Het was middernacht van donderdag 9 op vrijdag 10 mei 1940, even rustig als altijd. Nu er toch niets meer te doen was, trachtten we wat te rusten en nog wat in te dommelen. Dit
uiteraard gekleed om indien nodig eventuele nadere orders onmiddellijk te kunnen uitvoeren en de uitrusting met wapens in ieders bereik. Sommigen voelden nog wat om aan tafel wat te lezen of een kaartje te leggen,
een viertal banken in het midden van het lokaal leende daarvoor de gelegenheid. Met dezelfde rust verliep ook het volgende uur. Daarna ging weer de telefoon, dit maal voor een meer geruststellender bericht, hoewel
de positie waarin ons land verkeerde bleef zoals die was. We konden ons ter
rustte leggen, maar ........ verwachtende blijven, dat elke ogenblik een volgende order 'onmiddellijk klaarmaken' kon worden gegeven. Éen
voor éen verborg zich onder zijn wolletje, terwijl de uitrusting met de kleren (plunje) in ieders nabijheid diende te blijven om onmiddellijk wanneer dit nodig mocht zijn op te nemen en om te hangen. Wat nog
restte van de nacht, verstreek. Vrijwel allen lagen nog in diepe rust, toen de eerste lichtstralen van de nog niet opgekomen zon de lucht een rossige kleur begonnen te geven.
Door een mij onbekende oorzaak ontwaakte ik. Donker was het niet meer, wat mij dus deed vermoeden, dat het tijd ging worden om aanstalten te maken voor het morgenappel. Toen ik wat
rond keek, zag ik dat het merendeel van de kamerbemanning nog sliep. Enkele waren wakker. Ook zij staarden ietwat verschrikt in het rond, iets wat wel vreemd aandeed. Opvallend was, dat een bijna onhoorbaar gegons,
echter op grote afstand aller aandacht kreeg. Wellicht was naar onze mening, de luchtmacht overgegaan tot oefeningen. Deze gedachten waren aannemelijk door de ligging van twee in onze onmiddellijke omgeving gelegen
vliegvelden. Mogelijk was dit anderzijds, hetgeen minder het vermoeden was, weer een toevallige schending van ons grondgebied. Ik trachtte nog wat te slapen en draaide mij maar weer om, mij onverschillig latend,
wat zich daar hoog in de lucht voordeed. De laatste weken waren meer dan eens de militaire manoeuvres en vluchten van vliegtuigen de orde van de dag.
Een minuut of wat later, toen ik weer wat was ingedommeld, werd ik plotseling op een niet al te zachte manier uit mijn slaap gewekt. Het leek of het gehele gebouw zich op mij neer zou
storten. In een ommezien van tijd hadden we ons allen gekleed en waren naar buiten gehold om ons van het gebeurde op de hoogte te stellen. Even na die hevige slag konden we het geluid van enkele vliegtuigmotoren
horen, dat inmiddels vanuit onbekende richting meer en meer dichterbij kwam. Weer volgden enkele zware explosies, terwijl tegelijkertijd de telefoon op het compagniesbureau onafgebroken rinkelde. Terzelfder tijd
kwamen de kapitein en de luitenant het schoolplein opgelopen. Onmiddellijk snelden zij naar de telefoon, terwijl nu ook van alle kanten knallen van afweergeschut
werden gehoord. Al heel gauw was alles in de weer.
Een ieder trachtte zich, van het dak af, van voor de ramen van de bovenste verdieping en van buiten van de plaats af op de hoogte te stellen van de oorzaak of bedoeling van die plotselinge actie. Weer enkele
ogenblikken later ging de deur van het bureau open, waarop de luitenant zich vertoonde met een veelbetekenende trek op het gelaat. De compagnies commandant daarachter met wat zenuwachtig opgewonden gebaren, een
zich toevallig op de trap naar beneden gaande soldaat gelastend de wachtcommandant te roepen. Nauwelijks was deze de trap opgelopen of nog voor hij zich melden kon, klonk: 'Alarm! ....Blazen!....onmiddellijk!
Hierna werd ook onmiddellijk gevolg gegeven aan het bevel, de hoornblazer blies met meer energie dan anders en kweet zich ditmaal bijzonder van zijn taak. Ook van de in de omgeving gelegen kwartieren konden we het
hoorngeschal horen. Het bericht had zich zeer snel verspreid. Het motorgegons van vliegtuigen werd ook sterker en zwaarder, van oefenen kon geen sprake meer zijn. De ernst van de toestand liet dat niet toe. Burgers
en militairen, allen waren ondertussen naar buiten gegaan, burgers als toeschouwers en militairen om hun laatste opdrachten uit te voeren. Al doende ging herhaalde malen later de telefoon en bericht na bericht kwam
binnen.
ALARM.
Plotseling ontvingen we het bericht: 'Oorlog; oorlog is een feit geworden, Duitse troepen trekken onze oostgrenzen over. Onze troepen trekken zich voor een grote overmacht in mens en
materiaal terug'.
'Oorlog, geen oefening, werkelijk oorlog in Nederland, als een donderslag bij heldere hemel werd dit nieuws ontvangen.
Het maakte grote indruk op iedereen, een ongelooflijke werkelijkheid had begonnen. Het had een ieder nog grotere aansporing tot klaarmaken voor vertrek gegeven, alles werd snel
afgewerkt. In tijd van enkele ogenblikken hadden de karrevoerders met nog enkele helpers de mitrailleur- en patroonkarren van de stallen gehaald en weer anderen verdere werkzaamheden verricht ter voorbereiding van
het vertrek. Het was éen grote bedrijvigheid in de bergschuren, in de keuken, bij de foerier en alles wat er maar nodig was werd naar de binnenplaats gesleept.
Eensklaps brak de hel rondom ons los, toen het luchtafweergeschut in volle actie kwam tegen meer en meer overvliegende vijandelijke vliegtuigen, die op betrekkelijk kortbij gelegen
militaire gebouwen als hangars op omliggende vliegvelden bombardeerden. We konden ze zien als silhouetten tegen het blauw van de morgenhemel. Ze strooiden dood en verderf over ons, die hun of wie ook nooit bij ons
weten enig leed hadden gedaan: en die zoals hun leiders maar al te goed zullen hebben geweten, neutraal waren gebleven in de volste zin van het woord. In deze haast werden de laatste gegeven orders uitgevoerd,
terwijl vijandelijke vliegtuigen als maar boven ons gonsden. Dan was er heel even een vermindering in de activiteit van de zoeven losgebarste actie. Een kleine herademing vond plaats, echter van heel korte duur,
want weer kwamen de zoeven tot rust gekeerde vuurmonden in actie en nam het zoeven ontstane helse lawaai weer in hevigheid toe. Een bijzonder laagvliegende jager, met een hoogstwaarschijnlijke verkenningsopdracht
dook plotseling van achter het gebouw op en vloog op ongeveer een vijftigtal meters hoogte over onze plaats, waar wij de laatste hand legden aan de opstelling der mitrailleurs voor luchtdoelen op de karren. Met een
oorverdovend geratel vuurden de in de omgeving opgestelde mitrailleurs op het toestel, dat in een ommezien van tijd, met reusachtige snelheid weer achter de toppen van de hoogste gebouwen en bomen voor het gezicht
was verdwenen. Zo werd na enige herhaalde verstoringen de troep startklaar gestoomd.
Enige tijd later kwamen burgers vertellen, dat reeds de eerste vliegtuigen op enkele honderden meters in zee waren neergeschoten. De mensen waren namelijk onmiddellijk in de vroege
morgen, nadat zij van de luchtacties hoorden, naar de zeeboulevard gegaan en waren getuigen geweest van de eerste treffers door Hollands vuur. Zij zijn door Hollandse militairen ingerekend. Ook had men enkele
parachutespringers boven het strand waargenomen, die zich blijkbaar uit aangeschoten vliegtuigen hebben willen redden.
