In de garage konden wij waarnemen dat de strijd
hoofdzakelijk in het dorp plaats vond. Wel vlogen voortdurend kogels over
en langs de garage en kwam een enkele granaat dicht bij ons maar wij zaten
niet meer in het midden van het gevecht.
Dat bracht ons wat tot kalmte en rust.
Van de voorraad etenswaren die wij in de kerk hadden, hebben we niet veel
mee kunnen nemen. Enkelen hadden een koek bij zich. In de garage vonden
wij blikgroenten. De bussen werden geopend, doch de inhoud van veel
blikken bleek bedorven te zijn, de rest werd rauw opgegeten. Hier in de
garage was het ook maar wachten. Verschillenden van ons waren onder auto's
gekropen en anderen onder de werkbank maar de meesten moesten zich
tevreden stellen met een plaatsje tegen de muur.
Wij merkten dat het geweld zich steeds meer naar de garage
toewerkte, de vijand werd vermoedelijk nog verder teruggedreven. In het
garagedak kwamen gaatjes die de kogels er in boorden, ook de grote deuren
ontkwamen daar niet aan. Telkens moest een ruitje het ontgelden. Het werd
hier veel gevaarlijker dan in de kerk met zijn dikke muren. Plotseling
hoorden wij motorgeronk, het waren vliegtuigen. Zouden het Nederlandse
zijn? Maar al gauw zagen wij dat het Duitse toestellen waren. Wat kwamen
die doen? De machines vlogen laag. De Duitsers die in de bloeiende bollenvelden
in stelling lagen wuifden naar de vliegtuigen. Nu zagen wij grote bommen
uit de toestellen vallen. Wat? Gingen zij bombarderen op hun eigen
soldaten? Maar het bleek geen gewone bommen te zijn want er ontplooiden
grote parachutes aan. Langzaam daalden de gevaarten. Wij vermoeden
dat de vijand munitie en levensmiddelen toegeworpen werd. Dat vonden wij
niet prettig want we hadden gehoopt dat de Duitsers uitgeput zouden raken,
maar daar was nu geen kans meer op. Ondertussen ratelden de mitrailleurs
als bezetenen, de Nederlandse soldaten namen de vliegtuigen onder vuur
doch zij verdwenen weer na hun lading uitgeworpen te hebben.
Korte tij hierna werden we opgeschrikt door een granaat die dicht bij de
garage ontplofte. Dit ging mis. Even later werd een zwaargewonde Duitser
binnengebracht. Hij was getroffen door die granaat. Hij werd op de vloer
gelegd en met noodverband verbonden. De man was er hopeloos aan toe, hij
moest weggebracht worden en daarvoor werden 4 krijgsgevangenen aangewezen
waaronder ik ook was.
Wij hadden er geen zin in om ons buiten de garage te begeven want daar was
het nog gevaarlijker dan hier binnen. Maar wij hadden niets in te brengen
dus moesten wij wel gaan. De gewonde werd op een deur gelegd en met deze
ongelukkige draagbaar moesten wij hem wegbrengen. Dat zou wat worden! Door
een der raampjes werd ons een boerderij die 800 meter achter de
garage lag aangewezen waar wij naar toe moesten.
Luchtfoto van 22 jan. 1940 van het gebied ten zuiden van
het dorp Valkenburg.
De boerderij Torenvliet fungeerde als lazaret en als cp.
Mijn vrienden zeiden dat ik weigeren moest maar dat zou
toch niet baten. Zo gingen wij dan met de zware last op weg. Ik dacht aan
mijn vorige gewonden transport op het vliegveld. Wat zou mij nu te wachten
staan? een Duitse soldaat ging ons voor met een witte lap aan een stok
welke hij in de hoogte hield, dat moest ons als Rode-Kruisvlag beschermen.
