De situatie in het algemeen was als volgt: de in de vroege
morgen gelande luchtlandingstroepen die wijd om het veld en op het veld
zelf waren geland, hadden zich nu in de loop van de morgen nauwer op
elkaar getrokken. Eerst was het bezette terrein het vliegveld met wijde
omtrek tot in de duinen vlak bij de zee, daarop is van onze zijde de
grootste druk uitgeoefend op het midden van deze bezetting, dus ongeveer
tussen vliegveld en duin, hoofdzakelijk door toedoen van het vuur van onze
toen nog voltallige mitrailleurcompagnie in één verband. Deze druk gaf
aanleiding tot het afsnijden van de gelande troepen tussen het vliegveld
en duingebied, waardoor er twee afzonderlijke groepen ontstonden, tussen
welke twee wij ons nu inmiddels bevonden ‘in wigvorm’ kortheidshalve
gezegd. Een groepsdeel hield zich nu op, op het vliegveld en in het
daarachter gelegen dorp Valkenburg. Het andere afgesneden groepsdeel
verschool zich in de duinen en in schuren, opslagplaatsen en huisjes, die
erin de duinen te vinden waren, waarbij wel in het bijzonder het lage
struikgewas en kleine bosjes uitermate goede dekking bood aan verspreide
groepjes, die voor onze afdelingen nogal wat stagnerend werkte in het
vorderen in deze omgeving.
De Duitse staf had erop gerekend Den Haag deze eerste dag, misschien zelfs
in de loop van die morgen al in te nemen. Maar de Hollandse weerstand
scheen verreweg groter te zijn dan verwacht werd en daarom werden dan ook
Duitse versterkingen aangevoerd. Want in de loop van die morgen kwam een
tweede golf. Er daalden nieuwe groepen parachutisten in de omgeving van
ons landelijk centrum en landingstroepen begonnen onze kust te bezetten.
Vliegtuigen verschenen nu alleen boven de duinen en het strand. Wellicht
heeft een verkenning, die door hoog vliegende vliegtuigen, die die gehele
morgen boven ons hoofd hadden gecirkeld, voor de Duitse leiding uitgewezen
dat het vliegveld ongeschikt bleek en te zeer bedreigd werd voor nieuwe
landingen. Dadelijk nam de Hollandse marine haar kans waar. Kanonvuur
vanaf onze oorlogsschepen viel zeer goed waar te nemen.
De hevige explosies aan boord en de zware knallen van de springende
granaten op het strand wezen erop, dat min of meer een vernietigende
uitwerking voor de nieuwe indringers kon worden verwacht. Niettemin, met
de reeds aanwezige vijand, vormden toch de uit deze slag ontkomen nieuwe
versterking weer een groot gevaar.
De in de vroege morgenuren aan zeezijde afgesneden groepen Duitsers hadden
in de loop van de morgen toch wel dusdanig verliezen geleden, dat groot
gevaar, tijdens onze aanvallen in de richting van het vliegveld, niet in
die mate bleek, dat er bezorgdheid omtrent aanvallen in de rug kon worden
geacht. Echter nu was vijandelijke druk te verwachten van zeezijde,
waardoor het noodzakelijk werd, enkele afdelingen dus af te zonderen en
een front te vormen aan een tweede zijde, nl. de andere zijde van de weg,
waaraan wij steun hadden gehad met het wigvormig doorstoten tot op die
plaats, ook de weg die nogal vrij kort bij het vliegveld langs liep.
Spoedig was ook dit geregeld teneinde nu twee vijandelijke verzetshaarden
in de onmiddellijke nabijheid van Valkenburg het hoofd te kunnen bieden.
De één dus nl. het overschot in de richting van het vliegveld en de andere
aanvankelijk kleinere, maar nu versterkte groepen, door nieuw afgezette
eenheden aan de kust. Deze laatste, welke een nieuwe bedreiging betekende
voor de omsingeling van het regeringscentrum, gaf geruime tijd
moeilijkheden in het maken van een overzicht betreffende de nieuw gelande
sterkte, omdat de nieuw gelande troepen deels het voordeel hadden, dat
reeds vóór hun landing parachutisten verspreid lagen in dat gebied, die
hen beschermden tegen eventuele verkenningen onzerzijds. Het was dan ook,
dat, alvorens onze troepen de haard van het gevaar van de pas gelande
vijand konden bestrijden, de hinderlijke aanwezigheid van de reeds
verscholen landingstroepen van ‘s morgens eerst uit de weg genomen moest
worden. Mede door toedoen van het reeds eerder genoemde kanonvuur van onze
marine en de vaste omsingeling door onze troepen in de duinsector
uitgevoerd, kon deze opmars van de vijand evenmin ons landscentrum
bereiken en liep ook ditmaal deze nieuwe bedreiging op niets uit.
