting
tegen de nog frisse nacht en eventueel vijandelijk vuur dat door
achtergebleven landingstroepeneenheden nog zou gewaagd worden te geven, al
was het alleen maar om ons tot actie te bewegen en zodoende onze positie
te weten te komen. In betrekkelijk korte tijd waren de nodige
voorbereidingen gedaan en een voorlopige bezetting van het terrein
verzekerd.
Helemaal donker werd het niet, de lucht was helder, de scheiding van de
blauwe lucht met de dakranden van de gebouwen waren goed te onderscheiden.
De sterren flikkerden als altijd, het werd al wel fris. We hadden ons
allemaal kort bij elkaar genesteld, enkelen rolden hun jassen uit en
gooiden die uitgespreid over zich heen. Wij echter, die net nog bij het
laatste daglicht de laatste gevechtssprong naar de plaats van genoemde
beschutting maakten en vanwege het gedekt voorwaarts gaan, onze bagage met
de uitrustingsstukken op en nabij de patroonkarren hebben achtergelaten.,
moesten dan maar wat improviseren. Uiteraard was het zaak om in zo’n soort
rustpauze, de materialen en daarbij behorende manschappen, de komende
pauze, wat bij te laten trekken, wat ook in uiterste stilte, voor de
vijand in het geheim, die avond nog gebeurde.
Toen het zo een paar uur betrekkelijk rustig was geweest en ook van het
rustend gedeelte niemand noemenswaardig wat gezegd had, zo niet gedommeld,
werd het echt wel koud. Het was ons overvallen. De één kon de benen, de
ander de armen nauwelijks bewegen. Eén voor één rekte zich wat uit om weer
aan beweging te gewennen. We trachtten ons wat van het zand te ontdoen dat
vochtig aan de tuniek was geplakt. Aan beide zijden van de steenhopen was
voortdurend het vliegveld in het oog gehouden geweest, door om beurten de
uitkijk te betrekken. De commandanten waren voortdurend met elkaar in
contact geweest om, na van uur tot uur de situatie te hebben bekeken, de
komende bewegingen te bespreken. Nog steeds was het vrij rustig gebleven
en niets wees op een grootse, zo niet grotere activiteitsverhoging van de
vijand. Echter toen we een onafgebroken gegons hoorden, vroegen we ons af
of dat veranderingen zou brengen en of dat verband zou houden met
ontwikkelingen van de strijd in ons gebied of ver daarbuiten. Het was een
geluid dat noch dichterbij kwam noch verder weg ging. Waren het geen
vliegtuigen die veruit de kust of diep in ons land overvlogen, dan toch
was het mogelijk, dat het de motoren van de aan de kust patrouillerende
marineschepen waren.
Eerst vroeg het onze speciale aandacht, maar toen het geluid goed en wel
bleef aanhouden, sloeg men er geen acht meer op, tot op een moment het
eentonige gonzen veranderde en sterker werd, voor een ieder goed merkbaar.
Zouden het toch nog vliegtuigen kunnen zijn? Kan dit geen nachtelijke
aanval worden op het vliegveld? Weinige ogenblikken later, toen het geluid
van nog dichterbij werd gehoord, was het zaak ons voor te bereiden op
alles wat aan vijandelijkheden verwacht kon worden. De commandanten
gelastten weer alle mogelijke waakzaamheid en de manschappen reageerden
als automatisch onmiddellijk: ‘wees op je hoede!’, voor de zoveelste maal.
Weer enkele minuten later, toen het motorgeronk zo nabij was gekomen, dat
richting kon worden bepaald, constateerden we, dat er vliegtuigen langs de
kust vlogen. Hierop werden herhaalde malen mitrailleurschoten gelost,
zelfs enige granaatexplosies waargenomen. Zou hier wellicht sprake zijn
van geallieerde bombardementen of beschietingen op het door de vijand
bezette strand? Deze gedachten werden enigszins gesterkt toen een zeer
snelle jager, naar alle waarschijnlijkheid van geallieerde zijde,
plotseling heel laag over het veld schoot. Aanvankelijk verschrikt door
het plotselinge gegier, vatten even later de gedachten post, dat het wel
kon zijn een aankondiging voor hulp van buitenaf. Het was echter zo...,
dat indien nodig, dit op een verzoek van onze legerleiding zou worden
geschonken. Of dit verzoek zou zijn gedaan was ons echter onbekend, maar
de verwachting des te sterker, als gevolg van het feit, dat Hollandse
troepen op dat moment nog niet rond de Wassenaarse Slag doorgedrongen
waren, echter alleen een Duitse bezetting van landingstroepen van 2 à 300
man sterk die nu onder schot kwamen.
Waarschijnlijk hierdoor enigszins geactiveerd, wellicht met de gedachten
als zouden hun makkers in de weer zijn gekomen om hen te ontzetten,
waarbij zij dan ons tevens de angst zouden moeten aanjagen. In onze
onmiddellijke nabijheid hadden, evenals elders op het dak, waaronder we
genesteld lagen, enige vijandelijke elementen zich die avond angstvallig
stil gehouden, terwijl zij nu in onze richting vuurden. Op meerdere andere
terreingedeelten kwam men merkbaar in beweging. Onmiddellijk werd alles
gedaan om elke opleving van de tegenstrijder te smoren. Zo dan gingen we
uitéén, nam een ieder zijn plaats in en snelden enigen van ons stuk met
een naburige groep de ladders en stellingen op naar boven. Hier en daar
vonden korte gevechten plaats waarbij gemeenlijk de eersten tegenstand
boden en vielen en nadat ze hadden ingezien, dat wij de paniek meester
waren geworden en de rest zich overgaf.
Uit de richting van enige kleinere gebouwtjes wat verderop, waaraan
aanvankelijk geen aandacht meer geschonken werd, kwamen eveneens enkele
vuurstoten, tot zelfs vanuit de richting waar de gelande, verbrande en
beschoten transportvliegtuigen stonden. Echter is het, na een dag van
dermate felle strijd en bekend met de ernst daarvan, ons nu niet zo zwaar
gevallen, zodat we elk geval onverwijld het hoofd boden en terdege ons
snel overtuigde van de mate van weerstand, die we ontmoetten, door er ook
onmiddellijk op af te gaan om een zo nodige opruiming te houden. Vele
verwondingen en zelfs enkele verliezen zijn eenmaal niet te voorkomen,
echter dat de vijand elke poging zwaar betaalde bleek wel uit het aanzien
van een met achtergelaten mens en materiaal bedekt terrein.
*
De voorgenomen verplaatsing naar Klein Berkheide.
Nadat ook hier weer een betrekkelijke rust was weergekeerd
en de eventuele vijandelijkheden met gemak door de aanwezige Nederlandse
bezetting konden worden opgevangen, kwam voor onze sectie zware
mitrailleurs het bericht, dat we reeds toegewezen waren, als versterking
aan afdelingen die de strijd moesten aanbinden met de reeds eerder
genoemde vijandelijke concentratie in de duinen ten westen van het
vliegveld.
De nacht of vroege morgen werd ervoor bestemd de tocht te maken die ons
scheidde van onze nieuwe bestemming, een tocht die leidde door een gebied
waarin bij afwisseling vijandelijke afdelingen getrokken waren en waarvan
niet genoegzaam bekend was of nog vijand zou worden ontmoet.
Zo zijn in weerwil van dit alles, de stukken startklaar gemaakt en de
manschappen een vertrek aangezegd.
Een min of meer onbekende tocht zou beginnen.........