10 mei deel 3 

De eerste aanval op het dorp Valkenburg.

Nadat de verbanden van II-4R.I. waren geordend, nam de majoor Cramer in de lijn Shellstation - Korenmolen ( in de zuidrand van Katwijk aan de Rijn.) een uitgangsstelling in, naar aanleiding van de nieuwe opdracht van zijn regimentscommandant om tegen het inmiddels door de Duitsers bezette dorp Valkenburg op te rukken. Majoor Cramer had in een van de huizen nabij de Korenmolen zijn commandopost ingericht.

De mitrailleurs van de 1e en de 2e sectie MC werden opgesteld bij de korenmolen aan de Molenweg tot de afsluiting van de naderingswegen vanuit het dorp Valkenburg,  en de 4e sectie MC werd opgesteld tegen luchtdoelen bij de commandopost van overste Buurman. De 3e sectie van de MC nam stelling tot afsluiting van het terrein west van de weg naar Valkenburg. 
Er werd op de stelling geschoten maar het was niet te achterhalen waar het mitrailleurvuur vandaan kwam. 
De schutter van een van de stukken van de 1e sectie MC;

  • We wisten niet waar het vandaag kwam. Het kon het schuurtje bij het Shell station zijn, dat langs de Valkenburgse weg stond. Met vuur wat een meter hoog lag hebben we het schuurtje afgezaagd, wat daarna instortte. We hadden er wel twee banden voor nodig maar Duitsers zaten er niet in.

De majoor had voor deze opdracht de beschikking over : 

  • 2-II-4R.I.

  • 3-II-4R.I.

  • MC-II-4R.I. (minus de 4e sectie).

  • een sectie van 4 Bt. 6 veld en de 1e sectie van 4 C.Pag. 

  • Als reserve nabij het gemeentehuis, 1-II-4R.I. 

Hij gaf de volgende bevelen aan zijn compagniescommandanten;

  • Aan C.-2-II-4R.I., kapt. Sjouke, de opdracht om versterkt met de 2e sectie MC op te marcheren langs de Wassenaarseweg naar het vliegveld en het dorp over de Broekweg aan de westzijde aan te vallen.

  • Aan C.-3-II-4R.I., kapt. Val, versterkt met de 1e en 3e sectie MC. het dorp vanaf de noordzijde aan te vallen langs de Valkenburgseweg.

Huizen werden doorzocht en de eerste brug in de Valkenburgseweg in het Molenblok werd overschreden. Het voorwaarts gaan vanuit de bebouwde kom van Katwijk aan de Rijn naar het open terrein werd bemoeilijkt doordat de Duitsers de steenfabriek( punt 2) bezet hielden en vandaar uit meester over het open terrein waren.
Nadat de artillerie om 15.55 uur op verzoek van Cramer de steenfabriek drie minuten onder vuur had genomen, kon omstreeks 16.00 uur worden opgerukt waarna de door de vijand verlaten fabriek werd bezet en zij doordrongen tot over de brug over de Kleine Watering.

Kapitein Val van 3-II-4R.I. trok, versterkt met de 1e sectie van 2-I-1R.I.onder Lt. Guyt en de 1e en 3e sectie zware mitrailleurs, gesteund door op aanvraag beschikbare artillerie, op langs de Valkenburgse weg tot over de brug over de Kleine Wetering. Huizen werden onderzocht. Regelmatig werd vijandelijk vuur ontvangen uit het voorterrein.
Majoor Cramer volgde de aanval van 3-II-4R.I.op de voet. Vaandrig van der Wal (SC3-3-II-4R.I.) met de derde sectie als voorsectie en de overige sectiën links en rechts van de weg alwaar de huizen werden onderzocht. Nadat twee bruggen waren gepasseerd en de eerste huizen van Valkenburg waren bereikt werd de opmars vertraagd door een hevig geweervuur uit het dorp. 

Noot F.O.

  • In 1940 werd nog aangenomen dat de aanval werd gestuit door eigen artillerievuur dat zou afgegeven zijn door een batterij 7 veld uit Rijnsburg (IV Dep. B.A. ). Er zal links en recht wel wat misgegaan zijn maar men sprak toen van een "krachtig afgegeven vuür". De Duitsers hadden nabij de Kerksteeg zeker twee stukken mortier van 8 cm staan. Die zullen de oorzaak geweest zijn van het krachtig afgegeven vuur.

image-1

 

 

8 cm mortieren van de Duitsers naast de Kerksteeg

Vervolgens werd aanval gestuit door een krachtig afgegeven vuur door de Duitsers met mortieren die eveneens de steenbakkerij, zuid van de overgang over de Kleine Watering, onder vuur nam, kapitein Val werd geraakt door een granaatscherf. De luitenant van Galen nam toen onmiddellijk het commando over de comp. over.
Nadat de compagnie ongeveer één uur ter plaatse in de verdediging heeft gelegen terwijl de beschieting in hevigheid toenam, in afwachting van de aanval van 2-II-4R.I. over de Broekweg, gaf Cramer nadat deze aanval uitbleef bevel voor de terugtocht. Met de resterende twee groepen van de eerste sectie werd een rugdekking voor het bataljon gevormd. Deze rugdekking is later aangevuld met uit het voorterrein terugtrekkende troepen van II-4R.I. De sectiën trokken zich 500 meter terug. 

Noot F.O.

  • Op de toenmalige verouderde stafkaarten stond  een steenbakkerij cq steenfabriek. Die was er niet meer, op die locatie stond de woonwijk Borculo. Mogelijk werd bedoeld met steenbakkerij : Kalkzandsteenfabriek. Er gingen geruchten dat reeds die avond Nederlandse soldaten in Valkenburg waren doorgedrongen. Jaap van der Zwart sprak van gevechten tussen de Duitsers en de Hollanders in het dorp. Tussen vier uur en half acht in de avond.

Cramer liet de sectie van Lt Guyt, één groep onder vaandrig v.d. Wal en de 1e sectie zware mitrailleurs bij de luchtvaartloods (vt.28.75 - 66.45) gelegen tussen de korenmolen en de Kleine Watering, achter en gelastte dat de rest der compagnie op de zuidrand van Katwijk zou teruggaan, met de bedoeling haar achter kapitein Sjouke te doen volgen naar het vliegveld teneinde van daaruit gezamenlijk op het dorp aan te vallen. Guyt plaatste nog een wacht op ongeveer 50 meter over de brug maar trok deze later in de nacht terug wegens onophoudelijk vijandelijk vuur vanuit het dorp Valkenburg. 