De Duitsers, -het moge gezegd worden-, ter ere van de Hollandse
strijdkrachten, die die dag allerwegen dapper handelden en vochten, zowel
te land als die achter de kanonnen van onze marine, die ons bijzonder de
helpende hand boden hun orders stipt uitvoerden, werden gedwarsboomd in de
uitvoering van hun plannen. Ook mede gezien het feit dat ons duidelijk
werd, toen na het neerschieten van een vliegtuig, op de lijken van de uit
dit toestel ontkomen staf van Generaal von Sponeck de instructies gevonden
werden, hoezeer de opmars van deze onze vijand werd vertraagd, In welke,
de hoedanigheid van opzet, de Duitsers alles hadden opgezet, bleek, dat
voor de aanval op het hart des lands deels hun 2e luchtvloot was bestemd.
Onder de bevelen van de commandant van deze luchtvloot, Generaalsvlieger
Kesselring stond het luchtlandingskorps van luitenant-generaal Student,
dat die dag door de lucht vervoerd was naar mede de in deze omgeving
gelegen vliegvelden. De parachutisten waarmee wij die dag in contact waren
gekomen en de eerste vijandelijkheden hadden moeten openen, waren van 4
compagnieën van de 7e vliegerdivisie, welke later versterking kreeg van 3
regimenten infanterie van de 22e luchtlandingsdivisie onder commando van
de reeds eerder genoemde generaal-majoor Graaf van Sponeck.
Deze troepen die zoals vermeld met transportvliegtuigen op de velden waren
afgezet, voerden 7,5 cm berghouwitsers, batterijen pantser afweer,
pioniers en zelfs geneeskundige troepen met zich mee.
De parachutisten, die voor de verovering van het vliegveld waren, hadden
in de vroege morgen toch ook nog wel mede dankzij de eerste vlotte landing
door versterkingen aan infanterie hun doel bereikt, maar tot op heden
bleek, dat met ook de later nog gelande eenheid, het 47e regiment
infanterie de opmars naar het hart, onze regering, niet volbracht is
geworden. Wel hadden zij nog, voordat eenheden van ons legerkorps ‘s
morgens vroeg in aktie waren gekomen, de naaste omgeving weten te
bezetten, waaronder reeds vermeld, het dorp Valkenburg, een deel van het
duingebied, gelegen om en nabij de Wassenaarse Slag, de Haagse Schouw en
het gebied ten noorden van het vliegveld gelegen inclusief Katwijk-Binnen
met de brug over de Rijn. Tot op dit moment echter, zoals beschreven, was
er niet zoveel meer over waar de vijand nog rustig als bezetter zich
voelde gevestigd. Zojuist was ook met de gestadige vooruitgang in het
heroveren van terrein door onze afdelingen vanuit noord en west komend, de
2e depot infanterie onder reserve majoor H. Mulder uit Leiden komend,
langs verschillende wegen, na enige vuurgevechten te hebben geleverd en na
de brug bij de Haagse Schouw te hebben heroverd hun opmars bezig aan de
andere zijde van het door de Duitsers bezette terrein. Deze eenheden
trokken het gebied al zuiverende van vijanden door in de richting van de
Wassenaarse Wetering.
De parachutisten die weer zuidelijker waren geland vonden hun
tegenstanders in delen van het uit Wassenaar afkomstige 1e regiment
huzaren motorrijders. Zo konden we dus met dit voor ons zeer globaal
bekend overzicht, de overtuiging zijn toegedaan, dat mede met de
vorderingen die wij met de bataljons van ons 4e regiment hadden weten te
bewerkstelligen en na de herovering van Katwijk-Binnen en de brug over de
Rijn door ons IIe bataljon en de aansluiting van enige van onze secties
zware mitrailleurs met de compagnieën van het Ie bataljon dat aansluiting
had verkregen met de resten van het IIIe bataljon aan de Wassenaarse slag,
... een nieuwe aanval tegen het vliegveld en door de overige compagnieën
van ons IIe bataljon tegen het bezette dorp Valkenburg, niet anders dan
wel de laatste diende te worden, mede als gevolg van het feit, nu de
vijand eigenlijk zo goed als ingesloten zat, de geestdrift van onze
afdelingen enorm was toegenomen.