Het ogenblik van uitrukken was gekomen, de compagnie was in zijn geheel nu strijdvaardig en ook nu in dit gebied tegen luchtaanvallen gewaarborgd. De wapens waren namelijk op hun
karren op de luchtdoelaffuit geplaatst met de schutter er onmiddellijk naast, de andere manschappen klaar bij het overige materiaal teneinde bij herhaling van het plots opduiken van vliegtuigen onmiddellijk te
kunnen vuren.
De opmars van de tweede Compagnie naar Katwijk.
Onder belangstelling van veel dorpsbewoners, die ook inmiddels waren opgestaan en op de vroege morgen naar buiten waren gegaan, verlieten we ons kwartier en onze zo bekend geworden
omgeving.
Ook door de straten leek het een ware uitgeleide door de dorpsbevolking. Echter wel onder een bedrukte stemming. De groet van bekenden was echter een ernstig strakke blik met een knik
en geen woord werd gesproken.
Kort daarna hadden we het dorp verlaten en de tocht, die ons deed vermoeden wellicht naar een bestemming, die sinds de vorige maal bekend was geworden, leidde, was begonnen. Nogmaals
werden de mitrailleurs en verdere wapens nagezien, omdat ze nu elk ogenblik in gebruik moesten kunnen worden genomen. We waren op open terrein aangekomen. Het dorp met nog zijn enige bescherming van huizen en bomen
tegen vuur en zicht lag achter ons en we hadden de hoofdweg naar Katwijk gekozen om via deze weg langs het vliegveld bij Valkenburg aan de Wassenaarse Slag te komen. Herhaalde malen vlogen, nu nog steeds op grote
afstand, de vliegtuigen vanuit alle richtingen over de omliggende velden, die met bloeiende onafzienbare grote vakken vol bollenplanten en met allerhande planten en struiken in volle bloesempracht stonden. Hier en
daar, tussen deze vakken stond het huisje van de eigenaar of verzorger van deze pracht. Ook zij zagen nieuwsgierig maar angstvallig rond en naar onze voorbijtrekkende groepen. De weg, als hoofdverbinding tussen de
beide dorpen lag hier evenals altijd onder druk verkeer. Men kon nu nog bijna zeggen van nietsvermoedende mensen. Ze waren bewonderenswaardig in hun zelfbeheersing en van een paniekstemming was niets te merken. Per
fiets of te voet gingen zij dan toch nog maar kalm naar hun werk, nu en dan opziende naar de vliegtuigen, die telkens weer boven hun hoofden cirkelden. Van gaande weg meer voorbijgangers kwamen wij ter ore, dat
velen die morgen vroeg parachutespringers hadden waargenomen. De gedachte was echter, dat zich de vliegtuigbemanning uit door Hollands afweer aangeschoten vliegtuigen wilden redden door dit te verlaten. Aannemelijk
wel, omdat die morgen vroeg veel afweer gehoord is geweest en verscheidene vliegtuigen reeds aan de grond waren gezet, zo men zei.
Inmiddels waren steeds meer vliegtuigen verschenen. In de wijde omtrek waren ze soms niet te tellen. Telkens weer moesten we ons dekken in de aan de kant van de weg aanwezige greppels
voor steeds meer en dichterbij en laag overvliegende vijandelijke toestellen, waarvan de vliegers waarschijnlijk op grotere afstand onze groepen hadden ontdekt en uiteraard meer van dit transport wensten te weten.
De schutters en helpers waren natuurlijk onafgebroken bij de wapens. Elk gewenst ogenblik moesten onze stukken het vuur op de naderbijkomende monsters kunnen openen. Naar wij spoedig hadden kunnen vaststellen,
waren het toestellen van de grootste en zwaarste soorten.
Kijk wat is dat nu? In de verte, het was zo, ongeveer te bepalen boven het Noordwijkerhoutterrein, vlogen enkele groepen vliegtuigen, die zojuist tientallen parachutespringers
afwierpen. Zouden die nu allemaal zijn aangeschoten? Neen, dat zal niet, ......kijk weer een groep. Steeds meer zagen we er, hun parachutes staken als heldere witte puntjes tegen de blauwe hemel af. Zo voor het oog
als kleine poppetjes aan ontplooide zakdoeken, die de lucht daar vulden. Vol bewondering keken allen naar het schouwspel, maar tevens werden de rondvliegende toestellen in het oog gehouden. Lang konden we er
natuurlijk niet naar kijken, want ons doel lag nog enkele uren verder, dus marcheerden onze troepen zo goed en zo kwaad als het ging, met herhaalde malen in dekking gaan en verzamelen weer verder.
Plots ontdekten we, dat in de richting van de opmars dezelfde taferelen zich afspeelden. Hier en daar bengelden nog groepjes vanuit vliegtuigen, die nu inmiddels in onze richting
waren gekoerst. Zij kwamen zeer snel naderbij en veroorzaakten nogal wat beweging in onze groepen. Wat zal hun doel nu zijn. 'Dekken'. Het volgende commando klonk: 'klaar voor vuren'. De schutter was op de wagen
gesprongen en had zijn plaats achter het wapen ingenomen, klaar voor het geval, te kunnen vuren, als de vliegtuigen in onze richting zouden doorvliegen. Dan echter zwenkten zij weer in oostelijke richting en
verdwenen. Lang hielden we ze in het oog tot ze in de verte verdwenen waren, maar weer anderen naderden. Ook die hadden hun last boven het voorterrein achtergelaten. Weer dwarrelden enige tientallen parachutes
langzaam naar beneden. Dit gebeurde bij herhaling en het gaf ons bijna geen gelegenheid meer de tocht voort te zetten. Steeds meer haastig voorbijtrekkende burgers kwamen uit de richting van Katwijk, dat nog een
enkele kilometer van ons verwijderd lag en hoe dichter we het dorp naderden, hoe drukker het was. De één voor de ander verliet de woonplaats, velen wisten niet waarom ze waren vertrokken, anderen deden het omdat
zij het weer anderen zagen doen, wel met de wetenschap, dat er iets gaande was en vanwege de drukte en lawaai van die morgenvroeg, want ook zij hebben het vuren en de explosies van de bomontploffingen beleefd met
intense schrik in het lichaam. Van weer andere Katwijkers hoorden we, dat het uitwerpen van talrijke parachutisten reeds eerder in de morgen had plaatsgevonden. Nader vernamen we weer uit berichten afkomstig van de
omgeving van Valkenburg, dat deze parachutisten op het vliegveld en omgeving waren neergekomen, ja, ze zouden het veld reeds hebben bezet. Af en toe werd de lucht weer verscheurd door luide explosies van springende
granaten van afweergeschut. Klaarblijkelijk was de vijand nog niet klaar operaties uit te voeren, want telkens weer kwamen vliegtuigen, dan enkelen, dan weer grotere groepen te voorschijn, die voor ons
onbegrijpelijk en met voor ons onbekende bedoeling niets anders dan maar rondvlogen, als konden zij hun doel niet vinden.
Van lieverlee waren we dan toch Katwijk dichter genaderd. Het was een enigszins opwindende tocht zo vroeg in de morgen, terwijl alsmaar het afweergeschut onophoudelijk vuurde op de
overvliegende toestellen en het onzichtbare verre voorterrein. We hoorden zowel korte scherpe explosies als zwaar dreunend geluid.
'De parachutisten hebben hun operatieterrein uitgebreid en hebben Katwijk bereikt', een bericht dat ons onmiddellijk nu ook voor landdoelen deed voorbereiden. De wapens werden om en
om, de één voor luchtdoel, de ander voor landdoel ingericht. Het stuk, dat mij inmiddels als stukscommandant was toegewezen, was bestemd om eventueel te verwachten aanvallen op de begane grond het hoofd te
bieden.
De oorlog had zich nu werkelijk in onze naaste omgeving verplaatst. Het was een gedachte die we, onmiddellijk na ontvangst van dat laatste bericht kregen, of we, nu in deze toestand
geraakt, ooit het resultaat van de uitslag van de hier begonnen slag nog wel zouden beleven. We wisten nu wel zeker, dat we in de loop van de morgen in contact zouden komen met de vijand.