Op het vliegveld aangekomen ontving Cramer echter de opdracht van overste Buurman om terug te keren en alsnog langs de Valkenburgse weg de aanval te hernieuwen. Bij de eerder genoemde korenmolen aangekomen, was de duisternis reeds ingevallen. De aanval op Valkenburg werd uitgesteld tot 11 mei.
In de loop van de avond ontving majoor Cramer het bericht,  dat 2-II-4R.I. niet meer onder zijn bevelen stond. En tegen 22.00 uur versterkte Cramer het detachement bij de luchtvaartloods met een sectie onder lt. van Galen, die het commando over het detachement op zich nam.

Overste Buurman:

  • Gedurende dezen aanval op Valkenburg werd door den verplegingsofficier van het (2e) bataljon aan den R.C. (Regiment Commandant) gevraagd , hoe laat de oefening zou zijn afgeloopen, omdat het eten gereed was! Een bewijs te meer, hoe weinig men zich indacht in den ernst van de zaak.

**

2-II-4R.I.

Kapitein Sjouke van 2-II-4R.I. trok na de zuivering van het Seminarie met de 2e sectie van de mitrailleur compagnie van het tweede bataljon (2s- MC-II-4R.I.) onder vaandrig Everard op lang de Wassenaarse weg om via het vliegveld, dat reeds van overvallers gezuiverd was, het dorp Valkenburg over de Broekweg aan te vallen.

Sgt. K.J. van Hartingsveldt van de 2e sectie MC;

  • De sectiecommandanten waren vervolgens uit hun dekkingen gekomen en gaven het teken aan hun stukken snel te volgen. De stukscommandanten gaven hun aanwijzingen vervolgens aan hun manschappen en zo begaven we ons allen weer, stuksgewijs naar voeren. Ook de karrevoerders, die, zowel van mitrailleur als patroonkarren, renden met hun materiaal dat gedurende al die tijd een weinig beschut tegen het vijandelijk vuur langs een huismuur had gestaan, geholpen door enige helpers, naar hun volgende door de commandant aangewezen dekking. Ook ons stuk, dat oorspronkelijk één positie ten achter was, verplaatste zich bij delen naar de beschutting van de houtloods.

    Op het moment, dat het vijandelijk vuur vrij zwak was, besloot de vaandrig ons stuk verder te laten gaan in de richting van het vliegveld.

    De laatste waarnemingen waren voor ons zeer gunstig gebleken. De vijand was verder teruggetrokken dan wij oorspronkelijk hadden kunnen vermoeden. Slechts in de onmiddellijke nabijheid ervan en op het vliegveld hadden de Duitsers zich nu in alle stilte verscholen en hadden veel anderen weer zich inmiddels in de duinen verspreid, uiteraard met achterlating van verspreidliggend materiaal, maar ook gesneuvelde collega's. Laatstgenoemde verspreide groepen hadden geen kans meer gezien in de richting van het vliegveld te ontkomen.

    Ter plaatse bevonden we ons nu op ongeveer 1½ km van het vliegveld waar de Duitsers inmiddels angstvallig voor de druk van de naderende Hollandse militair, die toch eigenlijk wel actiever dan verwacht kon worden, de strijd met hen had aangebonden, bijéén waren getrokken.

    Intussen waren de tirailleurcompagnieën van onze oprukkende rechtervleugel dusdanig naar voren gegaan, dat onze onmiddellijk rechts van ons gelegen afdelingen daardoor een ietwat omtrekkende beweging konden maken door linksom te zwaaien in onze richting terwijl de uiterst rechts gelegen afdelingen het duingebied bleven bestrijken.

    Terwijl deze min of meer voorbereide beweging zonder zware gevechten ten uitvoer kon worden gebracht en wij dus met ons stuk in aansluiting met dit geheel ook naar voren gingen, dreunde het zware geschut er op los. Enerzijds gezien betekent dit een soort overnemen van de beschietingen van de lichte wapens, anderzijds bescherming en ondersteuning, echter wat het buiten dit ook geeft: een enorm gevoel van zekerheid in die bescherming en een vastere wil tot doordouwen.

    Het dorpje Valkenburg, in de nabijheid van het vliegveld, dat inmiddels na een vlucht van een deel der bevolking door de luchtlandingstroepen betrokken werd en waarin zij zich vastnestelden als gevolg van het feit dat door het opdringen van onze afdelingen de omgeving van het vliegveld moest worden ontruimd, werd eveneens door onze artillerie onder vuur genomen. Dit tevens als voorbereiding van een aanval op de daar aanwezige vijand, te ondernemen door de compagnieën van ons IIe bataljon.

    Steeds na het afvuren van genoemd zwaar geschut, dat enkele tientallen meters achter ons gebeurde, hetwelk gepaard ging met zware explosies, konden we herhaalde malen de granaten over ons heen horen suizen, waarna enkele ogenblikken later zuilen van aarde, zand, steen enz. omhoog spoten. Deze onvoorziene situatie die alleen in een oorlogstoestand als deze kan voordoen en altijd ernstige gevolgen met zich meebrengt, moet voor het dorpje wel heel zwaar zijn gevallen.

    Terwijl wij zo, met onderbrekingen in het voor eventuele opduikende gevaren dekking zochten, voorwaarts gingen, waren de bevindingen allesbehalve opwekkend. Het voorterrein, dat geruime tijd onder vuur genomen was geweest en waar zich de parachutisten hadden opgehouden, die uiteraard van lieverlee zich hebben moeten terugtrekken voor de voorbereidings- dan wel stormvuren die door onze vuurfronten werden afgegeven, moest nu door ons worden doortrokken en hernomen.