Niet te vergeten was het IIIe bataljon van het 2e regiment artillerie dat
waardevolle aktie heeft ontplooid in beschieting van ons voorterrein en
markante punten daarin gelegen, waaronder de kalkzandsteenfabriek ten
zuiden van Katwijk gelegen, door een batterij van deze afdeling beschoten
werd alvorens ons IIe bataljon dit punt nam.
Nu waren de Duitsers zich meer en meer aan het terugtrekken vanuit het
omliggende terrein en vliegveld in de richting van het dorp Valkenburg
terwijl de groepen in de duinen zich samentrokken op de Wassenaarse Slag.
*
De aanval op het vliegveld.
Nieuwe contacten hadden we gelegd, nieuwe groeperingen
waren gevormd en alle afdelingen hadden weer hun nieuwe plaats en indeling
gekregen in het grote gewijzigde geheel. Een volgende fase in de strijd
werd afgewacht.
Weldra na de nieuwe ontvangen orders, die de herovering van het vliegveld
inhielden, werden onze stellingen voorlopig even verzekerd. De soldaten
van de tirailleurcompagnie zouden onder dekking van onze zware
mitrailleurafdeling de laatste stormloop op het veld doen. Slechts 500 m
restte nog van het doel. De zoeven gemaakte vordering die over een afstand
van ongeveer 1 km ging, hadden de mannen moed gegeven. Het zag ernaar uit,
dat ze het doel dat nu nog slechts in afstand de helft was van de vorige
sprong met de gereedstaande afdelingen spoedig zouden overrompelen.
Het aantal neergestreken vliegtuigen die geen kans meer zagen uit hun
benarde positie weg te komen en waarop we van het wat hoger gelegen punt
waar wij ons nu bevonden een schitterend uitzicht hadden, was geteld op 43
stuks. Verschillende daarvan waren uitgebrand, stonden in brand of waren
doorzeefd van mitrailleur en geweerschoten. Echter een groot aantal
daarentegen was onbeschadigd. Ook hadden we over het daaromheen liggende
terrein een goed uitzicht. Ontelbare witte vlekken waren de onbemande
parachutes. De parachutisten die gedaald waren en onmiddellijk voor het
Hollands vuur dekking moesten zoeken, hadden zich in de haast van deze
parachutes ontdaan om veilig heenkomen te vinden. Eveneens doeken, welke
bevoorrading beoogd hadden, zoals materiaal, munitie, voedsel enz. In het
ene geval was de bevoorradingslast eraf, in het andere was het nog
aanwezig, maar ook met de manschappen parachutes waarbij de een reeds was
achtergelaten en de andere nog niet ontdaan was geworden als gevolg van
plotseling overvallen te zijn of een treffer die een voortijdig einde
maakte aan de landing. En zo temidden van al deze toonbeelden, die mede
tot harding in een harde werkelijkheid noopte, gingen we voort in de ons
opgelegde ingeslagen weg; de strijd tegen de invaller. Deze strijd was
voor ons nu een aanvallen, in de verdedigingssfeer, de verovering van ons
ontnomen gebied.
Commandanten hadden het teken van weer voorwaarts gaan gegeven en groep
voor groep kon men in enkele ogenblikken tijd zien opduiken en onder
artillerie- en mitrailleurvuur het doel zien bestormen. De heldere lucht,
zoeven voor enige tijd bevrijd van allerlei afschrikkende geluiden werd nu
weer gevuld met fluitende projectielen. Aan het lawaai dat van alle kanten
vandaan weer los kwam uit de vuurmonden van de aanvaller, werd bovendien
nog toegevoegd het knetterende vuur van de vijandelijke machinegeweren en
verdere automatische wapens vanuit de richting van het vliegveld.
De verwoede stormloop vond nog meer voedsel als de bestormers door hun
leiding gewezen werden op de boven de hangar wapperende hakenkruisvlag.
Eveneens gaf dit voor ons ook aanleiding om door middel van een dood ding,
ons wapen een vuur af te geven dat even verwoed was als de uitwerking van
de projectielen op het doel. Zelfs enorm veel aansporing had het de
Hollandse manschappen gegeven om de vijand verpletterend te verslaan toen
het bericht was binnengekomen van het falen van de opzet van de
divisiecommandant van Sponeck die de leiding had van de in deze omgeving
gelande troepen en waarbij de verdere instructies in onze handen waren
gevallen.