Daar ging het, dwars door de mooie bollenvelden. Het was jammer om de
bloemen te vertrappen, maar wij konden niet anders want wij moesten de kortste
weg nemen. Het werd een zware tocht. De greppels tussen de akkers waren
lastige hindernissen en het was lang niet gemakkelijk om daar goedschiks
overheen te stappen. Soms stapte er 1 van ons precies middenin waardoor de
deur scheef kwam te liggen en de gewonde er bijna af schoof. Dikwijls
moest de baar neergezet worden om van schouder te veranderen of plotseling
dekking te zoeken voor de fluitende kogels. De granaten lieten ons
gelukkig ongemoeid al ontploften zij herhaaldelijk in het dorp. Dat
het een onhandig transport werd is te begrijpen , doch de gewonde merkte
er niets van, hij was geheel buiten bewustzijn. Misschien al dood.
De Duitser die ons begeleide had ook niet veel met dit transport op om
daar zo over het vrije veld zonder enige dekking te gaan. Het de grootste
gedeelte van de weg liep hij diep bukkend. Zodoende kon hij de witte vlag
niet in de hoogte houden waardoor wij in groter gevaar liepen. Daarbij
moesten wij rechtop blijven lopen om de zware last zo goed mogelijk over
te brengen. We waren blij toen we eindelijk bij de boerderij aankwamen.
Twee Rode Kruis vlaggen wapperden vrolijk in het
voorjaarszonnetje op een boerderij en een op een schuur. Nu begrepen wij
dat die boerderij dienst deed als hospitaal dus een zgn. Veldlazaret.
Wij verwonderden er ons over dat hier zoveel Duitsers rondliepen, allen
kerngezond met hun wapens bij zich. Was dit een gewonde verblijf of een
vesting? Later werd het ons steeds duidelijker dat de vijand ernstig
misbruik maakte van de Rode-Kruisvlaggen die een prachtige maar
ongeoorloofde bescherming voor hen waren. Aan de achterkant kwamen wij de
boerderij binnen. Daar waren we op een groot deel, waarvan de vloer bedekt
was met een laag stroo, waarop ongeveer 25 gewonden lagen: allen Duitsers,
Wij legden onze gewonde erbij, doch de man was meer dood dan levend en
kreunde nu gedurig. Een Duits officier welke een kapitein dokter bleek te
zijn onderzocht hem, maar schudde het hoofd en liet hem liggen zoals wij
hem neergelegd hadden. Korte tijd hierna is hij overleden.
Ondertussen hadden wij vieren een groepje burgers gezien
in een hoek van de deel. Wij gingen naar hen toe en maakte kennis met hen.
Het waren de eigenaar van de boerderij, van Leeuwen, zijn knecht Geert,
zijn buurman van Egmond met zijn vrouw en ongeveer 14 jarige dochtertje, J
de Roode, een Valkenburger en een arbeider. De vrouw en de kinderen van
boer van Leeuwen waren ergens in de omtrek van het dorp, de boer verkeerde
in onwetendheid en was ongerust over hen. Hij vertelde dat de Duitsers
zijn boerderij in beslag genomen hadden om de gewonden in onder te
brengen. hijzelf moest zich tevreden stellen met een plaatsje op de deel,
welke hij deelde met de burgers die hier hun toevlucht hadden gezocht.
Alleen de voorkamer lieten de Duitsers met rust. De rest van de boerderij
die zo goed als nieuw was namen de Duitsers. Er waren ook enkele
Nederlandse militairen in de boerderij nl. 2 hospitaal soldaten en 3
infanteristen, in het geheel dus 9 Nederlandse soldaten met ons vieren
inbegrepen. Ik was de enige artillerist.
Wij voelden er veel voor om in dit lazaret te blijven maar
er werd ons gezegd dat we met het invallen van de duisternis weer naar de
garage werden gebracht. Dat was een tegenvaller want hier was het veel
veiliger en konden op stro slapen. Bovendien hadden we alle kans dat wij
hier genoeg konden eten. Wij hoopten dat er 's avonds niet meer aan ons
gedacht zou worden.
En ja hoor! Dat terugbrengen werd vergeten en zo bleven we in het
hospitaal. Dat viel ons 100% mee!
Om de boerderij was het veel rustiger dan bij de kerk en
de garage, wel vlogen de kogels over het huis, maar dat was niets
vergeleken met wat wij al hadden meegemaakt hadden in de dagen die wij
achter ons hadden. Het was en bleef betrekkelijk rustig want granaten
kwamen niet tot de boerderij al werd door een enkele wel eens een poging
gedaan om het tot zover te brengen. Toch was het verblijf in het hospitaal
verre van aanlokkelijk. Hier zagen wij de oorlog weer van een andere kant.