Ofschoon we onder steeds toenemend en heviger vuren het dorp inmiddels genaderd waren, wisten we nog weinig van de situatie in Katwijk af. Wat ons wel opviel was, dat het geluid van
automatische wapens in steeds meer nabij gelegen omgeving gehoord werd. Het zicht over de terreinen was nu enigszins belemmerd door struikgewas, dat hier en daar aan de kant van de weg tamelijk hoog opschoot.
Plotseling opende een onbekend stuk op nogal korte afstand het vuur. Klaarblijkelijk had zich een stuk van ons IIIe bataljon in het goed begroeide voorterrein zich
opgesteld en aan de rand van het dorp een aldaar gelegen hoofdweg, die naar zee leidde, onder vuur genomen. Vrijwel zeker, dat zich de vijand in die richting heeft moeten verplaatsen teneinde de veiligheid van hun
gelande eenheden aan de tegenovergestelde zijde van het dorp zekerder te stellen.
Weer vuurde het en nog eens en nog eens. De veronderstelling moest wel juist zijn, want de actie scheen begonnen te zijn. Het vuren werd beantwoord. 'Dekken!!!'
Allen wierpen zich onmiddellijk neer, de karren tegelijk naar de kant van de weg slepende, de schutters weer in de onmiddellijke nabijheid van het wapen. Langs de weg was een smal
strookje gras, dan wat struiken en daar achter een schuine grasglooiing van ongeveer een meter of twee en tenslotte een vrij brede sloot. We bevonden ons ongeveer op een tweehonderd meter afstand van de eerste
dorpshuisjes en waren juist van plan om in groepen te verdelen en op enige afstand van elkaar te verspreiden teneinde een linie te verkrijgen en zo mogelijk geleidelijk het dorp te gaan doortrekken. Het plaatsje
zou namelijk van eventuele vijandelijke indringers, die vanaf de andere zijde uit de richting van het vliegveld Valkenburg in de buitenste straten van Katwijk zouden zijn doorgedrongen moeten worden gezuiverd. Nu
echter waren we gebonden aan steevast te blijven waar we waren. Gedekt en in afwachting onder hevig vuur van beide zijden. De beantwoording van het vuur van ons voorgenoemde IIIe bataljon was wel zo intens hevig,
dat we, in plaats van voorwaarts gaan, ons ter plaatse voorlopige stelling inrichtten. Terwijl wij dit deden, had onze commandant een paar ordonnansen vooruit gestuurd om van de situatie van onze troepen, die nabij
Katwijk gelegerd waren, nauwkeuriger gegevens te verkrijgen en zo mogelijk daar ter vernemen waar precies Duitse troepen zich reeds hadden gevestigd.
Nu was het wel heel zeker, dat we korter op de vijandelijke voorposten zaten, dan dat iemand maar vermoeden kon. De laatste gegeven opdracht tot verspreiding opgeschort, het
onmiddellijk in dekking gaan en stellingen betrekken, dit alles na het begonnen vuurduel waren wel een duidelijk bewijs daarvan.
Slechts enkele ogenblikken later keerden de uitgezonden mannen terug, hun gelaatsuitdrukkingen waren gespannen en zichtbaar zenuwachtig bewogen. 'Parachutisten in grote getale geland
en voorts troepen door transportvliegtuigen aan land gezet!', was het eerste, dat ons de mannen aankondigden en vervolgens 'hun eerste doelen lagen rondom het vliegveld, dat inmiddels reeds bezet is, en vervolgens
zijn ze met hun zeer moderne bewapening in omliggende boerderijen, schuren en wat voor verdere schuilgelegenheden dienen kan verborgen. Voorts zou de bezetting van het dorp Valkenburg aan de gang zijn en weer
andere vijandelijke troepen naderen reeds via de dorpsstraten van Katwijk onze stellingen, waarbij een groot deel van het dorp reeds werd bezet. Onmiddellijke hulp aan ons Ie bataljon en vooral ons IIIe
bataljon, dat al verdeeld was, is geboden. De compagnieën van voornoemd bataljon hadden reeds hun handen vol aan verspreide troepen in het duingebied ten westen van het omstreden terrein.
Spoedig na dit ontvangen bericht werden wat uitgebreidere verkenningen gedaan en onze stukken in nog meer vooruitgeschoven en meer geschikter posities gebracht. Dit alles moest zeer
voorzichtig, uiterst oplettend en zo veel mogelijk gedekt voor gevaar vanuit de lucht, groepsgewijs worden ondernomen.
Terwijl dit alles werd voorbereid en uitgevoerd kwam ons ook ter ore dat tientallen parachutisten ook tot in onze onmiddellijke omgeving waren doorgedrongen. Zij zouden in de uiterste
buitenwijken van het dorp, in welks onmiddellijke nabijheid wij waren aangekomen, hun plaats hebben ingenomen, waarschijnlijk in afwachting van ons aanstaande binnenstormen.
De herovering van Katwijk aan de Rijn.
Al heel spoedig was ook onze compagnie op het laatste verzamelpunt aangekomen om van daaruit even buiten de bebouwde kom van het dorp eerst in secties en dan in volgorde in stukken en
kleinere groepjes te verspreiden. Zoals bekend voerde elk stuk een zware mitrailleur, zes pistolen en zes karabijnen. Vervolgens kreeg elke commandant en ondercommandant respectievelijk sectie en stuk zijn
aangewezen plaats met de bijbehorende order. Voor het ene stuk betrof dit de hoek van een straat en voor de ander een groenzoom van een plantsoen. Weer een andere groep kreeg het struikgewas van een huistuintje,
het zij voor of achter een woning gelegen. Met alle voorzichtigheid in acht genomen kwam elke afdeling zonder veel kleerscheuren aan.
Echter nauwelijks waren de stellingen ingenomen en betrokken of het
afweergeschut van de kortbij gelegen afdelingen begon met zulk een hevigheid te vuren, dat onze verwachtingen van een aanstaande directe aktie wel gegrond waren. Tot op dat ogenblik was het vuren slechts vanuit de
verte hoorbaar geweest, terwijl dat evenzo met het vliegtuiggegons verging. Ook dit geluid, motoren van zwaar kaliber, groeide in hevigheid aan. Transportvliegtuigen verschenen in vrij grote getale, zelfs op zeer
geringe hoogte, zij scheerden over de daken, lieten hier en daar hun boordwapens horen en vlogen dan vervolgens in de richting van de vijandelijke zijde en die van het vliegveld bij Valkenburg. Klaarblijkelijk
hadden zich aan beide zijden van het dorp afdelingen van onze luchtafweerbataljons posten opgesteld die het vuur van de vijandelijke vliegtuigen te verduren hadden gekregen. Als gevolg van de reactie hierop en hun
voortdurend aanhouden in hevigheid van afweren kon worden waargenomen dat verscheidene voltreffers geplaatst werden. Van tijd tot tijd kwam de ene machine na de andere in onze richting, waarvan wij zagen, dat zij
snel hoogte verloren en uiteindelijk met een zware klap aan de grond geraakten. Sommigen schoten soms zo snel naar beneden, dat zij zich finaal in de grond boorden. Op verschillende plaatsen zagen wij dan ook soms
dikke rookwolken opstijgen of wel een toestel in de omliggende velden, dat niet meer was dan een wrak.
Lang konden wij onze aandacht daaraan niet geven, het was zaak stuk voor stuk naar voren te brengen en zo dus om beurten een sprong van zo niet enkele tientallen meters te maken , dan
toch meter voor meter terrein te winnen en na direct contact de tot hiertoe doorgedrongen luchtlandingstroepen, die inmiddels na nieuwe landingen waren versterkt, systematisch het dorp uit te drijven.