Onversaagd zag men de tirailleurs run na run nemen in weerwil van de
voorkomende ongevallen die schrikaanjagend genoeg waren. Sommigen moesten
als gevolg van getroffen te zijn achterblijven waarbij de aard der
verwondingen in sommige gevallen was dat zij omkwamen en het gesneuvelden
aantal daardoor zienderogen steeg. Toch stormden de overigen, die van alle
hier inmiddels gebundelde afdelingen tezamen nog een vrij groot aantal
vormen, door in de richting van het vliegveld.
Soms onttrokken opvliegende stofwolken ons het uitzicht op de troepen, dan
weer verschenen zuilen van aarde en allerlei in die omgeving aanwezige
materialen op het vliegveld, veroorzaakt door springende granaten van
Hollands geschut. Het was kortom een onbeschrijflijk gebeuren wat zich op
deze ogenblikken voltrok.
Daarom ook toen de Duitsers zagen, dat ook de Hollanders het echt menen
konden en niet zoals zij waarschijnlijk verwacht hadden voor de aanval van
vrij sterke strijdkrachten uit de lucht, hetgeen toch een zo goed als
nieuwe voor het onverwachte methode betrof, dat zij verschrikt in de war
gebracht hun energie verliezen zouden, maar integendeel alles op prijs
stelden hun ontnomen gebied terug te nemen, trokken zij zich langzamerhand
tot op het veld en in de hangars terug.
Terwijl de vijand al vechtende achterwaartse verdedigingsstellingen
betrokken en onze aanvallende afdelingen terrein wonnen, konden ook onze
zware stukken van tijd tot tijd naar voren worden verplaatst. Zo belandden
wij, na verloop van enige tijd ook in het vlakke voorterrein, waar een
keur van vijandelijk materiaal te vinden was. Zo kon men aantreffen een
parachute waaraan nog een soort koker bevestigd was, waarin naar alle
waarschijnlijkheid voedsel of munitie werd aangevoerd. Zij was geopend en
leeggenomen. In verschillende vakken was zij verdeeld en de afmetingen
waren ongeveer 30 cm rond en 1½ cm lang. Weer ergens anders lag de
parachute nog met koppel en tas, de uitrusting van een militair die zich
snel heeft willen redden door gehaast zich ervan te hebben ontdaan, te
ontvluchtten. Tot de inhoud van de uitrustingstas behoorde o.a.
schrijfbenodigdheden, zoals papier en potlood, noodvoedsel in de vorm van
snoep en kaak, een flesje drank, verband, medicamenten en nog meer, wat
terwille van de tijd niet kon worden bekeken.
In nog een ander geval trof men een gesneuvelde parachutist in de
onmiddellijke nabijheid van zijn parachute met uitrusting, waarvan de tas
die op de heup werd gedragen nog geopend was. Nader bezien constateerden
wij, dat potlood en beschreven papier haastig weggeduwd, los en ruw in de
tas was gedrukt, waaruit hoogstwaarschijnlijk bleek dat deze jonge man nog
bij het naderen van het landingsterrein en het commando klaarmaken voor
springen heeft zitten schrijven, bedoeld als post voor na de landing.
En zo waren de bevindingen talrijk bij het meer en meer naderen van het
doel. Gezien de onverminderd felle aanvallen tegen het vliegveld op, is
het verwonderlijk, dat van verschillende zijden twijfel uitgesproken is
kunnen worden of de Hollanders vechten zouden, als zij aangevallen werden.
Maar tegen zulke twijfel was ook altijd sterk geprotesteerd in Holland,
echter deze gebeurtenissen toonden nu, hoe buitengewoon ongegrond ze was,
De Nederlanders door alle tijden heen reeds, zijn bereid geweest en waren
nog bereid hun vrijheden te verdedigen ofschoon zij ook iedere
verheerlijking van het militarisme afwezen, zoals men die kon vinden in de
geschriften van Duitse filosofen, zoals Clauserwitz en Freitschke, zijn ze
zich wel bewust van het feit, dat geen enkele natie zijn vrijheid waard
is, die niet bereid is, deze te verdedigen. Zelfs houden zij voor ogen,
dat, wanneer militair verweer tijdelijk moet zwichten, het de belofte in
zich houdt van een nationale herrijzing in later tijd en dit brengt hem
weer op een verbeten doorzetten.