    Het eerstvolgende doel waar wij met een tirailleurgroep van onze rechterafdelingen contact moesten leggen was een hoger gelegen punt, een duintje in het rechts van ons gelegen voorterrein. Terwijl die afdeling van die rechts van ons gelegen compagnie naar links zwaaide, die de voorgenoemde omtrekkende beweging was, weken wij een weinig naar rechts teneinde op de genoemde hoogte elkaar te kunnen ontmoeten en in het grote geheel als deel daarvan gezamenlijk op te stellen voor de voor te bereiden aanval op het vliegveld. Deze hoogte was één van de meest binnenwaarts gelegen toppen van de duinen en zag schitterend uit over het gehele vliegveld. Ze was gelegen op ongeveer 500 meter verwijderd daarvan en zeer goed geschikt om ter bescherming en ondersteuning van de in de richting van het veld oprukkende troepen, te vuren op de vijand.

    Na ongeveer een kwartier à twintig minuten durende veldloop, gedurende welke onderneming wij ook vanzelf meerdere onaangenaamheden tegenkwamen en opdeden, kwamen wij op de hoogte aan. Vermoeid van het zeulen der karren, die bijna ontoonbaar geworden waren, vanwege de vele kogeltreffers en beschadigingen van granaatscherven en van het in allerijl in de looppas voorwaarts trekken met de zware wapenonderdelen, met onze munitiekisten en het verdere materiaal, van het herhaaldelijk dekken en reageren op elk willekeurig onverwacht gebeuren, zochten we vervolgens naar een geschikte dekking, om enkele ogenblikken wat te kunnen uitblazen.

     

*

In de nabijheid van het vliegveld aangekomen, dat reeds goeddeels van vijanden was gezuiverd, kreeg kapitein Sjouke van overste Buurman de opdracht zich te melden bij majoor Mallinckrodt, zodat de door majoor Cramer gegeven opdracht om het dorp Valkenburg aan te vallen kwam te vervallen.
Tevens werd de 2e sectie van MC-II-4R.I. door Mallinckrodt ingelijfd en in de loods B2 aan de westzijde van het veld ondergebracht. In de avond, toen Mallinckrodt besloten had het veld te verlaten, marcheerde Sjouke af naar de Wassenaarse weg en maakte daar een stelling tussen paal 88 en het duinwaterleidingspompstation. Sjouke bleef met zijn compagnie de volgende dagen tot in de morgen van 14 mei onder de bevelen van Mallinckrodt. De 2e sectie van MC-II-4R.I. sloeg, zoals we later zullen zien, abusievelijk bij de Wassenaarse weg links in plaats van rechtsaf en marcheerde af naar de Wassenaarse Slag.

***

 

Bij deze acties werden de Nederlanders voor het eerst geconfronteerd met een  Duitser in uniform. 

  • Deze bestond uit een overall, zonder uitstekende of fladderende onderdelen. De helm was smal van onderen. De laarzen vormden tegelijk munitieruimten. De bewapening bestond uit handgranaten, parabellum en pistoolmitrailleur, terwijl de verdere uitrusting tevens omvatte levensmiddelen in gecomprimeerde vorm, kleine radio zend- en ontvangapparatuur, en per valscherm neergelaten drums met wapens en munitie. Nakomende munitie en levensmiddelen aanvoer geschiedde per parachute.

Hun was nooit verteld hoe een Duitser te herkennen was. Laat staan hoe hij bewapend kon zijn. Ook het Algemeen Hoofdkwartier hielp ongewild mee aan de verwarring door om 06.00 uur al een telex bericht uit te geven waarin werd medegedeeld dat een gedeelte der parachutisten gekleed waren in Nederlandse uniformen.

Majoor Mallinckrodt in 1950;

  • Vriend en vijand waren grijs-groen gekleed met helm op. Op 300 M. kon men niet zien wat men tegenover zich had, zodat verscheidene malen, uit vrees op eigen troepen te schieten, het vuur niet geopend werd, terwijl later bleek dat het toch vijand was. Vooral tijdens de opmars van III-4 R.I. naar liet vliegveld kwam dit tot uiting.

**************

 

Artillerie.

III-2R.A.

Terwijl deze aanvallen op de Duitse indringers zich voltrokken, was ook de derde afdeling van het 2e Regiment Artillerie ( 12 houwitser lang 14.) in actie gekomen. Reeds om 06.00 uur is de 3e batterij opgesteld bij Noordwijk en om 07.00 uur was de 2e batterij ten zuiden van Katwijk zo opgesteld dat het vliegveld visueel was en onder vuur genomen kon worden. De batterij bij Katwijk aan zee stond daar onbeschermd. D.w.z. er was geen infanterie verdediging rondom de batterij opgesteld en ze stonden in het open veld. De 1e batterij werd opgesteld in het barakkenkamp te Katwijk aan zee. Elke kanon stond goed gecamoufleerd in de slagschaduw van een barak. Duitse jagers zochten naar deze batterijen maar konden deze, als zij in de buurt kwamen werd het vuren gestopt, niet vinden.

Barakkenkamp ten zuiden van Katwijk aan Zee en ten oosten van het Hospitium. 
Drie barakken, drie vuurmonden in de slagschaduw.
De foto is ongeveer in de richting van het noorden genomen. 

Toen de afdelingscommandant majoor H.J.J.W. Dürst Britt (C.-III-2R.A.) geen toestemming kreeg om het vuur te openen en navraag deed, bleek dat het volgende het geval was. Een zekere Oberleutnant Hohendorn had de gevangen genomen Nederlandse vaandrig, van Oostrum Soeda (SC.3-1-III-4R.I.), vanuit het gemeentehuis in het dorp Valkenburg laten opbellen met de boodschap dat zich in de hangaars Nederlandse krijgsgevangenen bevonden. Zou het vliegveld beschoten worden, "dan wird’s Ihnen schlecht vergehen."

Dit telefoongesprek werd door het AHK in het 3e legerbericht aangemerkt als een schending van het oorlogsrecht:

  • "Een nieuwe laffe schanddaad werd door Duitsche troepen begaan, toen de commanderende Duitsche officier Hohendorn heeft gedreigd de gevangen genomen Nederlandse bezetting van een vliegveld te zullen afmaken, indien dit vliegveld door Nederlandse artillerie onder vuur zou worden genomen ".