Waren dus zo weer enkele vijandelijke toestellen overgevlogen, dan weer werd een sprong gewaagd, dit dus op die momenten dat we zo min mogelijk door de overvliegers konden worden
gezien. Zo langzamerhand bevonden wij ons tussen de eerst bereikte woningen, huizen waarin zich de mensen als katten in de kelders, kasten en zelfs dekens hadden verscholen. Een enkeling waagde het tussen de
gordijnen door te gluren, terwijl in huizen waarin geen man aanwezig was, waarvan men vermoedde, dat dit wellicht zijn plicht in een ander deel van het vaderland vervulde, de vrouw met een kleine op de arm radeloos
door het huis liep, echter ook zo nu en dan voor het raam keek met een uitdrukking die zeggen wilde: 'help me toch', want een oorverdovend lawaai van vliegtuiggeronk, het knallen van mitrailleurs en luchtafweer en
geratel van vliegtuigmitrailleurs overstemde het vredige gewoel van het plaatsje. Met geruststellende gebaren wenken wij haar dan maar naar binnen te gaan en zich achter de ruiten vandaan te houden. Dankzij de
bomen die langs de weg stonden, die het zicht voor de vijand belemmerde, konden we ongehinderd door eventueel vuur vanuit de lucht tot enkele tientallen meters vóór een brug,
de laatste vrije overgang nemen die
even binnen de dorpsgrens over een knooppunt van wegen leidde. Zojuist, dat wij bezig waren met deze korte sprong te nemen, weerklok eensklaps het zware gerommel als van een aanrollende donder ons in de oren. De
definitieve stellingen waren nog niet ingenomen. Zo goed als tegelijkertijd was een nieuwe opdracht in alle richtingen, waar zich de stukken ook bevonden doorgedrongen, die als het ware automatisch werd uitgevoerd.
Op dit commando 'klaarmaken voor luchtdoelen en vuren !!!!!' waren alle stukken in een oogwenk van tijd op hun luchtdoelaffuit geplaatst en waren de overige manschappen, die hieraan
geen handelingen hadden te verrichten, op de manier van hun ingepompte oefenmethoden naar alle kanten verspreid. Door één of andere oorzaak hadden de vliegers aanwezigheid van troepen ontdekt en cirkelden kort
daarop al zoekende naar oprukkende eenheden, boven het dorp, om die zo mogelijk uit te schakelen door verwarring te stichten en verliezen toe te brengen. In één ogenblik van tijd leek het of de hel op aarde was
losgebarsten. De kogels vlogen waaiervormig over de straat, terwijl de vliegtuigen die dat moordend lood in grote hoeveelheden naar de aarde schoten en ons zij het geen verliezen, toch angstaanjagend volgden,
ternauwernood over de bovenste toppen van de bomen en net over de nokken van de daken heen vlogen. Steeds op het toestel werden alle vuurmonden gericht, het geratel en van onze stukken en van die der vliegtuigen
met hun zwaar geronk was niet van de lucht. De één was nauwelijks over of de ander verscheen weer en opende het vuur met de zware vliegtuigmitrailleurs op onze nog deels oningenomen stellingen. Een ware
kogelregen, die te vergelijken valt met een stortbui die een ieder onverwacht overvalt en die de aarde in een ommezien van tijd in een poel van klotsend water verandert. Echter nu was dit een poel van neervallend
en exploderend metaal. En wanneer die bui zou ophouden wist niemand.
Het stuk, waarvan ik aanvankelijk plaatsvervangend stukscommandant was en gedurende mijn kaderopleiding de hechte band van samenwerking had leren bestendigen, stond nu onder mijn
commando. Mijn stukscommandant had nu het commando over de 4 stukken van onze 2e sectie en hij ontving dus nu de orders direct van de compagniescommandant.<
Terwijl zich dus de overige acht man van mijn stuk hadden verspreid, waren de schutter en helper bij het wapen. Ikzelf moest in de onmiddellijke nabijheid van de mitrailleurgroep en
voornamelijk van het wapen zijn en had mij in een in de onmiddellijke nabijheid zich bevindend portiek opgesteld om van daar de ontvangen orders met goed zicht op het stuk door te kunnen geven. Ik bevond mij dus op
zulk een plaats, dat controle over het wapen mij niet ontbrak. Zonodig sprong ik tijdens de bediening van het wapen, dus eveneens in gevaar van vijandelijk mitrailleurvuur, bij, om een eventuele hapering van het
wapen, dat veelal een kleinigheid betrof, te kunnen verhelpen.
Eensklaps weer als een rollende donderslag, aankomende uit de verte en in enkele ogenblikken naderbij gekomen, ronkte het geluid van een zware motor. Het stuk was geplaatst vlak naast
een boom, tegenover een grote tuinderij, die naast het huis was, waarvan het portiek mij geschikt leek voor dekking. Met goed zicht op de aankomende machine werd de mitrailleur op het vliegtuig gericht en gevuurd,
tot op een moment, tot grote schrik het toeval deed, dat het wapen werkelijk haperde. Snel nam de schutter het deksel eraf, opende het slot, klungelde wat, sloot het weer en dacht ogenblikkelijk het vuur weer te
openen, weer weigerde de mechaniek.
Het toestel was meer naderbij gekomen en begon al zijn boordwapens te gebruiken. Als gillende keukenmeiden floten de kogels in alle richtingen om ons heen, kletterden op straat, tegen
de muren, vernielden hier en daar wat ruiten en schilferden de schorsen van de bomen. Op hetzelfde ogenblik in woede, als zou de vijand ons deze weigering hebben aangedaan, snelde ik op het wapen toe, haalde het
slot krachtig heen en weer en richtte vervolgens het stuk op het inmiddels aanstormende vliegtuig en dreef het volle vuur op het monster af tot het was overgevlogen. Zo goed als gelijktijdig dook een volgende
machine op, zwenkte in een grote cirkel om de stellingen van onze stukken, die allen op hun beurt verspreid waren opgesteld, om de overvliegende toestellen van alle kanten te kunnen bestoken. Ook hierop werd steeds
vol vuur afgegeven. Dit bleef zo onverminderd voortgaan. Het geratel van de mitrailleurs en van de grond en vanuit de lucht duurde eindeloos voort. In zulk een oorverdovend lawaai was het dat de paarden van onze
keukenwagen, die de gehele reis achter ons aan was meegevoerd en nu op een verdekte plaats was opgesteld, werden verschrikt. Zij sloegen op hol en kwamen vervolgens recht op ons stuk in dolle vaart aangehold.
Inmiddels had ik het vuren weer aan de schutter overgegeven en trachtte ik ondanks het gevaar van het vijandelijk vuur, een tweede gevaar van omvergelopen te worden door een paar knollen, die ongehinderd het wapen
tegen de vlakte zouden kwakken, af te keren. Als een in extase dansende inboorling wierp ik mij midden op de weg voor de beide woest geworden beesten, die heen en weer van elkaar en tegen elkaar over de straat
kruisten. De kans, om ze in hun vaart te stuiten, bleek niet mogelijk, dus was ik genoodzaakt te trachten, om ze in een andere richting te jagen. Weer snelde ik naar het wapen, teneinde de paarden door mijn wild
armengezwaai en dit gepaard gaande met het ratelen van het wapen van de plaats van opstelling dubbel te laten afschrikken.
Integendeel. Juist of ze het er om deden, kwamen beide recht op ons stuk af. Het vuren kon niet worden gestaakt, want de vliegtuigen cirkelden onafgebroken boven de stellingen van ons
bataljon. Zonder ophouden kletsten de projectielen om ons heen, tegen de huizen en op straat en sloegen eveneens bij grote getallen in de zachte bermen en tuinen aan de weg.
De schutter, die op dat ogenblik in volle actie was, had het onheil, dat hem nu ook nog dreigde, gezien, wierp zich op zij en trachtte het wapen ondanks die ongelukkige houding toch
nog te bedienen, drukte de drukknop in en bleef zo goed en zo kwaad als het ging nog doorvuren. De knollen waren, dankzij de hulp van nog één onzer, enigszins uitgeweken en stormden in dolle vaart recht op de
boom af, die nog geen vier meter van het wapen verwijderd stond.
