Het was ongeveer half 8, toen er een vrachtauto de
binnenplaats van de kazerne kwam oprijden. Hierin werd een kist patronen
geladen. Dat moest naar Katwijk aan Zee gebracht worden. Er werden 12
jongens aangewezen die met de auto mee moesten om de munitie te bewaken,
ik was er ook bij. Dat autoritje vonden we een mooie gelegenheid om eens
te zien hoe het buiten Leiden was. Daarom gingen er ook enkele jongens
vrijwillig mee. Onder commando van Korporaal Kortman verliet de dienstauto
met 15 jongens en de chauffeur de kazerne, maar het doel hebben wij nooit
bereikt...
De namen van de meeste jongens, die in de auto waren, heb
ik onthouden.
Het zijn de Hagenaars : Wielaard, Stam en van
Eldikthieme. De chauffeur was ook een Hagenaar.
Crebas, Snaak en Soldaat waren groningers
Haverman kwam uit Assen
den Hartog uit Leerdam
Bakhuis uit Olst
Kooiker uit Dedemsvaart
Huub Heestermans uit Rotterdam
Stientjes een Fries
In wat nu volgt zal ik over hen schrijven met het woord: vrienden.
Bij ons vertrek uit de kazerne werden wij nagekeken door de
achterblijvenden. Een der schildwachten zette een gezicht of hij zeggen wilde: "Nou jongens, het staat er voor jullie niet erg mooi voor."
Wij lachten hem uit wij vonden het allang goed, nu we de gelegenheid
kregen om elders een kijkje te nemen. Wij waren dan ook in een vrolijke stemming
en wuifden vele militairen en burgers opgewekt toe. De chauffeur reed via
Oegstgeest en Rijnsburg in razende vaart naar Katwijk. Het was druk op de
weg, doch de chauffeur wist handig de grote snelheid te handhaven.
Onderweg werden wij dikwijls aangehouden door controleposten, die tot taak
hadden te onderzoeken of er Duitsers passeerden die in Nederlands uniform
gekleed waren, wat in verband met de parachutisten niet onmogelijk was.
Spoedig lagen Leiden, Oegstgeest en Rijnsburg achter ons. De vele
controleposten noodzaakten de chauffeur om herhaaldelijk te stoppen. Dat
voor ons achter in de auto erg hinderlijk, omdat wij niet zoveel ruimte
hadden, maar daar wenden we spoedig aan. De vrachtauto had een
laadbak, die met zeil overspannen was, zodat wij allemaal achteruit
konden kijken. Dat is ons noodlottig geworden!
Voor Katwijk binnen passeerden we de brug over de Oude Rijn. Daar stond
ook een controlepost in Nederlands uniform. Weer moesten wij stoppen
waarna het in volle vaart verder ging. Een halve km. verder werden we weer
aangehouden, maar nu door Duitse soldaten. De chauffeur en de Korporaal,
die voorin zaten, waren daar niet op verdacht. Wij achterin hadden er niet
de flauwste vermoeden van, dat wij Duitsers op onze weg zouden ontmoeten.
Plotseling stopte de auto weer. Wij hoorden gepraat, zoals bij alle
controleposten, daarom merkte wij nog niets van de Duitsers en wachten
geduldig tot de auto weer verder zou rijden. Maar in plaats daarvan
stonden daar eensklaps 2 Duitsers achter de wagen met wapens in de
aanslag. Bij het zien van gewapende soldaten losten zij een schot op ons,
waarvan wij snel opzij sprongen. Gelukkig werd niemand getroffen, maar
door deze onverwachte aanval waren wij van schrik door elkaar gerold.
Spoedig herstelden wij ons en de meesten haalden de haanpal over, zodat
wij direct konden schieten. Gespannen wachten we, wat zou er gebeuren.
Tegen hoeveel Duitsers waren wij? Zouden er nog meer dan die 2 zijn?