De gewonde soldaten lieten ons zien welk een leed oorlog aan gezonde jonge
kerels kon aanbrengen. Daar lagen zij ernstig en minder ernstig gewond. De
een met een glimlach over het gelaat, de ander met een van pijn vertrokken
gezicht.
Toen wij eens tussen de gewonde door liepen zagen wij dat
de meesten aan handen en benen gewond waren. Ook lag er een Nederlandse
soldaat tussen de Duitsers. Wij zijn een tijdje bij hem gaan zitten.
Hij vertelde ons dat hij door een kogel getroffen was en wel op een
wonderlijke manier. Toen hij in de stelling lag had hij zijn zakken vol
patronen, ook de borstzakken. Nu had hij het ongeluk dat een kogel een der
borstzakken trof. De kogel stuitte af op de daarin zijnde patronen.
Hierdoor kwam er een van tot ontploffing. Die kogel uit zijn borstzak
verwondde hem!
Daardoor was hij ook in dit lazaret opgenomen. Hij had veel pijn en voelde
zich niet thuis tussen al die Duitsers. Met eten werd hij wel eens
overgeslagen vertelde hij. Wij hebben hem zo goed mogelijk verzorgd en
maakten dikwijls een praatje met hem. Ook met de Duitsers kwamen wij wel
eens aan de praat, maar wij konden hen moeilijk verstaan. Wel was het ons
duidelijk dat zij erg veel belang stelden in de toestand van Nederland op
militair gebied. Ook wilden zij rangen van Nederlandse officieren gaarne
weten, maar wij zeiden niets meer dan wij kwijt wilden.
Met de burgers kregen wij ook wat te eten, het was brood
wat wij ons best lieten smaken. Het was langzamerhand avond geworden, de
duisternis viel in en wij zochten een plaatsje op stro en waren dankbaar
dat wij nu heerlijk konden liggen, al was het dan ook zo geestelijk
versterkt, iets, dat wij zo nodig hadden in deze bange dagen.
Het eten dat wij 's middags kregen was goed, al was het op z'n Duits
toebereid, nl. aardappelsoep, witte bonen en vlees, waar de boer voldoende
in voorraad had. Ook kregen we van de kok andere etenswaar genoeg, zoals
koek, koekjes, pepermuntjes, zuurtjes enz. enz. Een waar luilekkerland, al
hadden zij dit alles wel mogen houden, plus de oorlog.
Voor de gewonde Nederlandse soldaat zorgden wij ook
geregeld, waarvoor hij zeer dankbaar was.
Door de raampjes konden wij Duitsers zien die in de struiken rondom de
boerderij in stelling lagen. In een schuurtje hadden zij een zend en
ontvangtoestel. Dat, terwijl de Rode-Kruisvlaggen op de boerderij en
schuur wapperden. De boerderij was veranderd in een wondere combinatie;
boerderij-lazaret-vesting!
Langzaam ging de 2e Pinksterdag voorbij. Vier dagen heeft de oorlog nu al
gewoed en nog was er geen einde. De Duitsers stonden er hier in Valkenburg
niet zo goed meer voor, maar hoe zou het elders in ons land zijn?
Dinsdag 14 Mei.
Weer werden wij 's morgens heel vroeg gewekt. Wat
moesten we nu doen? Gewonden halen? een Duitser gelastte ons hem te
volgen. Wij kregen elk een pioniersschopje dat niet veel groter was dan
een kinderschopje. Daarmee gingen wij mee achter de boerderij. Daar
beduidde de Duitser ons dat we 2 kuilen moesten graven. Daar zouden
Duitsers in begraven worden die in het lazaret waren overleden. Eerst
probeerden wij of we onder struikgewas konden graven, dat ging niet met
die onhandige schopjes, dus moesten wij het ergens anders proberen. Nu
gingen we achter de boerderij in de weide naast de mestvaalt graven. Daar
ging het wat beter. Toch bleef het een moeilijk karweitje, vooral om de
graszoden los te krijgen en daarbij lagen wij op onze knieën. De Duitsers
spoorde ons aan om op te schieten want hij was bang dat het gevecht weer
geopend werd. Dan waren wij daar niet meer veilig. Een van ons had het
ongeluk om de steel van het schopje te breken. Nu konden we maar met z'n tweeën
doorgraven.
