VOORSCHRIFT
Nadat ik in Maart '41 mijn dienstherinneringen heb opgeschreven, wil ik dat nu
overdoen en weer mijn oorlogsherinneringen opschrijven. Dit schrijven is in hoofdzaak
voor mijzelf bedoeld om een schriftelijke herinnering te bezitten. Daarom schrijf ik dan alles ook volledig op.
Het schrijven is in het bijzonder gewijd aan datgene, wat ik in de
oorlogsdagen heb meegemaakt als krijgsgevangene. Ik hoop dat mijn
voornemen aan het doel zal voldoen.
Bé.
December 1941.
Hoofdstuk 1 : MIJN DIENSTTIJD.
Voor ik met het schrijven over de oorlogsgebeurtenissen ga beginnen, wil
ik eerst het een en ander over mijn diensttijd vertellen.
Ik ben van lichting '39 en in Maart '38 werd ik voor de militaire dienst
goedgekeurd. In september '38 kreeg ik bericht, dat ik ingedeeld zou
worden bij het 5e regiment Veld-artillerie, beredenen. De datum van
opkomst was tussen 2 - 10 Oktober 1939, dus dat duurde nog ruim een jaar.
Het scheen mij toe dat het nooit Oktober '39 wou worden. Doch het kwam
toch zover, maar er kwam nog meer! De mobilisatie van de Koninklijke
Nederlandse Landmacht! Begin September '39 werd die in ons land
afgekondigd in verband met het uitbreken van de oorlog: Engeland met
Frankrijk tegen Duitsland.
De mobilisatie had tengevolge,
dat de datum van opkomst tussen 2 - 10 Oktober niet doorging, maar werd
vastgesteld op maandag 18 December, precies een week voor Kerstmis.
Nu moesten wij niet naar Amersfoort komen, waar normaal het 5e Reg.
Veld-Art. in de Prins Willem 3 kazerne was gevestigd, maar in Leiden waar
een Depot van genoemd Regiment was gevestigd.
Eindelijk werd het 18 December en ging ik in militaire dienst. Met nog
drie Zwollenaren n.l. Jan van Nieuwenhuizen, Bas Gerrits en Sleuring
reisde ik naar Leiden. Wij waren bij hetzelfde Reg. ingedeeld, doch kwamen
in verschillende Batterijen: Jan van N. en Sleuring in de 4e Batterij en
Bas G. en ik in de 1e Batterij.
Mijn indeling werd;
1e Depot Batterij, 5e Depot Afdeling, 4e Depot Bereden Art.
De 4 Batterijen werden in verschillende gebouwen ondergebracht: De eerste
in de Wittepoort Kazerne, de 2e in de Oude Doelen Kazerne, de 3e in de
nieuwe Doelen Kazerne en de 4e in het Nutsgebouw.
Ik kwam
dus in de Wittepoort Kazerne, deze is gelegen aan het Noordeinde. Het was
een oud gebouw, in de vorige oorlog werd het reeds afgekeurd. Omdat het
door onze Batterij weer werd bevolkt is het een en ander vertimmerd, maar
daar heeft nog wel wat aan gehaperd want wanneer de gaskamer gebruikt
werd voor het oefenen met gasmaskers, dan stonk de gehele kazerne naar de
gaspatronen. Een peukje sigaret, dat nog brandend door de zolder was
gevallen, zou de rustkamer in de as gelegd hebben, wanneer het brandje
niet tijdig ontdekt was.
De stallen en de maneges waren bij
de Doelen Kazerne, waar ook het grote Cour was, waar het middagappél
afgenomen werd van de 4 Batterijen. De stallen waren oud en niet erg praktisch.
In elke stal stonden 50 tot 70 paarden. Het wemelde er van muizen. Op
stalwacht werden we 's nachts wel eens gewekt, doordat de diertjes gewoon
over je heen liepen.
De grote en kleine manege plus de
buitenmanege waren veel in gebruik, daarom werd ook wel gebruik gemaakt
van de Universiteitsmanege. Het paardrijden leren was voor ons het
prettigste gedeelte van de opleiding waar wij, beredenen, dan ook erg
trots op waren. Maar het was ook de pijnlijkste bezigheid, denkende aan de
harde bokzadels zonder beugels en het zitvlak.
Het grootste gedeelte van de paarden, die we hadden, waren in het begin
van de mobilisatie opgevorderd en daarom voor de militaire dienst nog niet
volkomen afgericht, wat ons wel eens moeilijkheden bezorgde. Nu ik wat van
de kazernes, stallen enz. heb verteld, wil ik het nu over de dienst
hebben.
's Maandags kwam ik in dienst, 's Woensdags werd ik
gekeurd en Donderdags kreeg ik het militaire uniform reeds aan behalve de
sporen. Omdat er geen spoorriempjes waren, kregen we de sporen nog
niet. Dat was voor ons, beredenen, een tegenvaller, want wat was een
uniform zonder sporen! Daarbij kwam nog, dat de beredenen met de
Kerstdagen voor het eerst met verlof gingen! Wij hebben de fourier,
wachtmeester Knuppel, een Zwollenaar, op ons aandringen er toe gekregen,
dat hij ons Zaterdags de sporen toch gaf, zodat wij er zelf de riempjes
bij moesten kopen. De lederwarenwinkels hadden hun spoorriempjes dan ook
spoedig uitverkocht. Enkele weken later kregen wij van de fourier de
riempjes, die waren heel wat degelijker dan die wij hadden gekocht. Thuis
hebben ze vreemd opgekeken toen ik onverwachts voor de Kerstdagen als
militair aan kwam zeilen met drie dagen verlof. Dat kwam mij ook wel toe
want ik was "al" 6 dagen in dienst!!