De helm op het hoofd, het gasmasker op de heup, het pioniersgereedschap,
de zandzakken, de broodzak met inhoud, de eetketel, patroontassen met de
munitie aan de koppel om het lichaam, het geweer, pistool of de
mitrailleur in de aanslag in de handen torste door niemand benijd de
infanterist zijn wapenrusting al naderende en naderende de vijandelijke
doelen.
In tegenstelling met voorheen, toen de cavalerist, hoog op zijn paard
gezeten, op hem neerzag, die daar zo traag langs de weg ging en toen de
artillerist op zijn auto, te paard of op de voorwagen der kanonnen langs
hem heen snelde of rammelde, de modder zo nu en dan in zijn colonne
spatte, toen de wielrijder zich geruisloos voortbewegende, langs hem heen
gleed met een lachje dat sprak van ‘arme infanterist’ en toen de
pantsertroepen en motorrijders voorbijtrokken met iets in de blik alsof
zij zelf aandeel hadden in de kracht van hun motoren, ging nu die nederige
strijder van toen, die velen langs zich heen zag trekken ver vooruit. Nu
was hij het, de infanterist, die het terrein overmeesterde, het vasthield
en nog niet prijsgaf voor zijn leven. Tot de laatste man, tot de laatste
patroon, tot de laatste handgranaat, ‘als ‘t moet’ zou hij de loopgraaf of
het stukje terrein om hem verdedigen of blijven aanvallen. Hij ging
vooruit zolang hij kon, hij bleef als het vuur hem het voorwaartsgaan
belette, maar hij week niet. Zo was het beeld van die vroege morgen.
Geweervuur en mitrailleurgeratel hadden het signaal reeds lang weer
geleden gegeven, dat een nieuw contact met de vijand was verkregen. Doffe
kanonslagen verkondigden de activiteit van de artillerie. Diverse
legerafdelingen snelden door het terrein, waarvan enkelen heuvelranden
bezetten en weer anderen aan de weg gelegen hofsteden. Dan gebeurde het
weer, voor de zoveelste maal, dat vliegtuigmotoren rondom boven onze
voorttrekkende troepen, ronkten. In kleine groepjes trok onze infanterie
door het scherm, dat verkenningstroepen en beveiligende afdelingen
vormden. Dan weer nam het tempo toe, dan weer vertraagde het. Het vuur van
de vijand dwong tot gedekt voorwaarts gaan van terreindekking tot
terreindekking. In korte sprongen en kruipend werkten zich onze groepen
naar voren. Uren waren nodig geweest enkele kilometers af te leggen, maar
nu ging het om enkele tientallen meters. Daartegenover stond, dat enkele
malen weer vrij snel terrein gewonnen werd en andere momenten weer ter
plaatse gebleven moest worden.
Niet alleen valt het leger, in de verschillende wapens, welke elk hun taak
krijgen, uitéén, doch ook onze infanterie loste zich nu op. De
verbindingsafdelingen bleven achter, de mortieren kwamen in stelling,
terreinranden, hofsteden en hoogten werden bezet door afdelingen, die
beschermend vuur over en voor de oprukkende infanterie moest leggen.
Sprongsgewijze van stelling tot stelling gingen eveneens de achter ons
volgende legerafdelingen, zoals de artillerie en de pantserafweerkanonnen
vooruit. Doch immer voorwaarts, vóór allen, drong onze infanterie op. In
het terrein zocht zij bescherming tegen het vijandelijk vuur, met
mitrailleur en geweer, gesteund door de overige wapens, baande zij
tegenover de weerstanden, welke haar telkens voor de voet traden, in
laatste instantie zelf haar weg. Zij groef zich in, indien het voorwaarts
gaan onmogelijk werd. Als de verbindingen waren gelegd, slopen behendig
telefonisten langs de uitgelegde lijnen om deze te beschermen of te
herstellen. Mortieristen en onze mitraillisten eisten van hun wapens het
uiterste. Zij en wij hielpen elkander daarbij in het vuur en boden in
kleine groepjes bijeen elkaar de morele steun, welke ieder zo behoefde.
Bij voortduring, evenals bij het kanon achter ons, loerden de schutters
van onze mitrailleur naar opduikende gevaren om deze te weerhouden
alvorens ze onze linies zouden bereiken.