't Was geen prettig werkje om daar in dat weiland twee
graven te delven. De Duitser was erg secuur op ons werk. De kuilen moesten
precies rechthoekig worden en even groot. Om de lengte te bepalen ging een
van ons even in de kuil liggen. Eindelijk waren we gereed. Nu werden de
doden door ons opgehaald, deze lagen in een schuurtje, overdekt met een
paar zakken. Het was lastig om de lijken behoorlijk weg te dragen, we
moesten ze zo maar opnemen... Met hun volledige uniform aan legden wij hen
in de kuilen, elk kreeg een zak over zijn hoofd. Toen het zo ver was nam
de Duitser zijn helm af en beduidde ons dat wij ook tot stilte moesten
inkeren. Dat deden we uit ons zelf al wel uit eerbied voor de doden. Zij
waren toch ook mensen van Gods schepping, zij hadden hier hun dood
gevonden, ver van hun familie en vaderland. Wat het eigenlijk was wat wij
hier deden drong niet tot ons door. Wat waren doden? Waarom was dit
gebeurd? Had dit wat wij hier verrichten ook niet ons te beurt kunnen
vallen?
Nu stonden wij aan het begin van de vijfde oorlogsdag en
wat zou die voor ons worden? Vier lange dagen heeft dood en verderf rondom
ons gezworven. In die dagen was ons gevoel afgestompt, doden hadden voor
ons geen betekenis meer. Wij zagen hen alsof het planken waren. De kuilen
werden dichtgeworpen. Intussen ging de Duitser een paar kruizen halen die
al klaar gemaakt waren. Deze waren gemaakt van een paar over elkaar
getimmerde latten waarop de namen van de doden met potlood
geschreven stonden. Met stipte nauwkeurigheid plaatste hij de kruizen op
de graven. Hier op dit plekje weiland achter de boerderij werd getuigenis
afgelegd van de ellende die de oorlog bracht. De volgende dag zijn er nog
2 Duitse soldaten naast begraven maar daar heb ik niet aan meegeholpen.
Later, na de oorlog, zijn de vier lijken weer opgegraven en elders
overgebracht.
Niet vier maar acht Duitse graven bij Torenvliet.
Ondertussen waren er alweer enige schoten gevallen en al
gauw had de strijd zich weer hervat. Mitrailleurs ratelden, geweren
knalden, kogels floten, granaten gierden weer om in een ontploffing te
eindigen. De oorlog woedde weer gelijk de vorige dagen. eerst ging het
het nog wat traag maar het duurde niet lang of de strijd had weer zijn
volle omvang bereikt. In het hospitaal waren we nog betrekkelijk veilig al
vlogen de kogels dan ook fluitend om de boerderij doch granaten bleven op
een behoorlijke afstand, uitgezonderd een enkel die angstig dichtbij kwam.
Over het algemeen zijn de dagen in het hospitaal voor mij niet zo
gevaarlijk geweest als de vreselijke dagen op het vliegveld en in de kerk
maar dat het geheel veilig was kan ook niet gezegd worden, daarvan getuigd
het volgende hoofdstuk.
In de loop van de dag werden er geregeld gewonden
gebracht, de deel kwam vol te liggen. Er werd ook een kamertje in gebruik
genomen om de gewonden neer te leggen. Om nog meer plaats te krijgen werd
aan de burgers en aan ons, de krijgsgevangenen, gezegd, dat we ons hoekje
op de deel moesten verlaten om naar boven op een slaapkamertje te verhuizen.
Dat stond ons niet aan want boven was het veel gevaarlijker, daar misten
wij de bescherming van muren. Maar er zat niets anders op dan te
gehoorzamen en daarom brachten wij stro naar boven om dat op de vloer uit
te spreiden. Overdag bleven wij zoveel mogelijk beneden, dat was wel zo
veilig.