Kapitein
van Hemert, de commandant van onze Batterij, was voor ons een goed en
redelijk officier. Anderen officieren waren de luitenant-kolonel Trapman,
de Majoor Welle, deze was afdelingscommandant. In onze batterij waren
slechts twee beroepswachtmeesters nl.. wachtmeester Baas en
wachtmeester Lasseur. De andere wachtmeesters waren allen reservisten. Zij
waren van oudere lichting, waardoor zij voor een moeilijke taak stonden om
ons te rekruten op te leiden, terwijl zij zelf weer veel moesten leren.
Onze
opleiding liet dan ook wel wat te wensen over. Het zou beter geweest zijn,
als alles meer actief was. In die 5 maanden dat ik gediend heb ( van 18
Dec.-10 Mei) hebben we niet veel bijzonders geleerd. Van de kanonnen
wisten de beredenen bijna niets, evenmin van de granaten en andere
oorlogswerktuigen. Er werd veel exercitie te voet gegeven en theorie over
verschillende aangelegenheden als schildwacht, stalwacht, kamerwacht,
rangen van officieren, enz., enz.
Elke dag moesten de paarden 2 keer een uur gepoetst worden. Dat was een
goede en nuttige bezigheid, maar overigens erg vervelend en eentonig. Met
al die verschillende vakken werden de dagen toch gauw gevuld en werd dan
eens afgewisseld met de een of andere wacht. Eenmaal in de veertien dagen
gingen we naar de duinen bij Katwijk, waar we op de schietbanen
oefening kregen in het schieten met de karabijnen. Van Leiden naar Katwijk
was 9 Km., die mars viel eerst wat zwaar, maar later ging het beter.
Bij
goed weer was het heerlijk in de duinen. eens heb ik er een hele dag
genoten toen ik baancorveeër was. 's Morgens moesten we de banen gereed
maken en na afloop der oefening alles weer opruimen. In leiden woont een
nicht van mij, Riek Dijk. Zij is gehuwd met Teun van de Stoel en ze hebben
een melkzaak bij het militaire oefenveld ( het Costaterrein). Ik kende hen
niet, doch door toeval ben ik met hen in kennis gekomen. Daarna kwam ik er
dikwijls en heb het er altijd gezellig en goed gehad. In het kader van O.
en O. werden wij dikwijls onthaald op ontspanningsavonden in de
Stadsgehoorzaal. Dat waren altijd prettige avonden. Eens hebben wij het
toneelstuk "Artiesten Ingang" bijgewoond in de schouwburg. Het
werd door vrouwelijke studenten opgevoerd. In het bekende oude
Universiteitsgebouw aan het Rapenburg zijn wij geweest, waar een professor
een lezing hield voor militairen. Het hospitaal was in het zendingsgebouw
te Oegstgeest, daar ben ik ingeënt tegen thijpus.
De universiteitsstad leerde ik kennen als een stad met vele bruggetjes,
nauwe straten, grote winkels en bellende trams. Het gerestaureerde
stadhuis, dat in 1929 uitgebrand was, is nu een prachtig gebouw geworden.
Langs de Witte Poort Kazerne is de Webbesteeg, waar Rembrandt op 6 Mei
1606 geboren werd.
Op 2 mei 1940 heeft ons Depot
deelgenomen aan de jaarlijkse N.J.V. marsen, die op elke Hemelvaartsdag in
Den Haag gehouden werd. Onze groep bestond uit 40 deelnemers, waarbij ik
ook was. Wij waren onder leiding van Kapitein Driebeek, commandant
van de derde Batterij en Luitenant Struis, en adjudant van Majoor Welle.
De mars begon en eindigde op het terrein van het Kurhaus te Scheveningen.
Generaal Winkelman was de gehele dag aanwezig en reikte na afloop
persoonlijk de prijzen uit. Ook andere militairen en burgerlijke autoriteiten
hebben van hun belangstelling blijk gegeven. Er werd door 65 militaire
groepen deelgenomen aan deze mars, vrijwel alle wapens waren
vertegenwoordigd. Dat gaf een interessant karakter aan deze dag. Onze
groep heeft de 30 km. met de helm op en de karabijn aan de schouder zonder
uitvallers volbracht. Dat was voor ons recruten een hele prestatie. Wij
werden dan ook beloond met een eervolle vermelding, welke nog andere 12
groepen ten deel viel. De Kon. Mil. Academie werd door hun onberispelijke
houding met de hoofdprijs beloond. Het was een verassing dat de Koningin
onder Wassenaar de marcherende groepen gade sloeg. Dat werd de laatste
keer, dat ik H.M. voor de oorlog zag.
Wij hadden niet
kunnen vermoeden, dat slechts 11 dagen na dit festijn de Koninklijke
Familie en de regering naar Engeland moesten wijken. Op 9 Mei kregen wij
theorie over granaten. Deze zijn van de zeven Veld 30 cm lang en 7 cm in
doorsnede. In het stalen omhulsel zit de springstof, trotyl genoemd. De
spitsen doppen konden afgeschroefd worden, zij droegen de naam buizen.
Deze buizen zijn in verschillende soorten en regelen het ontploffen van
het trotyl door hun ontsteking. Tijdens de theorie kon ik niet vermoeden,
dat ik de volgende dag reeds kennis zou maken met deze projectielen...