Het toeval trof dat beide beesten door de boom gescheiden elk van hen aan weerszijde van de boomstam het einde van hun verwilderde vlucht vonden. Een hevig gekraak van de wagen hielp
ook nog mee aan een oorverdovend lawaai. De karreboom, waaraan de paarden getuigd waren, werd van de wagen afgerukt, het tuigwerk scheurde en brak uitéén, terwijl de keukenwagen bijna zou gekanteld zijn, als niet
nog enigen waren toegesneld. Juist aan de andere kant zat de schutter met zijn mitrailleur, die nu intussen bezoek had gekregen van de koppen van beide paarden, die de boomstam enkele meters waren voorbij gehold, de
wagen met zich meeslepend tot deze met de voermanszetel geheel tegen de stam was aangetrokken. Wat gezegd moet worden, bleef die knaap, ondanks dit soort ongewenst bezoek, zich kranig weren tegen aanvallen van de
zware monsters, die aanhoudend af- en aanvlogen en met mitrailleurvuur onze stellingen bestookten.
Na een korte ingetreden pauze, toen beide paarden ook weer wat gekalmeerd konden worden, kwamen de manschappen en wapens weer tot rust. Wonder boven wonder was geen man van onze
compagnie buiten gevecht gesteld. Enkele verwondingen van enigen van onze afdeling waren niet van dien aard, dat van ook enig afschrikken van de wellicht nog komende gevechten met de vijand en nog minder van
verliezen kon worden gesproken. Intussen waren de luchtlandingstroepen belangrijke kruis en knooppunten in het dorp bezig te bezetten, dus was het zaak ons vervolgens op de ontmoeting van de vijand 'te veld' voor
te bereiden. Enkele stukken werden dus weer als de wind voor landdoelen opgesteld, terwijl anderen op hun luchtdoelaffuit bleven staan. Was er dus opduikend gevaar te land of dat vanuit de lucht, dan had dus
slechts de helft van de troepenafdeling zich te regelen naar hetgeen nodig mocht zijn en kon dan de eerste stoot opvangen en zo nodig opgehouden worden tot de gehele afdeling weer zich had aangepast. De hierop
volgende orders waren het startklaar maken voor het nemen van een knooppunt van wegen in de dorpskom, vlak bij de brug naar het seminarium, waaraan ook een grote tuin grensde. Voorposten meldden, dat zich daar
reeds vijandelijke eenheden hadden gevestigd, die deze brug onder controle zouden hebben genomen teneinde onze troepen te beletten zich over de kruising van wegen en nog minder mogelijkheid te geven zich over deze
brug en via een hoofdweg, die naar de stellingen van hun eerste aanvalsdoelen rondom het vliegveld van Valkenburg leidden, naar dit terrein te begeven.
Toen een ieder zich had voorbereid en dienovereenkomstig had klaargemaakt om de overgang te maken klonk het 'voorwaarts!' en in de looppas ging het eerste stuk de wegkruising over.
Zonder enige aarzeling, maar met zichtbare vastberadenheid stormde twaalf man de eerste hindernis, die de vijand onder vuur kon nemen, over. Tot grote verwondering werd van nabij, zoals dit verwacht was, geen vuur
geopend, echter wel op grotere afstand werd vijandelijk vuur gehoord, waarvan een enkele treffer in de nabije omgeving viel. Deze meevaller op zich gaf te meer moed aan de volgende groepen met hun stukken de
hindernis te nemen. Vervolgens moesten ook wij met ons stuk de sprong ondernemen en ik beval daarom het wapen op te nemen en geen tijd daarbij te verliezen, maar onmiddellijk te volgen. Zelf stond ik de schutter en
helper bij hun moeilijk zware transport van de mitrailleur met affuit over te krijgen. Ook tijdens deze manoeuvre werd geen vuren van nabij waargenomen. Blijkbaar riskeerden de vooruitgeschoven posten van
vijandelijke eenheden, die in de omgeving van de brug zich verscholen hadden, het vuur niet te openen, daar zij bemerkt moeten hebben tegenover grotere afdelingen gesteld te zijn geweest. Ook konden deze eigenlijk
niet hebben gevuurd teneinde in hun eigen belang de juiste opstelling van hun posten niet te verraden, omdat een voor hen noodzakelijk geworden versterking alsnog wellicht moest komen. Zo kwam dus ook ons twaalftal
ongedeerd over de kruising.
Nadat nog enkele stukken de sprong gewaagd hadden en wij alleen een nieuwe stelling aan de overzijde van de weg hadden betrokken, van waaruit we vervolgens weer onze volgende
stellingen zouden voorbereiden, die we in de tuinen van de huizen aan de overkant van een nog te nemen hindernis, zouden opwerpen en van waaruit we beter zicht zouden hebben op de terreinen, tuinen en enkele
landerijen aan de zuid-westrand van het dorp, zou de vorming van een verdedigingslinie, zonodig een linie als uitgangspunt voor een gezamenlijke aanval op de landingstroepen, een frontlinie worden genomen.
Twee secties hadden de opdracht, vanuit hun laatste opstelling, die nog voor de
brug
was, eventueel zonodig te vuren ter verdediging of aan te vallen, indien de vijand toch zou
toeslaan. Echter onze secties waren nu, na de overgang, verdeeld in verspreide stukken, twee secties links en twee rechts van de brug, hetgeen ongeveer vijftig meter afstand onderling en van de brug verwijderd
betrof. Van laatste genoemde twee secties, moest er één verdeeld worden in de tuinen van de aangrenzende woningen ten zuiden van genoemde brug, waarlangs de weg liep, die naar het vliegveld leidde en die uit zou
zien op de weg aan de overzijde van het water. Het was aan deze weg namelijk waar de tuinen van het seminarium gelegen waren, de plaats tot waar de vijand reeds was doorgedrongen. En zo dan haastte een ieder zich
zijn nodige werk te doen en daarmee zijn voorlopige vaste positie in te nemen.
Geheel onverwacht brak aan alle kanten weer een oorverdovend lawaai los. De zojuist gepasseerde brede straatweg onderging een spervuur, waarin niemand levend doorheen had kunnen
komen. Zelfs de korte pauzen waren van dien aard, dat het niet mogelijk was een kans maar te wagen, de laatste stukken nog over te brengen. Deze stukken die er ter beveiliging waren gebleven, beantwoordden dan ook
ogenblikkelijk het vijandelijk vuur.
Terwijl zich dit vuurgevecht voordeed, waren er verschillende stukken van de daar nog aanwezige secties door poortjes, gangen en wellicht door de huizen zelf getrokken, om achter de
complexe huizen, de tuinen, die langs het water, waarover de onder vijandelijk vuur liggende brug was gelegen, lagen, te zullen betrekken en zodoende ook van hieruit goed zicht te hebben op de brug zelf en de
daarachter liggende, door de landingstroepen bezette tuinen.
Ogenblikkelijk na het openen van dit spervuur op de kruising, kletterden ook aan onze zijde de kogels door de door de bewoners verlaten straat. Onmiddellijk wierpen zich allen neer en
trachtten zich achter van alles wat maar enigszins vuurdekking kon zijn, te verschansen. De één lag zolang hij was langs de opstap van een deur, weer een ander vond een gevelinham terwijl voor nog weer één een
erker beschutting kon geven. Zelf was ik in de onmiddellijke nabijheid van het wapen, dat in de haast nog aan de trottoirband was achtergelaten en waarvoor geen tijd restte, die nog maar mee te slepen. De hoek van
een klein portiekje bood mij enige dekking. Het stuk was nog steeds op de wagen opgesteld en zou dus na enkele ogenblikken hebben kunnen vuren.
