Met de auto gingen wij van de boerderij-lazaret-vesting
naar de garage waarin de andere krijgsgevangenen vanaf zondagmiddag
opgesloten waren, maar nu waren er zij niet meer. Ik moest in de garage
blijven om te helpen bij het uitzoeken van uitrustingen enz. Wij
moesten Nederlandse en Duitse goederen apart houden en sorteren. Er lag
van alles: patroontrommels, vol of leeg, koppels, helmen, veldflessen,
mitrailleurs, karabijnen en geweren, verschillende uniformstukken, dekens
enz. enz.
Nadat wij gereed waren in de garage werden we naar het krijgevangenkamp
gebracht dat was ondergebracht in de kwekerij en zouterij van de Fa
Zwanenburg en Co. Toen ik daar aankwam ontmoette ik mijn vrienden weer.
Zij keken verbaast op toen zij mij daar zagen staan. Zij hadden het ergste
van mijn wegblijven gedacht en niet verwacht dat ik ongedeerd was
gebleven. Wij waren blij elkander heelhuids terug te zien. Nu waren we
allen weer verenigd, behalve Huub Heestermans.
Bij de Nederlandse officieren -ook krijgsgevangenen-
moest ik mij melden en werd bijgeschreven op de lijst van krijgsgevangenen
en kon ik een lekkere kop koffie krijgen. Hierna voegde ik mij weer
bij mijn vrienden en vertelden hun waar ik was geweest nadat ik
zondagmiddag de garage verlaten had om mee te gaan die gewonde Duitser weg
te brengen. Van hen vernam ik dat zij sinds gisteren in dit kamp waren.
Van zondag tot woensdagmiddag waren zij in de garage geweest, daar hadden
zij het erg slecht gehad. Slaapgelegenheid was er niet op de betonnen
vloer en eten kregen ze bijna niet. Ongeveer 300 jonge kerels hebben zich
tevreden moeten stellen met een paar weckflessen en een paar kippen die
zij uit een kippenhok naast de garage hadden genomen, geslacht en
toebereid. Zij hadden erge honger geleden. Dan had ik het beter getroffen
bij de kok in de boerderij. In de garage is het lang niet veilig geweest
want de kogels en de granaten vlogen voortdurend om de garage. Er is zelfs
een granaat van de achterkant door de muur gegaan om dwars door het gebouw
bij de grote voordeur blijven liggen. Het projectiel is niet ontploft, dat
was een geluk want anders zou het verschrikkelijk zijn geweest. Zij hadden
benauwde ogenblikken doorgebracht.
Mijn vrienden vertelden mij ook dat zij aan Cor
Heestermans gezegd hadden dat zijn broer Huub vrijdagsmorgens op het
vliegveld was gesneuveld. Na de capitulatie heeft Cor meegeholpen om
gewonden te halen en op die manier kwam hij overal en heeft zijn broer
gevonden. Hij heeft Huub naast de kerk begraven, ook de andere
gesneuvelden vonden daar hun rustplaats. Later heb ik Cor nog even
gesproken, hij was erg onder de indruk van het droeve gebeuren. Hij toonde
mij een ring van Huub die hij altijd droeg.
Alle krijgsgevangenen waren in groepen verdeeld, elke
groep stond onder een onderofficier, ik was bij groep 12. 's Morgens om 8
uur en 's avonds om 8 uur werd er appél gehouden. Dat appél werd door een
der officieren van ons kamp afgenomen en deze rapporteerde het aan de
Duitser. Het is vanzelfsprekend dat wij door de Duitsers bewaakt werden
maar de kwekerij was groot, dus hadden wij bewegingsvrijheid genoeg.
Meestal lagen wij buiten in het heerlijke voorjaarszonnetje of in een der
broeikassen waarin het lekker warm was. Het eten kregen wij uit de
militaire keuken te Oegstgeest. Wij konden ons dus weer te goed doen aan
het goede eten dat we in de kazerne gewend waren. De kuch leverde
moeilijkheden op want we hadden geen van allen een mes bij ons zodat we
die in stukken moesten breken. Maar we kregen het naar binnen en dat was
de hoofdzaak!
Er gebeurde niet veel bijzonders in het kamp, alleen
verveelden wij ons geweldig. Wij hoopten dat we weer gauw vrijgelaten
werden, elk uur dat we in krijgsgevangenschap moesten doorbrengen was er
ons een teveel. Dikwijls kwamen er Nederlandse militairen ons bezoeken.
Overste Trapman uit Leiden kwam ons opzoeken en 3 wachtmeesters van mijn
Batterij hebben van hun belangstelling voor ons blijk gegeven. Dat deed
ons goed om weer bekenden te zien en te spreken. Het grootste gedeelte van
de krijgsgevangenen waren infanteristen en woonden in Zuid Holland. Daarom
kwamen veel burgers om hun familieleden op te zoeken die in de omtrek van
Valkenburg gemobiliseerd waren. Als een burger aan de ingang van het kamp
kwam en naar iemand vroeg dan werd het gehele kamp afgezocht naar de
gevraagde. Het was prettig voor de betrokken persoon wanneer de
betreffende soldaat aanwezig was. Men kan begrijpen dat dan het weerzien
vol ontroering en blijdschap was. Maar er waren ook velen die in dit kamp
hun verlorenen niet vonden. Voor hen was dat een sombere en ongunstige
voorbode. Zij hoopten dat de gezochte ergens anders zou zijn, maar waar en
hoe?