Omstreeks 08.30 uur begon de artillerie met het inschieten en gedurende de morgen werd het vliegveld met goed gerichte schoten onder vuur genomen - het angstaanjagende gieren van de over hun hoofden afgevuurde granaten hadden de Nederlanders nog nooit ervaren -  waardoor niet minder dan 20 transporttoestellen  met veel rookontwikkeling, gepaard gaande met het ontploffen van seinpatronen en munitie volledig in vlammen op ging terwijl 10 andere zwaar werden beschadigd. 

Soldaat Berend Borst die als krijgsgevangene vanaf het vliegveld naar het dorp Valkenburg gevoerd werd:

  •  Toen we allen aan de overkant van de sloot waren, moesten we dekking zoeken want het vliegveld wat nog steeds onder vuur lag kreeg nu de volle laag. Waar wij lagen was het land niet veilig, want we waren slechts een paar 100 meter van het vliegveld af. Tijdens deze zeer heftige aanval keken we in spanning waar de projectielen ontploften, gelukkig kwam er geen enkele granaat in onze richting. Men had in Katwijk blijkbaar het juiste doel gevonden, alle granaten kwamen op het vliegveld terecht en niet doelloos. In korte tijd stonden er minstens 15 vliegtuigen in brand. Stuk voor stuk veranderden de machines in een grote vuurzee met een geweldige zwarte rookwolk. 
    Dit geweldige oorlogstoneel maakte een onvergetelijke indruk op ons. Het overkomt niet iedereen om een aantal Duitse vliegtuigen in vlammen zien opgaan! Nadat de vliegmachines uitgebrand waren, gingen we richting Valkenburg,

Tijdens de beschieting verschenen enige malen groepen van 8 tot 16 vijandelijke vliegtuigen boven het stellingterrein en het waarnemingspunt. Teneinde ontdekking te voorkomen, werd dan tijdelijk het vuur gestaakt. 

*

Gezicht op de brandende vliegtuigen.

Waargenomen werd dat vriend en vijand het veld ontvluchtte en zich begaf in de richting van het dorp Valkenburg dat reeds door de overvaller was bezet. De afdelingscommandant liet de vluchtenden met vuur achtervolgen tot deze niet meer zichtbaar was.
Ook is in de morgen om 08.30 uur het veld gebombardeerd door 5 Fokker CV toestellen van de Luchtvaart afdeling (L.v.A.) 

1-III-15R.A.

De stellingen van 15R.A. lagen bij de mobilisatie in Leusden bij de Grebbeberg en vormde met 19R.A. de artillerie voor het IIe Legerkorps aldaar.
De batterij 1-III-15R.A. onder Res. kapitein N.G.J. Huigen kreeg op 10 mei opdracht om zich - met de 15.15 houwitsers en de trekkers van 19 R.A. - in eerste instantie te melden in de van Alkemadelaan te Den haag. Onderweg daarheen vernam de Kapitein tussen Woerden en Bodegraven van een motorordonnans een nader bevel dat hij zich na de aankomst in Leiden onverwijld moesten melden bij de Commandant Westfront Vesting Holland in de Rijks H.B.S. aan de Hoge Rijndijk.

Bij aankomst  te Leiden om ongeveer 17.30 u was men hieromtrent niet op de hoogte. Na enige opheldering bleek dat de batterij was bestemd was om vuursteun te verlenen bij herovering van de Haagse Schouw. Maar die was al weer in Nederlandse handen. 

Pas de volgende dag om 07.00 kreeg C.1-III-15R.A. orders om zich te melden in Warmond bij C.-6R.A., werd toegevoegd aan I-6RA, en kwam omstreeks 11.00 uur in stelling bij de Leidse Hout. Omstreeks 13.30 u was de batterij gereed om te vuren. De order werd gegeven : vuren op het vliegveld. De uitkijk in de R.K. Kerk te Oegstgeest meldde echter dat er een Nederlandse vlag wapperde op een van de hangaars en dat het vliegveld verlaten was. Men vernam, of zag, dat de Duitsers zich ophielden in en rond de Kerk in het dorp Valkenburg. De order werd gewijzigd : vuren 200 m. breedte met de Kerk als middelpunt.

Zo heeft het kunnen gebeuren dat dit vuur van 1-III-15R.A. eigen troepen beschoot tijdens de tweede aanval van II-4R.I.  Ook tijdens de derde aanval, door II-9R.I., is door I-6- en 1-III-15RA op diverse doelen gevuurd op aanvraag van C.1R.I. Ongelukkigerwijs was C.-1R.I. niet door C.-III-Div op de hoogte gebracht van deze aanvallen.
Op 12 mei keerde de batterij terug naar haar stellingen in Leusden.

-------------

 

Het dorp Valkenburg.

Inmiddels hadden de Duitsers ( tussen de 932 en 982 man) in de loop van de middag het dorp Valkenburg met de omgeving ter verdediging ingericht en de - niet gewonden -  krijgsgevangenen en Valkenburgers vanaf het vliegveld teruggevoerd naar het dorp. Pogingen om radiocontact te krijgen met hun broeders in het kwaad in de duinen bij de Wassenaarse Slag mislukten. J. de Vries uit Valkenburg verklaarde dat Duitsers in het huis van de Zwart zaten te fietsen en er een radioapparaat aanwezig was.
Hier in het dorp Valkenburg werden om twee uur alle mannelijke inwoners tussen achttien en vijfenzestig, ongeveer 190 man, in de garage van de heer. Poot opgesloten. Ongeveer 300 krijgsgevangenen werden in de N.H. Kerk opgesloten.

Gezien het feit dat de garage van Poot tijdens beschietingen verscheidene malen was geraakt, besloot de Duitse commandant de burgers naar de cafézaal van "het wapen van Valkenburg" te verplaatsen. Bovendien werden ‘s avonds nog twaalf gijzelaars in een boerderij afgezonderd en gevangen gezet om een "goed" gedrag af te dwingen van de rest van de burgers van Valkenburg.
Omstreeks 16.00 werden de Nederlandse krijgsgevangenen afgevoerd naar een grasveld naast de N.H. Kerk. Later in de kerk.