Bij de gewonden die op deze dag gebracht werden waren ook
enkele Nederlandse soldaten doch zij waren niet ernstig gewond. een der
Duitse gewonden was waarschijnlijk niet goed meer bij zijn verstand. Hij
was gewond aan zijn been maar kon geen moment rustig liggen. Meestal
liep hij steunend op een stok tussen de anderen door en zong en floot het
hoogste lied terwijl de andere gewonden vergingen van de pijn. Dikwijls
imiteerde hij het fluiten van de kogels waardoor zijn collega's angstig
ineen kropen.
In de namiddag tegen 6 uur werd het gevecht om Valkenburg
onverwacht minder, enkele schoten vielen nog, het artillerievuur staakte.
Wat had dat te betekenen? Het was lang nog niet duister, daarom hoefde het
gevecht niet gestaakt te worden. Van de Duitsers vernamen wij wat er
gaande was. Nederland had gecapituleerd, het Nederlandse leger had de
wapens neer moeten leggen. Vijf dagen had de Koninklijke Landmacht zich
met hand en tand verdedigden zou nu van hoger hand de order gekomen
zijn dat de strijd opgegeven moest worden en de vijand de
overwinning te geven? Ja, dit was maar al te waar! Maar dat de Hollandse
soldaten hun wapens neer moesten leggen was geen nederlaag en de
overweldiger had op Nederland geen overwinning behaald. Met zo'n geweldig
leger waar 7 jaar aan gewerkt was kon gemakkelijk een overwinning behaald
worden op een leger als het Nederlandse dat nog maar in het beginstadium
was van wat zij worden moest. En toch heeft de vijand 5 lange dagen tegen
ons moeten strijden. Dat was een prachtige prestatie van ons leger.
Daarbij was de vijand begeleid met een machtige luchtvloot die op vele
plaatsen in ons land landde en die duizenden parachutisten heeft
uitgeworpen, een strijdmiddel voor ons nog zo goed als onbekend,
parachutisten in Nederlands uniform! Bovendien het vuilste en het laagste
verraad wat men zich maar kan indenken, getuige de Rijnaken in Valkenburg.
Verraad, waar vel Nederlanders zich schuldig aan gemaakt hebben en die nu
rondliepen als "vaderlanders". die van ons een ideaal zullen
maken! Toch heeft dat geweldige leger met zijn parachutisten en
landverraad het Nederlandse leger er niet onder kunnen krijgen. Daarbij
moest nog het onmenselijke bombardement op Rotterdam dinsdagsmiddags de
doorslag geven. Een bombardement dat zijn weerga niet kent in de gehele
wereldgeschiedenis van laaghartige lafheid. De kroon op dit alles werd
gezet door de bedreiging dat ook andere grote steden gebombardeerd zouden
worden indien Nederland de wapens niet neerlegde. Generaal winkelman heeft
toen het onvermijdelijke moeten beslissen: Nederland moest capituleren.
Het werd rustig om Valkenburg, dat deed vreemd aan want
het was al zo'n gewoonte geworden dat de strijd pas bij het invallen der
duisternis ophield. Nu was het nog helder dag al begon het tegen de avond
te lopen. Met een infanterist samen moest ik onder geleid van een Duits
hospitaalsoldaat een gewonde gaan halen. Wij gingen weg in de richting van
Valkenburg, dwars door de bollenvelden en bouwland. Wij kwamen dicht bij
de garage waar ik geweest ben voordat ik naar de boerderij moest met de
gewonde. Zouden de andere krijgsgevangenen nog in de garage zijn? Hoe
zouden zij het maken? Dat zou ik graag willen weten. Doch ik kreeg geen
kans om even in de garage te kijken. Wat zouden mijn vrienden van
mijn wegbleven denken? Zij konden niet weten dat ik goed overgekomen was.
Toen ik de garage verliet om die gewonde Duitser naar het hospitaal te
brengen.