Angstige ogenblikken gingen voorbij. Naast de auto hoorden we gepraat en
eindelijk kwam onze Korporaal achter de wagen te voorschijn. Hij zei ons,
dat we ons moesten overgeven, anders liepen hij en de chauffeur gevaar
neergeschoten te worden. Er zat voor ons niets anders op dan te
gehoorzamen. Wij wisten niet hoe sterk in aantal de vijand was en achter
het zeil hadden wij ook geen dekking. Wij lieten ons dus maar uit de auto
zakken, waarop de 2 Duitse soldaten weer naderbij kwamen. De karabijnen
werden op bevel van de Duitse soldaten in de wagen achter gelaten. Daar
stonden we nu als geslagen honden. Wij waren nu krijgsgevangenen.
Vrijdagmorgen
10 Mei om ongeveer kwart over 8.
Wij stonden bij de trambrug, aan de linkerkant stond de Katwijkse
Kalkfabriek (K.K.F.), aan de rechterkant lag een klooster. wij kregen
bevel om onze uitrustingstukken af te doen en bij elkaar te leggen. Daar
lagen onze helmen, karabijnen, gasmaskers, koppels en broodzakken. Wat er
toen in ons omging is niet te beschrijven.
Nadat wij de trambrug waren
overgegaan werden we bij een achttal korporaals van de instructiebatterij
van de 5e Reg. Veldart. gevoegd. Maar daar ontmoeten wij nog meer
militairen n.l. een aantal Duitse soldaten. Nu bleek het ons duidelijk,
dat we goed hadden gedaan om ons zonder slag of stoot over te geven,
verzet zou ons duur hebben komen te staan. Wij werden in colonne opgesteld
en moesten onder Duitse geleide opmarcheren. Dat werd hopeloos, we waren
geheel ontmoedigd, bovendien moesten wij met de handen in de hoogte lopen.
Maar dat was zo vermoeiend, dat wij ze achter het hoofd vouwden, dat was
gemakkelijker.
De tocht zal ik niet gauw vergeten. Wat ik zag, gaf
direct al de indruk van wat een oorlog eigenlijk was. Wij gingen dwars
door het dorp Valkenburg. De burgers zagen we niet, het leek wel of die
gevlucht waren. Er waren alleen veel Duitse soldaten. Verschillende huizen
hadden stukgeschoten ruiten en ingetrapte deuren. Dit waren duidelijk
sporen van verzet en vernieling. Men kon aan alles zien, dat de inwoners
van Valkenburg lang geen prettige ochtend achter de rug hadden. Ook enkele
gewonde Duitse soldaten zagen we en er lag zelfs een gesneuvelde Duitser
naast de weg. Deze moest door enkele van ons weggebracht worden. Er waren
motoren met zijspannen van het Duitse leger, ook reden de Duitsers in
auto's welke waarschijnlijk uit Valkenburg kwamen want op het Ned.
nummerbord stond de provincieletter H. Deze auto's, waaronder mooie luxe,
waren met grote hakenkruizen bekladderd. Wij verwonderden ons er over daar
er zoveel Duitsers waren.
Waar kwamen die allemaal vandaan? Overal waar we
keken zagen we hen. Zij droegen gelijke uniformen. Later
kwamen we er achter, dat het infanteristen waren van het Duitse leger. Dus
geen parachutisten of vliegeniers die we hier zagen, maar gewone
infanteristen. Hoe kwamen die zo vroeg in Valkenburg? Dus helemaal achter
de waterlinie? Later vernamen wij, dat zij met Rijnaken ons land waren
binnengekomen en zich hadden verborgen in de kalkfabriek K.K.F. en in de
aken. Verraderlijker kon het al niet. De Duitsers waren in grote getale
aanwezig.
Ik beraam het aantal op minstens duizend man. Uit alles
kon men merken, dat de aanval op Nederland een van te voren nauwkeurige
opgezet plan was. Het is genoeg gebleken, dat ook Nederlanders schuldig
waren aan deze laffe en verraderlijke inval der Duitsers. Dat is een zware
bladzijde in onze grootste Vaderlandse Geschiedenis. Nadat wij Valkenburg
door waren ging het steeds verder, nog onbekend met het doel, waarheen de
Duitsers ons brachten.