Echter nu moest het eerst, op momenten die kort maar geschikt leken,
om beurten door mij en door één van de anderen naderbij worden getrokken en vlak langs de muur van de woning opgesteld, waar dan ook onmiddellijk evenals onze eerste en derde sectie het vuur van de inmiddels
naderbij komende vijand beantwoorden, waarop dus een vreselijk geratel ontstond, dat met geen stem te overschreeuwen viel. De stellingen, die we hadden aangewezen gekregen, waren met geen mogelijkheid te bereiken
en lagen onder onophoudelijk vuur van de gelande troepen, die inmiddels de gebouwen, schuren en erven van de boerderij, die juist schuin tegenover de aangegeven te betrekken opstellingsplaatsen lagen, bezet hadden.
Op zijn minst niet hadden we verwacht, dat een wel te verwachten aanstaande 'vuurproef' van dit gehalte zou zijn geweest. Dit, zo men zegt, wat een echte soldatendoop genoemd kan worden, was 'de vuurdoop' die we te
ondergaan hadden om eveneens de vijand, nu met een opgewakkerde verbetenheid met gelijkwaardige felheid te durven aanvallen en met gelijke maat terug te betalen. De daadwerkelijke ontmoeting met de vijand was nu
een feit. Het ogenblik, dat door alleen wel in de loop van die morgen verwacht werd, maar toch niet zo spoedig en zo hevig als dit, was nu aangebroken. Van het ene ogenblik tot het andere ogenblik kwam met
tussenpozen nu vuur van verschillende kanten. In alle verdachte richtingen werd om beurten vuur afgegeven op merkwaardig bewegende doelen, waarna steeds het vuren meer oplaaide en in hevigheid toenam. De ter
beschikking staande stukken werden onafgebroken bediend en de manschappen hadden zich in alle richtingen verspreid, dat tevens tot bescherming van het wapen van iedere groep afzonderlijk moest dienen. Ook waren
enkelen van onze stukken inmiddels doorgedrongen tot de waterkant aan de vaart rechts van de brug, zodat nu ook vanuit deze schuilhoeken, die in de tuintjes, door struiken beschut, waren ingericht, een opduikend
gevaar onder onmiddellijk geweervuur genomen kon worden. De positie waarin ons stuk verkeerde was verre van verzekerd en minder gunstig voor afgeven van goed gericht vuur. Het vijandelijk vuur was op zulk een
onverwachte plaats en onverwacht ogenblik gekomen, waarop geen enkel onzer gerekend had. De voor alle stukken te betrekken stellingen, behalve die voor ons met nog een naburig stuk, waren allen betrokken met voor
de hachelijke positie, waarin wij ons bevonden. Deze twee wapens, waaronder één onder mijn commando vallend, waren het verst nog verwijderd van het uitgangspunt voor verspreiden en slechts een dertigtal meters
restte, die we hadden af te leggen, alvorens de aangewezen plaatsen te bereiken. Ook deze plaatsen betroffen de tuinen aan de vaart welke door een vijftal woningen van ons gescheiden waren.
Parachutisten hadden nu reeds schuin aan de overzijde van eveneens daargelegen boerderijen, de erven en schuren betrokken en bestookten ons evenals de inmiddels versterkte voorposten
aan de overzijde van de vaart voortdurend met gebruikmaking van automatische wapens, die zij allen stuk voor stuk bleken mee te voeren. Dankzij de vele beschuttingen en natuurlijke dekkingen, die we snel konden
bereiken, werden geen verliezen aan onze beide stukken toegebracht. Alleen was de enige ontstane tegenslag, dat we ons af moesten houden in de laatste voorlopige stelling met gevaar van te veel achter geraken op de
hoofdgroepen of onder gevaar van vijandelijk vuur de sprong naar de te betrekken stelling ondernemen, die niet alleen door het vuur van onze tegenstander voor ons was afgesneden, maar ook nog die juist voor de
vijand het gunstigst lag gemakkelijk onder vuur te nemen, zodat het al met al een alles behalve aangename bestemming was.
Het werd ons ook al spoedig duidelijk, dat de hogere leiding uit de waarnemingen van hun verkenners verkregen als spoedig op de hoogte bleken te zijn van de bedoelingen der
aanvallers. Hun troepen, waaronder ook onze onderdelen begrepen, waren zodanig verdeeld en verspreid, dat de vijandelijke luchtlandingstroepen, die als eerste doel het vliegveld Valkenburg hadden genomen en zich
vervolgens aan alle zijden hadden verspreid teneinde dit terrein voor aanvallen onzerzijds te beveiligen, gedwongen werden naar één centraal punt terug te trekken. De eerste noodzaak was deze eerste
aanvalstroepen trachten terug te werken, hun gevechtsterrein omsingelend te verkleinen, zo mogelijk zo veel mogelijk van hen te vernietigen, zo niet, gevangen te nemen en dan het veld voor nieuwe landingen van
steeds maar dreigende nieuwe verse luchtlandingstroepen, die in de alsmaar rondvliegende vliegtuigen hun beurt afwachtten, te vrijwaren. Echter steeds meer kwamen zonder ophouden nieuwe vliegtuigen en wierpen hun
troepen van geringe hoogten. Andere toestellen daalden op het vliegveld en omliggende terreinen, om bagage en ook manschappen af te zetten, die ter versterking van de voorgaanden dienen moesten. Hoogvliegende
vliegtuigen werden onophoudelijk beschoten door onze achter ons optrekkende luchtdoelafdelingen, die zichtbaar doeltreffend optraden tegen de al maar af en aanvliegende groepen machines. Herhaalde malen zagen we na
een salvo schoten, met de daarop volgende granaatexplosies in de lucht bij of wel in de onmiddellijke nabijheid van de vliegtuigen rookwolken en zelfs vlammen uit de getroffen toestellen. Met een zwaai of een duik
verloren zij hoogte en soms als gevolg van een voltreffer ploften sommige machines in de omgeving neer. Met een reusachtige snelheid gierde soms een machine over ons heen en eindigde zijn vlucht met een doffe zware
plof en een hevig gekraak aan de grond. Ook traden tegen deze laagvliegende vliegtuigen onze zware mitrailleurs op als het vijandelijk vuur van de grond voor enige tijd was gestaakt. Uit deze optredende korte
vuurpauzen bleek de vijand inderdaad terug te trekken. Het was haar duidelijk geworden, dat zij nu van alle kanten bedreigd werd. In sommige gevallen week de vijand ongemerkt van plaatsen, waar wij ze eerst
waanden. In de laatste wijken van het dorp vond dit bij herhaling plaats. Hetzelfde geval was het met de enkele vooruitgeschoven vijandelijke eenheden aan onze zijde van de brug en in de straat waar wij ons op dit
ogenblik bevonden. Enkele gevonden voorwerpen wezen erop, dat we ons inmiddels bevonden op plaatsen, waarop de vijand die morgen reeds beslag had gelegd.
Plotseling werden we opgeschrikt door een naderend motorgeronk. De eerste gedachte was, dat de vijand, waarvan we ook al wisten, dat ook zij motormateriaal hadden aangevoerd en in de
strijd geworpen, op onze juist hier zo zwakke linie een aanval ondernam. Mitrailleurs werden gericht in de richting van het steeds naderkomend geluid om zodra er wat zou opduiken vuur te openen. Enkele ogenblikken
later verscheen er inderdaad op de voor ons liggende weg een auto vanuit de richting van het door de vijand bezette gebied. Een wagen die op het eerste gezicht een grote vrachtauto bleek te zijn. Het gevaarte had
een tamelijk grote snelheid en kwam de weg af, recht op onze stellingen aan. Dichterbij gekomen zagen we een rood kruis boven de stuurcabine op een vierkante grote houten kast, die boven alles uitstak en achter op
de auto gebouwd. Door het plotseling naderen van dit vreemde vehikel, was een ieder vastberaden op zijn post en verscholen in zijn verdekt opgestelde schuilhoek en klaar om de eventuele vijand verrassend te
ontvangen.