Ds. Veldkamp in het 1e herdenkingsnummer van 1950 van 4RI:

  • De kerk heeft het van meet af ook zwaar te verduren gehad. 's Morgens had ik al vroeg het bevel gekregen de kerk open te zetten om er de krijgsgevangenen onder te brengen. Dat heb ik graag gedaan. Het ging immers om een onderdak voor onze Hollandse jongens. De Duitsers lieten de vijand weten dat ze de kerk niet onder vuur moesten nemen omdat er krijgsgevangenen in zaten. Zo meenden ze veilig een uitkijkpost en enkele mitrailleurnesten in de toren te kunnen nestelen. Dat was trouwens ook de reden waarom de burgers niet mochten evacueren. Ze vormden een veel te mooie dekking. Zo hebben we ze de eerste dag al leren kennen deze "beschermers". 
    Een wagen met munitie werd gestationeerd vlak achter het noodhospitaal, terwijl binnen een straal van 10 Meter om het hospitaal heen zeker 4 mitrailleurnesten opgesteld werden. Daarbij hadden ze waarachtig nog de moed om af te geven op de Hollandse soldaten, die zo maar op de weerloze burgers, op hun eigen krijgsgevangen makkers en op het hospitaal schoten. De eerste Duitsers, die van de kant van de Haagse Schouw, in de vroegte het dorp binnengekomen waren, hadden een boer gedwongen z'n hit voor de wagen te spannen en voor hen uit te rijden. Ze durfden zelfs nog te zeggen dat ze niet begrepen waarom de Hollanders schoten, want zij waren gekomen als vrienden om ons land te beschermen. We hebben geprobeerd hen duidelijk te maken dat het toch niet erg vriendschappelijk aandoet als je begint een bom te gooien en verder tot de tanden gewapend in het holst van de nacht als een dief binnensluipt. Maar dat was vergeefse moeite. Het drong niet tot hen door.

 

De herovering van het vliegveld.

Intussen had majoor Mallinckrodt (C.-III-4R.I.), in het duinterrein nabij de watertoren, resten van zijn bataljon, zijnde drie verzwakte sectiën van de 2e Compagnie en vijf zware mitrailleurs, in stelling gebracht. Hij meende dat de Duitse verdediging van het vliegveld ernstig verzwakt was, door de artillerie beschieting van 2-III-2R.A. en enkele luchtbombardementen door 5 CV toestellen om 08.30 uur en 3 CV toestellen om 11.20 uur, en besloot opnieuw aan te vallen. 

Overste Buurman achtte het om 12.00 uur waarschijnlijk dat I-4R.I. nu wel zover zou zijn opgemarcheerd dat de aanval op het vliegveld zou kunnen worden ingezet. Hoe de toestand bij Mallinckrodt en Dekker (C.-I-4R.I.) was, wist overste Buurman niet omdat een Duitse patrouille omstreeks 09.00 uur onder meer het Shell-station had bezet - de strijd om Katwijk aan de Rijn woedde nog - waardoor hij een rechtstreekse verbinding met beide aanvallende commandanten ontbeerde. Hij verzocht majoor Dürst Britt niettemin de beschieting van het veld te beëindigen.

Majoor Mallinckrodt; 

  • III-4R.I. rukte op tot bij de toegangsweg van het vliegveld. Na verkenning bleek uit het ontvangen vuur, dat wij een georganiseerd mitrailleurvuur voor ons hadden. Rechts een mitrailleur op het zandtreinviaduct, het aanvalsterrein. Links lag een flankerende  mitrailleuropstelling in een perceel bloeiende tulpen en twee mitrailleuropstellingen in front. Eén bij de heistelling en één op ongeveer 300 m. langs de toegangsweg naar het vliegveld. De hoofdweerstand lag in de rand van het vliegveld en 100 m. daarvoor. Zonder voorbereiding zou een aanval hier bloed kosten.

image-1  

 Gezicht vanaf het zandtreinviaduct op het vliegveld.[74]


image-1  

 Positie Lt. van Kessel tov het zandtreinviaduct.

 

SC.1-2-III-4R.I, de res. 1e Lt J. v. Kessel, schreef in de Spectator:

  • Dan komt eindelijk, mèt de mortieren, het langverwachte bevel tot oprukken naar het vliegveld. Tevens krijgen wij ondersteuning van een compagnie van het 4e Regiment Infanterie. Als het nu niet lukt, lukt het nooit.

    De aanval op het vliegveld begint weer als 's morgens.

    Ongeveer 14.00 gaat de eerste Sectie, of liever, wat er nog van over is, aangevuld met resten van de tweede en derde Sectie, weer het bekende weggetje naar de heistelling. Links gaat de rest van de derde Sectie en de geheele vierde Sectie langs den toegangsweg. Achter ons komt een compagnie uit Noordwijk. Deze is nog als versterking aan ons Bataljon toegevoegd. Spoedig bereiken wij weer het schip en zonder vijandelijk mitrailleurvuur steekt de eerste groep over. Man voor man den eersten dam over en daarna de ondiepe sloot in. Zelf wacht ik bij den dam de volgende groep in en, terwijl de eerste groep haar mitrailleur vast in stelling brengt tegen de heistelling, kruipt de tweede groep over het schip. Dan komt het drama.

    Onverwachts valt een vijandelijke bundel uit de richting van het viaduct over de Wassenaarseweg bij de "Pan", op ongeveer 600 meter afstand. De bundel scheert juist langs de sloot over de gehele lengte. Hoewel de mannen 4 meter uit elkaar liggen, helpt dit nu niets. Eerst pikt de bundel korporaal van Veen, daarna 2 soldaten, die ernaast liggen, vervolgens de groepscommandant sergeant Scholten en eindelijk den opvolger, korporaal Huygen. Allen zijn onmiddellijk dood, op den opvolger na, wiens beide benen zijn doorschoten. Eén van onze eigen rekruten, nog maar een paar weken van het Depot (een jongen van 19 jaar) en ikzelf zijn de enige overgeblevenen.

 

De verbinding met de cp. 4R.I. was reeds hersteld en een sectie mortieren werd aangevraagd. De 2e sectie van 4C.-Mr onder 1e Lt Broens arriveerde aan de Wassenaarse weg.. Deze maakten het nest bij de heistelling en de het mitrailleursnest op de toegangsweg onschadelijk. Met geweervuur werd het nest in de tulpen onschadelijk gemaakt. Het mitrailleursnest op het viaduct bij De Pan bleef echter voorlopig onvindbaar. 