Wij liepen nog verder tot we tussen de buitenste huizen
van Valkenburg kwamen. Nu kon ik voor 't eerst zien wat hier
vernield was. Geen huis was ongeschonden gebleven, alle vertoonden
zij kogelgaten in de muren, deuren en kozijnen en vernielde ruiten. Ook
waren er grote gaten in verschillende huizen, veroorzaakt door
ontplofte granaten. Hier waren wij op de rand van het dorp. Hoe zou de
kerk eruit zien?
De ons begeleidende Duitser vroeg aan zijn collega's die
overal nog waren waar de gewonde was, maar we vernamen dat er niet eens
een gewonde in de omgeving was. De hospitaalsoldaat ging met de anderen
praten die voor een huis naar een radio zaten te luisteren. Zij hadden een
Duitse zender aan. Hierdoor werd juist bekend gemaakt dat Nederland
gecapituleerd had. Dit vertelde de Duitser ons en we konden hem wel zo
ongeveer verstaan. Hierna gingen zij druk aan het praten en vonden het
nodig om de Nederlandse soldaten voor 'zwijnhonden' uit te schelden omdat
zij onbarmhartig op Valkenburg gevuurd hadden. Hierop zeiden wij maar
niets want wij wisten maar al te best wie de hoofdschuldige daarvan was.
De Duitsers waren best in hun humeur nu de strijd
afgelopen was en zij niet meer in het granaten bombardement waren Wij
krijgsgevangenen waren dankbaar dat deze moordpartij afgelopen was waar we
5 lange dagen machteloos in gezeten hadden. Voor hen die deze
onvergetelijke dagen in loopgraven en stellingen hebben gelegen om de
Nederlandse vrijheid en onafhankelijkheid te beschermen was het een grote
teleurstelling om nu zomaar aan de vijand overgegeven te worden. Honderden
dappere verdedigers waren in deze ongelijke strijd gebleven en hoevelen
waren er voor hun gehele leven verminkt en invalide geworden? De
capitulatie was voor die mannen wel heel erg hard. Wat zou er nu met ons
land en volk gebeuren? Wij zullen nu door de Duitsers geëerd worden en
ons land zal door hen militair bezet worden. Wij zullen onze vrijheid
moeten missen en wat zal ons nog meer worden ontnomen?
Wij vernamen nu ook dat het Vorstenhuis en de Regering
naar Engeland waren uitgeweken. Wat moesten wij daarvan denken? Had de
Koningin niet kort geleden gezegd dat zij aan de zijde van het volk zou
blijven, wat er ook moge gebeuren? Waarom was zij van ons weggegaan
terwijl duizenden jonge mannen hun leven stelden in dienst van ons
Vaderland? Waarom was zij vertrokken terwijl haar volk in nood verkeerde?
Dat de Prinses met haar dochtertjes waren gevlucht was te billijken maar
waarom de Koningin dan toch? En waarom de regering? Hun vertrek zou toch
het hele volk teleurstellen! Later vernamen wij waarom zij gegaan waren en
nu weten wij, nu voelen wij dat hun vertrek de juiste weg was. Nu zijn de
Koningin en Prins Bernhard met de regering in Londen waar zij met het
gedeelte der Nederlandse Landmacht, in het bijzonder de vloot, de
strijd met Engeland en andere volken die onderdrukt worden door de
tyrannie, de strijd tegen de barbaarse vijand voort te zetten.
De Koningin is nu gescheiden van haar vaderland en volk
dat zij langer dan 40 jaar geregeerd heeft onder zeer moeilijke
omstandigheden maar nu in grootste moeilijkheden die men zich kan
indenken. Zij is verwijderd van haar dochter en kleinkinderen. Zij
verblijft in Londen, voor ons een symbool van moed en vertrouwen, een
geruststellende gedachte voor een volk in een bezet Vaderland.