Al heel spoedig constateerden we eveneens aan beide zijden van de auto grote rode kruizen, zodat ons nu wel duidelijk werd, dat we met gewondenvervoer te maken hadden. Ongehinderd was
de wagen door de gevechtslinies gekomen en reed ook ons voorbij. Onze eerste gewonden en wellicht reeds gesneuvelden werden achter het front gebracht en afgevoerd. Zij waren afkomstig van ons IIIe
bataljon, dat geheel alleen met haar 2e compagnie en de mitrailleurcompagnie in eerste instantie heeft moeten ageren tegen de aanvallers van het inmiddels bezette vliegveld en tegen parachutisten bij 'de
Pan' in de duinen. Deze moedig uitgevoerde poging bracht hen deze verliezen. Tegelijkertijd vond aan onze rechtervleugel, die gevormd werd door het uit Katwijk aan Zee afkomstige Ie bataljon een enorm
oponthoud plaats. Dit bataljon was door de duinen opgerukt, maar werd bestookt door vijandelijke troepen, gedeeltelijk parachutisten en gedeeltelijk afkomstig uit een tiental Duitse vliegtuigen, die ten noorden van
de Wassenaarse Slag op het strand waren geland. Dit werkte sterk vertragend op de opmars, waardoor het ver achter bleef bij de linkervleugel van onze frontlinie. Echter hierop volgde het oponthoud van onze troepen,
die sinds de aankomst in Katwijk-Binnen steeds meer weerstand ontmoetten van de steeds sterker wordende vijandelijke eenheden, die het dorp in de vroege morgen waren binnengedrongen en dit deels, nu nog, trachten
bezet te houden. Echter langzamerhand werd nu de vijand hier verdreven. In elk geval was tot op dit ogenblik de strijd in zijn beginstadium reeds fanatiek genoeg begonnen. De eerst slachtoffers waren binnen. Het
was een vreselijke gedachte, wellicht ook straks zelf hetzelfde lot met hen te moeten delen, ja en misschien .......?
Uren van dekken, kruipen en sjouwen, hollen en vuren verstreken. Alles volgde elkaar zo snel op, dat, ook mede de hevigheid van het oorlogsgeweld, ons de snel elkaar opvolgende
gebeurtenissen als flitsen het bestaan verdoezelden. In feite realiseerden we ons de gebeurtenissen in het geheel niet. Je weet wel met zekerheid, dat er veel, heel veel gebeurde en dat heel veel gedaan werd en dat
je met je andere makkers bergen werk verzette en je je veel moeite getroostte om je, zij het onderbewust, je bestaan te bestendigen.
'Klaar maken voor de sprong!', was weer een volgende opdracht, die van hogere leiding, via de commandanten en ondercommandanten ons weer bereikte. Twee stukken, dat van ons en nog
één, waren aangewezen, de ontstane bres in de linie te dichten, welke beweging inhield, een gevaarlijke overgang te nemen, de nieuwe stellingen tegenover een door de vijand bezette hofstee te betrekken en
trachten te verjagen, of desnoods een gezamenlijke aanval op hen te beginnen. Tegelijkertijd waren aan andere stukken, direct na deze, onze beweging eveneens orders gegeven een vooruittrekkende beweging te maken,
de vijand zo min mogelijk te ontzien en onmiddellijk daarop op hen af te stormen. Links en rechts van de hiervoor genoemde brug maakten zich ook stukken van onze compagnie klaar zonodig de stormloop op de brug te
maken. Deze opgezette aanvalsbeweging van onze gehele compagnie zou zo goed als tegelijkertijd moeten worden uitgevoerd en moest in de zo kortst mogelijke tijd worden voltrokken. Met heel korte onderbrekingen
wisselde het vuren, dan dat van onze stukken en dan dat van de andere zijde zich af. De bedoeling van ons doorlopend afgeven van vuur, was, de versperring zo lang mogelijk te verzekeren en de tegenstander hiermee
geen gelegenheid te geven eventuele vorderingen te gunnen. Voordat dit gehele voorwaarts gaan zou worden ondernomen, moesten in de korst mogelijke tijd eerst enige verkenners de situatie van de te betrekken nieuwe
stellingen en die der vijand van korter afstand trachten op te nemen en daarom werden er dus van elk stuk enigen aangewezen en voor aller veiligheid genoodzaakt eerst vooruit te gaan en zo gedekt mogelijk de
gegevens zien te verkrijgen, om, als het commando van het voorwaarts gaan gegeven zou worden, zo vlot mogelijk de gekozen plaatsen te kunnen betrekken.
Op aanraden van onze sectiecommandant verkoos ik met twee van het stuk, het moment, dat het meest geschikt bleek. Eveneens gebeurde dit met de andere stukken, terwijl de commandant
van elke sectie de plaats koos, welke uiteraard voor ons bekend was, van waaruit hij het contact met ons en met de stukken kon onderhouden en van waaruit zo nodig een volgend commando van voorwaarts trekken, indien
dit van hogere leiding op het juiste tijdstip geldend voor het gehele onderdeel nodig geacht wordt, kon worden gegeven.
Het ogenblik, waarop dus geen, althans een hoogst enkele op grotere afstand en voor ons geen gevaar betekenend wapen vuurde, werd voor de sprong gekozen. Met de wetenschap, dat deze
sprint ook vijandelijk vuur zou uitlokken, renden we het kruispunt over. Echter konden de hierop volgende schoten het niet verhinderen, dat we de huizenrij bereikten en ons daarachter weer gedekt voelden. Een
bewoner van het blok, die bij toeval, om één of andere reden van achteren naar voren kwam lopen, sommeerden we zijn huisdeur voor ons te openen teneinde de onder vuur liggende huizenhoek te vermijden en gebruik
te maken van de doorgang van de woning en op die manier de achter deze woningen gelegen tuinen, waarin de stellingen moesten worden betrokken, te bereiken. Het toeval trof, dat de bewoner juist uit zijn
schuilplaats, waarin zijn gezin zat, gekomen was, om wat proviand te halen. Ook deze schuilgelegenheid was achter het huis in de tuin een vrij goede comfortabele ruimte, die in de grond was uitgegraven en met
houten planken was afgeschut, aan de bovenzijde afgedicht met latten en borden en een aardewal erop geworpen.
Eenmaal in de tuin aangekomen, moesten we ons op de hoogte stellen van de situatie aldaar. Schuin tegenover deze tuin, weer aan de overzijde van de weg, die zojuist vóór deze
huizenrij door ons was overgestoken, lag een boerenerf met schuur en woning. Nog wat verderop stond een grote houtloods vrijwel geheel omgeven met struikgewas en daarlangs liep een sloot waarover een klein brugje
lag. Het was vanuit deze omgeving, dat vijandelijk vuur op onze groepen afkwam.