2-I-4R.I.onder Luitenant Bosgra en delen van M.C.-I-4 R.I., arriveerden nu aan de Wassenaarse weg en rukte op naar het vliegveld. Toen de voorste groep van 2-I-4R.I het open veld bereikte begon de mitrailleur op het zandtreinviaduct op hen te vuren waarbij Bosgra zwaar gewond raakte en de voorwaartse beweging tot staan kwam. Soldaat Driessen hield de schotwond van de luitenant enkele uren met de hand dicht geknepen totdat er voldoende hulp was. Hierdoor had hij uiteindelijk het leven van Lt. Bosgra gered. De Lt. Nijbakker nam hier het commando over 2-I-4R.I.over van Lt Bosgra.

Door dit vuur verried de mitrailleur haar opstelling aan een patrouille, bestaande uit twee onderofficieren van III-4R.I., en werd door hen prompt buiten gevecht gesteld. 
Met 2-I-4R.I. zette Mallinckrodt de aanval met III-4R.I en en de twee secties van de 10e Depot Compagnie door. De mitrailleur opstelling op 100 m. vóór het vliegveld gaf zich zonder strijd over.

Sgt. Cap. M.G.J. Ham van 1s-2-I-4RI ontving hier voor zijn optreden een Bronzen Kruis. De motivatie van K.B. no. 11 van 24 juni 1950 luidde als volgt : [92]

  • Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden, door op 10 Mei 1940, ingedeeld als sergeant-toegevoegd aan de commandant ener compagnie, welke opdracht had deel te nemen aan het heroveren van het reeds door de vijand in de vroege morgen bezette vliegveld Valkenburg, geheel uit eigen beweging het commando over een gedeelte van deze compagnie op zich te nemen toen zijn compagniescommandant in de nabijheid van het vliegveld zwaar werd gewond.
    Voorts door op zeer goede wijze de aanval op het vliegveld met dit gedeelte door te zetten en als een van de eersten het vliegveld te bereiken.

Dienstplichtig soldaat A. van Beelen van 2s-2-I-4R.I kreeg voor zijn bijdrage aan de herovering van het vliegveld een Bronzen Kruis. De motivatie van K.B. no. 11 van 24 juni 1950. [92]

  • Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden door op 10 Mei 1940 bij het, onder vijandelijk vuur, deelnemen aan het heroveren van het door de vijand bezette vliegveld Valkenburg; de aanval door te zetten toen zijn compagniescommandant zwaar werd gewond en daarna als één van de eersten op het vliegveld aan te komen.
    Voorts door in de nacht van 10 op 11 Mei 1940, toen zijn sectie opgerukt zijnde naar Wassenaar, in de vroege morgen van 11 Mei nabij de Wassenaarse Slag vijandelijk vuur ontving, geheel alleen zijn mitrailleur te blijven bedienen en de vijand verliezen toe te brengen, niettegenstaande nagenoeg alle manschappen van zijn sectie in de richting van Wassenaar vluchtten.

Res. Kapitein mr. J.H.G.P. Matla C.MC-I-4RI  werd geprezen voor zijn inzet bij de herovering van het veld. De motivatie van het K.B. no. 11 van 24 juni 1950 luidde als volgt: [92]

  • Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden als commandant van de Mitrailleur Compagnie van het 1e Bataljon van het 4e Regiment Infanterie bij de gevechten op 10 Mei 1940 tot het heroveren van het vliegveld Valkenburg en op 11 Mei daaraanvolgende in de duinen van Katwijk aan Zee en tot de Wassenaarse Slag, waarbij hij op rustige, voorbeeldige wijze onder vijandelijk vuur zijn compagnie leidde en niet te schromen tot het schragen van het moreel van zijn onderdeel, staande, onder ’s vijands vuur, bevelen te geven en zelf een zware mitrailleur te helpen herstellen.

Sergeant-majoor-instructeur Wijsbroek, J.J.M. van de MC-I-4R.I. werd voor zijn moedig optreden beloont met een Bronzen Kruis. De motivatie van K.B. no. 11 van 24 juni 1950 luidde als volgt: [92]

  • Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden door op 10 en 11 Mei 1940 als ordonnans van de Commandant van de Mitrailleur Compagnie van het Ie Bataljon van het 4e Regiment Infanterie steeds op koelbloedige wijze onder hevig vijandelijk vuur van het vliegveld Valkenburg als ordonnans op te treden.
    Voorts door op 11 Mei 1940 in het duinterrein nabij Groot Berkheide (tussen Katwijk aan Zee en de Wassenaarse Slag) onder zwaar vijandelijk vuur een onklaar geraakte zware mitrailleur, onder voortdurend gevaar voor eigen leven, weer vuurklaar te maken.

 

De aalmoezenier hoorde over de herovering het volgende;

  • De geweldenaar, majoor Mallinckrodt, ging voor met pistool en blanke sabel, brulde en wakkerde de jongens aan, die toen niet meer  te houden waren.