De Koningin, de Prins en de Regering en het Nederlandse leger in Engeland
strijden nu allen voor de zaak die rechtvaardig is. Zij zullen winnen want
het recht zal zegevieren. De Oranjezon zal eens weer in volle glorie boven
het oude Nederland verschijnen! Wij in bezet gebied hebben oprechte
bewondering voor de mannen die nog elke dag hun leven inzetten voor onze
bevrijding dan wij kunnen hier, ondanks de strenge maatregelen van de
bezetter er veel toe bijdragen. Dat word ook gedaan want ook nu zijn er
martelaren die voor de goede zaak van het leven wordt ontnomen. Het
Nederlandse volk leeft en strijdt nog en daarom hebben wij deze oorlog
niet verloren! Prinses Juliana met de kinderen Beatrix en Irene zijn nu
veilig in Canada waarheen zij met het Nederlandse oorlogsschip "de
Sumatra" gebracht werden.
Wij stonden nog bij de Duitsers in Valkenburg, zij praten
en lachten en vonden het zinloos dat de Hollanders tegen de Duitsers
verzet hadden, hun leger was toch onoverwinnelijk! Zij beschimpten de
Koningin en de Regering omdat zij gevlucht waren. Wat konden wij daartegen
aanvoeren? Niets, en dat was maar goed ook , later wisten wij beter.
Omdat er geen gewonde was gingen wij onverrichterzake weer terug.
Wij hoorden in de verte appél blazen. Dat was voor de
Nederlandse soldaten het teken dat zij uit hun stellingen moesten komen en
zich verzamelen. Zij moesten hun taak afbreken nu juist op het ogenblik
dat zij oorlogservaring kregen. Voor hen was de capitulatie buitengewoon
teleurstellend want de vijand had het bij Valkenburg niet lang meer uit
kunnen houden als er geen hulp was komen opdagen.
Toen wij in de Boerderij-hospitaal weer terug kwamen waren
de burgers en de gewonden veel opgewekter nu de strijd ten einde was die
Valkenburg in een hel had geschapen. De vrouw van van Egmond en haar
dochtertje verlieten de boerderij om ergens anders onderdak te vinden waar
het beter was dan hier bij al die gewonden waar er nu ongeveer 50 lagen.
Er kwamen ambulance-auto's die de zwaarst gewonden ophaalden om naar een
ziekenhuis te brengen.
's Avonds gingen wij bijtijds naar boven om op het stro te gaan slapen. Nu
was het niet meer zo gevaarlijk om boven te zijn. Van kogels en granaten
hadden wij niets meer te duchten. Die nacht hebben we ondanks het uniform
dat wij aanhielden een goede en rustige nacht gehad. In de andere
slaapkamertjes gingen Duitse soldaten slapen. Zij waren 5 dagen tegen ons
leger in het vuur geweest. Het was wel erg gezellig om dergelijke lieden
in gezelschap te hebben!
Nu was ook de vijfde en laatste oorlogsdag voorbij.
De gruwelijke en onvergetelijke dagen waren voorbij maar
nu moesten we nog afwachten hoe lang we nog krijgsgevangen zouden zijn.
De volgende morgen moesten de krijgsgevangenen weer vroeg opstaan. Er
moest een gewonde gehaald worden en allerlei karweitjes werden ons
opgedragen. Er kwamen ook weer Rode-Kruisauto's welke de overige gewonden
ophaalden. Ik moest helpen gewonden uit de kelder te halen, doch daar hing
een afschuwelijke stank dat ik direct de kelder verliet. Ik kan mij niet
indenken dat in zo'n bedorven atmosfeer mensen dagenlang hebben kunnen
liggen. Voor de krijgsgevangen hospitaalsoldaten die in de kelder moesten
helpen was ook geen aangenaam werkje. Dan was ik nog liever op de deel al
was het daar ook verre van fris!
Langzamerhand werden alle gewonden vervoerd behalve een
paar licht gewonden die lopend patiënt waren. De gewonde die nog gehaald
moest worden lag in een huis niet ver van het hospitaal af. Het was nog
schemerig en de Duitse soldaten in dat huis deden zo geheimzinnig en
zenuwachtig dat je er kriebel van werd. Dat gewondentransport verliep goed
want wij hoefden niet meer bevreesd te zijn voor de strijd die nog
beginnen zou. Zo was het de vorige dag maar nu was het afgelopen en bleef
het stil. Na het ophalen van die gewonde ging ik eens bij boer van Leeuwen
kijken die met zijn knecht Geert de koeien melkten. Deze dieren
hebben het ook zwaar te verduren had. In de 5 dagen waren zij maar een
enkele keer gemolken en dat gebeurde dan te middernacht. Alle koeien
liepen dan ook met strak gespannen uiers. Ik heb ook geholpen met melken
van 5 koeien, een andere krijgsgevangene hielp ook mee. De melk gebruikten
de achtergebleven Duitsers. Een aantal koeien en paarden zijn door kogels
gedood. Overal lagen de kadavers die door werklieden werden begraven.