Alvorens dus het sein te geven aan de stukken, die na onze verkenning volgen moesten, was het zaak de vijandelijke aktie te hinderen en zo mogelijk de hier in actie zijnde
vijandelijke eenheden het zwijgen op te leggen. Hiervoor hadden intussen aan onze rechtervleugel enkele andere stukken zich in stelling gebracht om de vijand tijdens het betrekken van deze stellingen, door ons, te
verhinderen het vuur hierop te openen, want voordat het wapen een goede plaats kon worden gegeven, moest even tijd genomen worden wat grond te verzetten om een deugdelijk mitrailleursnest te kunnen betrekken. De
gelegenheid was dan ook gekomen, toen na ons sein, dat de stukken moesten overkomen, de wapens van voornoemde flank hun vuur volop wierpen in de voor ons gevaarlijke richting. Van alle kanten ratelden de
mitrailleurs er weer op los. Ook ons stuk nam op dat ogenblik de sprong over de weg, door het huis en achter het huis door de tuin. Binnen de zo korst mogelijke tijd werden enige gaten gegraven, wat walletjes
opgegooid en het wapen schietklaar geplaatst. Een ieder had voor zich het plekje gekozen wat in de onmiddellijke nabijheid van het stuk het meest geschikt leek en van waaruit hij zowel eigen stuk als het
voorterrein kon overzien. Onmiddellijk na het betrekken van onze nieuwe stelling was tevens opdracht gegeven te vuren op elk vijandelijk doel dat kon worden waargenomen en indien mogelijk, nadat eventueel de
vijandelijke elementen door het naburige geschut uitgeschakeld zouden zijn geworden, de volgende sprong voor te bereiden, nl. om met het wapen schietklaar de overzijde van de weg, naast de door de vijand bezette
tuinen te bereiken. Wel waren de vijandelijke troepen een weinig teruggetrokken, maar voor de volgende sprong, dat ons stuk moest doen, nog te weinig. Herhaaldelijk was in onze richting gevuurd, met als gevolg, dat
ontelbare kogeltreffers de muur van de woning achter ons, na verloop van korte tijd niet toonbaar meer was, echter zonder succes voor de tegenstander. Het aanvallen door onze sectie was nog zonder enig verlies en
wonderlijk zonder enig letsel verlopen. In de aan de overzijde gelegen houtloods was nu de dichtstbijzijnde vijand waargenomen. Het wapen werd gericht, het commando tot vuren gaf ik en weer werd vol vuur, met die
van de andere wapens, die het vuren nog niet gestaakt hadden even intensief op de vijandelijke doelen afgegeven. Echter nog bleven enkele vijandelijke stukken op onze stellingen doorvuren, met als gevolg dat we
voorlopig genoodzaakt werden de nu betrokken stelling nog aan te houden. Na enige tijd had de achter ons gelegen huismuur door de vele treffers het aanzien van een ruïne. Meer en meer leek het of de vijand
versterking had gekregen vanuit de richting van het vliegveld. Telkens weer suisde projectielen over de berm, over het hoofd en eindigden vervolgens eveneens met luid gekletter op de zoeven ruw geworden muur.
Hoewel we een beter uitzicht hadden op enkele tuinderijen recht voor ons, waar inmiddels andere afdelingen, afkomstig uit de duinstreken, hun opmars maakten en via welke afdelingen we
vernamen, dat de Duitse vlag was gehesen op één der hangars, bevond zich links vóór ons een reeks bomen en struikgewas, wat het uitzicht in de richting van het vliegveld belemmerde. Gevuurd moest dus ook worden
op doelen, die voor het oog onmogelijk vielen waar te nemen. Terwijl dus stukken op de in het voorterrein zich bevindende troepen concentraties vuurden, werd ons wapen weer op de berekende afstanden en breedten
uitgezet, om daarna weer op grotere afstanden 'tegenvoorbereidingsvuren', 'storende vuren' of 'verontrustingsvuren' te werpen.
Na ongeveer een uur werd het vuren van beide zijden zeer afwisselend. Dan weer werd gedurende vrij lange tussenpozen een enkel schot gelost, maar dan weer barstte een hel los. Ook was
in de loop van die morgen ons zware geschut meer intensiever gaan vuren. We konden zeer goed ons P.A.G. (het PantserAfweerGeschut) daarvan onderscheiden: hevige knallen en zware explosies volgden elkaar steeds met
kortere tussenpozen op.
Enkele honderden meters achter ons, stonden deze stukken opgesteld en elk ogenblik als de schutter het vuur afgaf, leek het of de grond onder ons wegschoof, daarna suisde het
projectiel op geringe hoogte over onze stellingen om enkele tellen later in het voorterrein verwoesting onder de aanvallers aan te brengen.
Nauwelijks hadden we noemenswaardig enige rust gekend, waarbij wij van enige herademing konden genieten of het was weer gebeurd met de zo hard nodig vereiste adempauze. Bevelen werden
weer gegeven, opdrachten verstrekt, acties ondernomen en onafgebroken vuur volgde. Eveneens legde artillerie van het IIIe bataljon van 2RA onder Majoor Dürst Britt, waaronder ook onze zoeven genoemde
P.A.G. onafgebroken het vuur op de vijandelijke troepen. Terwijl tevens vijandelijke vliegtuigen, dan weer formaties, dan weer enkelen af- en aanvlogen en de vijand ons die morgen was aangevallen en tot nog de
strijd volhardde, kwam ons het bericht ter ore, dat Hare Majesteit de Koningin een indrukwekkende oproep tot ons en tevens tot de gehele wereld had gedaan met de volgende woorden:
Mijn volk! Nadat ons land met
angstvallige nauwgezetheid al deze maanden een stipte neutraliteit had in acht genomen en terwijl het geen ander voornemen had, dan deze houding streng en consequent vol te houden, is in de afgelopen nacht door de
Duitse weermacht, zonder de minste waarschuwing een plotselinge aanval op ons gebied gedaan! Dit, niettegenstaande de plechtige toezegging, dat de neutraliteit van ons land zou worden ontzien, zolang wij haar zelf
handhaafden. Ik richt hierbij een vlammend protest tegen deze voorbeeldeloze schending van de goede trouw en aantasting van wat tussen beschaafde staten behoorlijk is. Ik en mijn regering zullen ook thans onze
plicht doen. Doet gij de uwe, overal en in alle omstandigheden, ieder op de plaats waarop hij is gesteld, met de uiterste waakzaamheid en met die innerlijke rust en overgave waartoe een rein geweten in staat stelt.
........Wilhelmina.
Dit woord moest wel een krachtige indruk maken, zowel bij de bevolking als onder de soldaten. Hiernaast meldde tevens de regeringspersdienst:
De Duitse gezant heeft hedenmorgen zes
uur de volgende verklaring aan de minister van buitenlandse zaken overhandigd: wij kondigen u de inzet van een geweldige Duitse troepenmacht aan. Elke tegenstand is volmaakt doelloos. Duitsland garandeert de staat
van bezit in Europa en overzee, zowel als de dynastie indien elke tegenstand uitblijft. Zo niet, dan bestaat er gevaar voor een volledige vernietiging van het land en zijn staatsbestel. Daarom manen wij u dringend
aan, tot het volk en de weermacht een oproep te richten en voorts in verbinding te treden met Duitse militaire commando's.
Motivering: wij hebben onweerlegbare bewijzen voor een onmiddellijk dreigende inval van Frankrijk en Engeland in België, Nederland en Luxemburg, die met medeweten van België en
Nederland sinds lang was voorbereid met het doel op het Roergebied een aanval te doen'. Hierop heeft de minister van buitenlandse zaken geantwoord: 'Met verontwaardiging wijst Hare Majesteits regering de
veronderstelling terug, dat harerzijds een vijandelijke overeenkomst van welke aard dan ook met enige vreemde mogendheid, welke ook, tegen Duitsland zou gesloten zijn. Wegens de voorbeeldeloze, zonder enige
waarschuwing van Duitse op de Nederlanden gepleegde aanval, beschouwt de Nederlandse regering zich als in oorlog met het Duitse
rijk.
Ook ontvingen we al spoedig verontrustender berichten. In meerdere plaatsten rondom Den Haag waren parachutisten geland, in een wijde kring de Residentie omsingelend. Al deze
parachutisten liet men nl. in groepen van twintig tot dertig man vallen uit speciaal ingerichte vliegtuigen. Boven de aangewezen plaats kon men ze, nadat een rompdeel van het vliegtuig zich opende, zien vallen.
Niet één uitgezonderd droegen zij allen machinegeweren. Na landing zochten zij dekking achter dijken, bossen of op boerderijen en waren door hun aanzienlijk aantal ons een voortdurende en hoogst gevaarlijke last.
Zij maakten, dat een groot aantal verspreide troepen nodig was om ze tegen te houden.
Deze parachutisten, jongelui van betrekkelijk lage leeftijden, stonden nergens voor, doordrongen als zij zijn van de leer, dat alles geoorloofd is in een oorlog gevoerd voor de glorie
van Duitsland.
Men denke zich in, de toestand zoals nu van de vroege morgen af hier beschreven en voor al die verschillende gebieden waar deze plotselinge gebeurtenissen zich voordeden; welk een
verwarring dit voor de hogere legerleiding moet hebben gebracht en voor welk een vrij onoverzichtelijke taak zij gesteld werd.