Ik bleef liever maar niet teveel bij de ingang van het
kamp waar geregeld andere mensen kwamen om hun familieleden op te zoeken.
Steeds weer waren daar die blijde ontmoetingen, het bij elkaar zitten van
die mensen, die elkaar terug vonden en hun gepraat over het weer was voor
mij niet om te zien en te horen, want ik wist nog niets van mijn moeder.
In het kamp werden gratis briefkaarten verstrekt, 3 of 4 heb
ik er naar huis gestuurd. als de een niet over kwam dan d ander wel
dacht ik. Op de kaarten mochten we alleen, vermelden dat we in
krijgsgevangenschap zaten en in goede welstand verkeerden. De nachten brachten
wij door in het gebouwtje van de kwekerij beneden waren er twee vertrekken
ingericht en boven ook. Op de vloer lagen schotten en rieten matten, waarop wij moesten
liggen. De kleren hielden we aan voor de warmte, terwijl we met z'n 2en een deken hadden. Wij hadden er niet zoveel
warmte van, want de nachten waren koud. De beschikbare ruimte waren voor ons allen amper groot
genoeg, we lagen dicht op elkaar. Ik lag op de zolder bij het raampje tussen mijn
vrienden. 's Nachts werd ik eens wakker en bemerkte dat ik rustig met mijn hoofd tegen een
ander z'n zweetvoeten had geslapen.
Vrijdagmiddag 17 mei moesten wij aantreden. Wat ging er gebeuren?
,'Zouden wij het kamp gaan verlaten? We hoopten al, maar er werd ons
medegedeeld dat we naar het vliegveld gingen. Wij marcheerden af en gingen
dwars door Valkenburg. Nu, kon ik eens goed zien wat er in het dorp was vernield.
Verschrikkelijk! Verschillende huizen lagen in puin, vooral rondom de kerk vrijwel de
meeste huizen in het midden van het dorp was het onbewoonbaar geworden door de vele voltreffers van de
granaatregen, die 4 dagen het dorp geteisterd had. De kerk was geheel uitgebrand, alleen de toren en
de muren stonden overeind. Ik huiverde, toen ik de kerk zag en aan de eerste
oorlogsdagen dacht. Het was nu een week geleden, dat ik de kerk inging. Het leek
me toe of het jaren geleden was. In die ene week was er ook zo veel ontzettends
gebeurd dat het bijna als onmogelijk voorkwam. Deze meest bewogen week van mijn leven, die
tevens de gruwelijkste is, zal ik nimmer vergeten.
Voor de kerk waren veel gesneuvelden begraven. Aan de
andere kant van het pad lagen de Nederlandse militairen en aan de andere kant
de Duitsers. Ook elders in het dorp waren gesneuvelden begraven, de 22 gedode burgers vonden hun laatste rustplaats op
het kerkhof naast de kerk. Deze dodenakkers getuigden van de oorlogsgruwel. Wij marcheerden er zwijgend en
eerbiedig langs. Op het vliegveld moesten wij van die parachuutbommen
ophalen. Daar waren er veel gedaald.
Het ophalen gebeurde met vrachtauto's. Er konden hoogstens 5 van die bommen opgeladen worden, want ze
waren nog vol en erg zwaar. De auto's hadden moeite om met hun vracht over het weke veld to gaan. De parachuten waren geweldig
groot en sommige van zijde. De vliegtuigen kon ik nu van nabij bekijken.
De kolossale gevaarte droegen allen sporen van oorlogsgeweld, lange ritten kogelgaten van mitrailleurs waren
te zien.
Bij de neus van elk vliegtuig Was een wapen geschilderd, daarin
was Engeland afgebeeld, omvat met een zwarte hand. Die wapens moesten zeker
symboliseren dat
Engeland in de Duitse greep ten onder zouden gaan! Minstens de helft van de
vliegtuigen waren door het artillerievuur in brand geschoten, welke branden op
de eerste oorlogsdag zo'n
fantastisch aanblik gaven. De verbrande toestellen lagen nu geheel in as, behalve de uiteinden van de
vleugels en de staart. Een Nederlandse hospitaalsoldaat heeft mij in de
boerderij-hospitaal verteld, dat hij uit zo'n brandend. toestel een gewonde
Duitser heeft moeten halen, terwijl andere Duitsers met revolvers achter hem stonden.
De infanteristen die in de hangars gemobiliseerd waren geweest zochten hun
eigendommen terug maar het meeste was vernield of spoorloos verdwenen. Er
werden koffers terug gevonden met uitgesneden bodems. Wij verlieten het vliegveld weer, waarna we in het
kamp van smakelijke maaltijd genoten.