Zo lagen ze, voor alle wapens uit in groepen van twaalf man, geleid door
onderofficieren, gesteund door korporaals, de infanteristen, opgelost in
een breedte van ± 40 meter en in diepte van ± 10 meter. Nagenoeg geheel
aan zichzelf overgelaten had een ieder onzer groepen of stukken zich in
het terrein gedekt. Het commando van de commandanten reikte soms niet
boven het krijgsrumoer uit, de jongens onderling hoorden en zagen niets
van elkaar in geval van knallen en gillen der projectielen over de
terreindekkingen heen. Zij zagen in de lopen van de wapens, welke de
tegenstander op hen richtten,, zij onderkenden het gelaat van de vijand,
zij zagen hem in het wit van de ogen, zij bestreden hem met het geweer,
wierpen handgranaten en hadden ten laatste nog de bajonet of de vuist. De
groepen weken niet.
Ons stuk was juist weer in stelling gebracht, van waaruit de vijand kon
worden bestookt. Nogmaals werd vuur afgegeven en groep voor groep volgde
de telkens plaatselijk terugtrekkende tegenstander. Dit zo, in
evenredigheid tot de sterke, nog volwaardige, maar ook de inmiddels door
verlies zwakker wordende groepen, gaf geruime tijd redelijk snelle
terreinwinst, steeds stukjes eigen grond die we heroverden.
Voor deze infanterieafdelingen was en is altijd de moeilijkste en zwaarste
taak weggelegd. Van hen werd en wordt altijd het meeste geëist, zij konden
ook hier weer het hoogste volbrengen en moeilijker, gevaarlijker en
zwaarder dan van welke legerafdeling ook was de taak welke voor hen in het
gevecht was te vervullen: ......’terrein winnen op de vijand!’...
Het is daarom dat de infanterie de eerste klappen en vijandelijke stoten
moeten vangen, waaraan dus, ondanks de eer in ons zelf en voor andere
wapenmakkers en de vrij snelle vorderingen op de vijand, het droevig feit
verbonden zit, dat ook de verliezen aan medestrijders in eigen omgeving
van ons een sterk evenwichtig incasseringsvermogen opeiste. Verscheidene
vrienden waarmee we voorheen onze diensten verstonden, konden ons niet
meer volgen en bijstaan in de strijd. Waren de getroffenen niet plotseling
hun leven kwijt, dan toch waren zij, wellicht, voor de verdere gang van
hun leven verwoest tenzij hun verwondingen van tijdelijke aard waren wat
in dat geval dan voor hen weer een opwekkend feit was in vergelijking tot
hun gesneuvelde of verminkte makkers. Zo ook waren de ervaringen in de
andere terreingedeelten, die waarin de tirailleurgroepen bij toerbeurt,
afwisselden met ons, hun sprongen uitvoerden, ook zijn verloren in vele
gevallen hun onmisbare steunkrachten en toch maar; soldaten uit gewoon
hout gesneden, echter ...krachtfiguren gebleken. Bij het passeren van hun
nog warme lichamen die levenloos dus onbeweeglijk ter aarde lagen, konden
toch bij het aanschouwen van hun gelaat, hetwelk van elk verschillende
uitdrukkingen gaf, onze nog in leven en hoop verkerende zinnen zich niet
bedwingen. Elk oog vertoonde haar traan, zij het in letterlijke of
figuurlijke zin, terwijl meer dwang ontstond, bij geen uitgezonderd, de
tegenstander hiervoor een gevoelige afrekening te geven.
Een weinig rechts van ons over een smalle sloot stond de afrastering van
een waarschijnlijk vroeger bestaand sportveldje. Enige struiken namen
deels het gezicht daarop weg. Dit, tot de merkwaardige gevallen behorend,
was er één, een in halfstaande houding gesneuvelde soldaat. Het trof hier,
één van onze vooruitgeschoven tirailleurs, die de aanval op het veld mede
begonnen was. Klem tussen enige steunklampen en wat prikkeldraad, met het
geweer op de afrastering, de loop door het gaas, hing het slachtoffer met
de arm over de kolf en het hoofd onbeweeglijk tegen het hek, tussen het
hekwerk en struikgewas met het uniformjasje aan het prikkeldraad gehaakt.
Ook was duidelijk waar te nemen, dat de slachtoffers aan de sloot en
greppelranden uit hun aanvalshouding gevallen waren, liggend in dezelfde
aanvalsrichting, zij het in het ene geval het wapen in de hand genomen
voor de sprong of in het andere geval nog in de aanvals- aanslaghouding.
En zo ook kroop met de soldaat, schrijnend de tijd.