De zgn. bommen die aan parachuten werden gedaald moesten
door ons opgehaald worden. Zij waren erg zwaar en in de meeste zaten
levensmiddelen en in andere verbandstoffen en munitie waaronder zelfs
handgranaten. Die bommen waren ongeveer 1.50 m lang. Verder hebben wij het
erf om de boerderij opgeruimd en aangeveegd. De boerderij was op een paar
kogelgaten na geheel ongeschonden gebleven waarvoor de boer erg dankbaar
was. Veel boerderijen zijn erg beschadigd.
Onder het vegen vond ik een afgeschoten kogel waarvan de
punt een weinig beschadigd was. Ik liet hem aan de andere krijgsgevangenen
zien, een er van liep met zijn arm in een draagdoek omdat hij in zijn
schouder een schampschot had. Hij vroeg mij of hij de kogel mocht hebben
waarop ik hem het kleinood gaf. Later in het krijgsgevangenkamp zag ik hem
tegen anderen opsnuiven dat hij die kogel, die hij trots toonde, in zijn
arm had gehad. De dag ging met verschillende bezigheden voorbij. De
volgende dag, Donderdag 16 mei maakten wij de tijd ook kort met allerlei
kleinigheden. Wij konden en mochten ons nu verder van de boerderij
verwijderen en gingen bij het graven van grote kuilen, die door arbeiders
werden gemaakt, kijken. Daarin werden de gedode koeien begraven. Wij zagen
dat de Duitsers de mitrailleur rondom de boerderij verwijderden. Ook het
ontvangst en zendtoestel werd uit het schuurtje gehaald.
Evenals de vorige dagen wasten wij ons lekker waarvan we
heerlijk opknapten, want gebrek aan dekens hielden wij het uniform aan,
dag en nacht, nu een week lang. Op de duur werd het erg onfris. Scheren
deden wij ons met het scheermes van Geert, de knecht van van Leeuwen.
't Was in de namiddag toen er een meneer in een luxe auto het erf kwam
oprijden. Het was de burgemeester van Katwijk. Hij verteld ons waarom en
hoe Nederland gecapituleerd had en dat de Koningin tegen haar zin moest
vertrekken. Nu kregen wij een betere kijk op de capitulatie.
Enige tijd later kwam er een vrachtauto aanrijden waarop
ook enkele krijgsgevangenen waren. Onder hen was een mijner vrienden, nl.
Wielaard. Ik kende de Hagenaar bijna niet meer, zo zag hij er uit. Op de vrachtauto
werden enkel dingen geladen. Er werd tegen de krijgsgevangenen, die op de
boerderij waren, gezegd dat allen nu met de auto mee moesten. Dus
eindelijk konden wij weer bij de andere krijgsgevangenen komen. Wij namen
hartelijk afscheid van boer van Leeuwen en de anderen, namen daarna plaats
op de auto en verlieten de boerderij.
Met Wielaard besprak ik de gebeurtenissen van de laatste
dagen. Hij vertelde mij dat zij in verbinding waren met onze
batterijcommandant, Kapitein van Hemert. Zij hadden gemeld dat Huub
Heestermans gesneuveld was en mij als vermist opgegeven omdat ik vanaf
zondagmiddag niet meer bij mijn vrienden was geweest en zij niet wisten
waar ik eigenlijk was. De andere krijgsgevangenen waren die dagen bij
elkaar in de grage gebleven.
Vanaf dinsdagmiddag zagen wij in zuidelijke richting een
grote rookwolk aan de horizon aftekenen. Dat was brandend Rotterdam. Zelfs
vanaf zo'n grote afstand Rotterdam-Valkenburg was de brand nog goed te
waar te nemen.