Lt. van Kessel,

  • Dan blijken de Duitsers van het viaduct verdreven te zijn. De stem van de Mallinckrodt schalt over het slagveld: "Voorwaarts". Het valt niet mee de mannen uit de sloot te krijgen, maar zonder vijandelijk vuur bereiken we de ringvaart. De linker sectie maakt al gevangenen, die zich overgeven, omdat ze geen patronen meer hebben. Wij komen geen vijanden tegen, zodat we spoedig bij de hangaar belanden. Aan den rand van het vliegveld staan 5 á 6 houten schuurtjes, welke doorzocht moeten worden. Ook de hangaars voor me vertrouw ik niet erg. Juist ben ik klaar met het geven van de bevelen voor het doorzoeken, als er weer vliegtuigen komen. Ditmaal is het op ons gemunt. Nog net kan ik tussen een paar cementzakken springen. De kogels slaan splinters af van den houtstapel, waar ik een ogenblik tevoren achter stond. Diep kruip ik weg. Daar hoor ik geritsel aan de anderen kant van den stapel. Langzaam glijdt een bajonet over den grond, Een randje van een helm wordt zichtbaar en.... het is sergeant van Gellicum van 3-III-4 R.I., die zich die morgen niet had laten gevangen nemen en nu door ons "verlost" wordt. Hij had zich keurig verstopt en ons eerst voor vijanden aangezien. Kort tevoren waren er naar zijn mening nog vijanden bij de schuurtjes geweest, zodat we zeer voorzichtig verder gaan. Alles blijkt gelukkig veilig en we komen bij het eerste gestrande vliegtuig aan. Dit is geheel onbeschadigd, De wielen zijn echter tot de assen in de weke grond gezakt. Een gedeelte van de vliegtuigen is door de houwitsers in brand geschoten, maar op het stuk veld, waar wij ons bevinden, staan de meeste onbeschadigden. Alleen is de romp doorzeefd met kogels. De soldaten willen weten, wat ze moeten doen. Kapot maken of heel laten, Het is een moeilijk dilemma, waarin ik verkeer. Blijft het veld door ons behouden of.... Maar men heeft er toch verscheidene stuk geschoten. De bedoeling is dus: Onklaar maken. Maar hoe? Met een geweer in de hand kruip ik het eerste vliegtuig binnen en ga met de kolf op het dashboard beuken. Ziezo, deze kan voorlopig niet weg. Een paar weken later spreek ik iemand van Koolhoven, die mij uitlegt, dat dit niet afdoende is. Nu heb ik op de S.R.O.I. en op de wintercursussen veel geleerd, maar nooit zo iets praktisch als "Hoe verniel ik een vliegtuig!"

In verbitterde tweegevechten werden de parachutisten en de weinige soldaten van het luchtlandingskorps buiten gevecht gesteld. De vijandelijke hoofdmacht had zich al teruggetrokken in het dorp, en de laatste Duitsers sloten in paniek daarbij aan. Ook vluchten een aantal van hun naar de oostzijde van het vliegveld. Om 18.00 uur verstomde het vuren.

Dpl. Sgt. Cornelis van Gellecum (is ook Gellicum) van de 2e sectie van 3-III-4R.I., werd vanwege zijn bijzondere daden onderscheiden met een Bronzen Leeuw. De motivatie van K.B. no. 6 van 24 augustus 1946 luidde als volgt: [92] 

  • Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden in den strijd tegenover den vijand onderscheiden, door op 10 Mei 1940, na, bij den overval op het vliegveld Valkenburg te zijn gevangen gemaakt, zijn bewaker neer te schieten; daarna met 2 man weer door te dringen op het vliegveld, dit te verkennen en een Duitscher gevangen te nemen. Voorts op 11 Mei, toen de vijand nog enkele punten op dit vliegveld bezet hield, aldaar vrijwillig en alleen een verkenning te verrichten zulks niettegenstaande kruisvuur van vijandelijke mitrailleurs. Vervolgens op 12 Mei opnieuw onder ’s vijands vuur een verkenning te verrichten, waarbij de 5 manschappen van zijn patrouille uitvielen, omdat zij verder gaan te gevaarlijk vonden; daarna voor zijn persoon de verkenning voort te zetten, twee Duitschers buiten gevecht te stellen en, hoewel zich alleen op het vliegveld bevindend en door eigen mitrailleurs en mortieren beschoten wordend, dank zij zijn moed en beleid er in te slagen met belangrijke berichten terug te keeren. Tenslotte 13 Mei met succes een tweetal belangrijke verkenningen te verrichten.

Sgt. K.J. van Hartingsveldt van de 2e sectie MC-II-4R.I.;

  • De schuilplaatsen waarin zij zich inmiddels bevonden, waren goede dekkingen voor hen. Zij konden ons gemakkelijk bestrijden, terwijl het, in tegenstelling tot hun verblijf, voor ons een veel hachelijker en moeilijker situatie was geworden, omdat het vlakke terrein onvoldoende dekkingen biedt. Toch moest in deze situatie terrein blijven gewonnen worden teneinde een rustpauze, waarin zij zich steviger zouden kunnen vastzetten, te voorkomen.

    Nadat enige groepen tirailleurs vanuit een in aanbouw zijnde hangar, die zij zoeven voor dekking hadden gebruikt, waren opgedoken en de vijand tot op enkele tientallen meters naderden, nam het vijandelijk vuren toe. Vanaf de daken van de gebouwen op het vliegveld en vanuit luiken en ramen en tot grote verrassing van ons allen, van onder de vliegtuigen vandaan, die op het vliegveld geparkeerd stonden, werd het vijandelijk vuur geopend. Een vrij aanzienlijk aantal parachutisten hadden dekking gezocht achter de grote rubberbanden van de vliegtuigwielen en trachtten zodoende vanuit voor ons onverwachte hoeken ons verliezen toe te brengen.

    Weldra waren onze manschappen weer van steviger posities voorzien of de zware mitrailleurs van onze afdelingen werden op de gevaarlijke hoeken gericht. Deuren en ramen van die loodsen werden doorzeefd van kogelgaten en verschillende vliegtuigen lagen onder een regen van projectielen. Even kort te voren had ik enkele manschappen de patroonkarren wat bij laten trekken, die nu langs de slootkant en bovendien een goede halve meter lager dan het terrein stonden opgesteld, zodat munitie in onmiddellijk bereik stond en gemakkelijker kon worden aangevoerd. Zo waren dan de leeggeschoten kistjes al spoedig vervangen door volle exemplaren. Ook hadden zich onze mensen al spoedig verspreid op grotere afstand onderling van elkaar teneinde bij een eventueel voorwaarts gaan voor de vijand minder trefkans te zijn.

    Het vuren van de aanvalsvoorbereiding was begonnen. De mitrailleurs spoten wat ze konden. De tirailleurs stonden onder dit vuur voor hun laatste run die de overmeestering van de hangars en overige gebouwen tot gevolg moest hebben. Het grote ogenblik zou komen waarop de herovering van de eigenlijke vlieghaven zou moeten plaatsvinden. Ook in de wijde omtrek van het gevechtsterrein was het bekend, dat onze infanterie onmiddellijk de laatste aanval op touw zette. De artillerie had het vuren gestaakt teneinde nu eigen troepen de gelegenheid te geven de gebouwen en omliggende terreinen te nemen. Het vuren vanaf grote afstand was geëindigd terwijl het vuren van korte afstand de wapens van onze infanteriegroepen het vuren periodiek van elkaar overnamen.

    Het laatste commando ‘hoera’ was gegeven en vanuit verschillende richtingen renden onze infanterie-afdelingen op het hoofdgebouw aan, waarop een grote hakenkruisvlag zijn aflossing wachtte. Geruime tijd had dit doek, ten aanschouwen van onze soldaten op het dak gewapperd, maar nu was de tijd er, om het zo gauw mogelijk voor elkaar te krijgen het te verwijderen. De op de Duitsers afstormende soldaten dachten nergens anders meer aan, dan hun aanval, die zij begonnen waren tot in het uiterste te doen slagen. Dankzij de goed voorbereide en daardoor bliksemsnelle handelingen van onze afdelingen, kon de vijand zijn nieuwe verdedigingspositie niet zodanig hebben betrokken, dat een verhindering kon worden verwezenlijkt, de laatste sprong van de Hollanders te laten mislukken. Naar alle kanten van het gebouw en in alle richtingen waar deuren of doorgangen, ramen, trappen en portieken waren, stormden de mannen met zulk een verbetenheid hun doel tegemoet, dat het reeds een ware overwinning geleek.

    Terwijl onze groepen naar binnendrongen, verschenen enkele parachutisten op de daken van de gebouwen en trachtten vanuit de hoogte de stormloop te breken. Terwijl zij zich installeerden was het te laat. Hollanders waren in een minimum van tijd de gebouwen binnen getrokken en geschut van anderen, buiten opgesteld en in de omgeving postgevatte stukken, waaronder het onze naar boven gericht, beantwoordden deze brutaliteit. Tegengesteld sloegen nog wel enige projectielen in onze omgeving in de grond, maar dat beschouwden we maar als de laatste stuiptrekking.

    Echter binnen, achter de muren van de hangars en gebouwen vonden een ogenblik verwoede gevechten plaats. Schoten waren duidelijk hoorbaar.

    Na verloop van enige tijd werd die onzichtbare strijd merkbaar minder, want ook enkele andere groepen waren naar binnen gegaan om de binnen in strijd gewikkelde collega’s te hulp te komen en voorts bij te staan in de gevangenneming van die vijand.

    Niet lang daarna, waarbij ook geen levensteken op de daken meer te bespeuren viel, was plotseling aller oog gericht op het verschijnen van een drukdoend iemand aan de vlaggevoet, waarbij onmiddellijk geconstateerd werd, dat die een Nederlandse helm droeg. Voordat men zich kon afvragen of dit vals of echt was, verscheen een tweede man. Het kon haast niet anders of onze mensen moesten kennelijk de bovenverdieping definitief hebben bereikt, want kijk wat doen zij daar? Het vlaggekoord ging los, het hakenkruis zakte. De vlag werd gestreken. Gewonnen? Was het doel bereikt? Ja!! Het was gelukt!!! Want onmiddellijk hierop verscheen onze Driekleur, hier dus het symbool van een overwinning. Het rood, wit en blauw wapperde weer op Valkenburg. De slag om het hoofdgebouw benevens enkele kleinere gebouwen eromheen was in ons voordeel geëindigd. Ook de Duitsers die nog verscholen zaten onder hun vliegtuigen en in de omgeving van wat verder gelegen gebouwen konden het nu zien, dat hun tegenstand verder nutteloos bleek.

*

Kpl. Van Enter van 2s-MC-III-4R.I.;

  • "Op een of andere manier bereikte ons het bericht dat majoor Mallinckrodt op het vliegveld zat en vroeg waar onze compagnie bleef. Ik heb mij vrijwillig aangeboden om naar de majoor te gaan. Ik vond hem tussen de hangaars op het vliegveld en heb hem naar orders gevraagd. De majoor gaf opdracht dat de compagnie zo snel mogelijk naar het vliegveld moest komen. Bij het begin van het vliegveld heb ik de aalmoezenier en de veldprediker aangetroffen, die blijkbaar met de majoor waren meegegaan. Het bevel van de majoor heb ik aan de kapitein Verleun overgebracht. Ik heb de kapt. aangeraden te wachten tot het donker werd, daar wij op de open weg met de compagnie veel vuur konden verwachten. De kapt. heeft dit voorstel overgenomen en wij zijn tegen donker opgerukt. Op het vliegveld werden wij verzameld in een van de hangaars A1 of A3.
    Toen wij er goed en wel waren, gaf de majoor Mallinckrodt opdracht dat het vliegveld ontruimt moest worden. Wij hebben de opstelling ingenomen waar wij 's middags hadden gezeten."

Dpl. soldaat J. Herbert, 3s-MC-III-4R.I.

  • Na een poosje komt er een bevel, het vliegveld bezetten. We gaan en komen bij de hangars. Puin ligt er overal. Binnen horen we het kermen der gewonden. Auto's rijden af en aan naar het hospitaal. We staan daar een poosje dan komt er een nieuw bevel 'terug in onze oude stelling'. En dan gaan we weer moeizaam terug. In onze kuilen vallen we neer, doodop van vermoeidheid. Ik ril van de kou, mijn kleding is nog vochtig, toch slaap ik een paar uur.

Het restant van MC-III-4R.I. bleef gedurende de oorlogsdagen in stelling in de duinrand langs de Wassenaarse weg op 300 meter zuidoost van de duinwaterleiding waar gevuurd werd op gelegenheidsdoelen. Op 13 mei om ongeveer 10.00 uur is oprukt in de richting van de Pan waar om ongeveer 17.00 werd teruggekeerd.

 

Zoals eerder vermeld, raakte Kapitein Dekker (wndC.-I-4R.I.) achter met 3-I-4R.I. onder kapitein Schotel doordat hij omstreeks 09.25 uur door een twaalftal Junkers werd beschoten die even later op het strand landden. De bezetting van deze vliegtuigen rukte waarschijnlijk op naar de Wassenaarse slag. De binnenduinrand en de Wassenaarse weg waren bezet door valschermjagers met automatische wapens. Bij deze gevechten werd dpl. de Rood gedood en werden vijf man gewond. Om ongeveer 19.30 uur trok kapitein Dekker met 3-1-4R.I. door de polder naar het reeds veroverde  vliegveld.

Nadat de beveiliging, richting Valkenburg en de Pan, was uitgezet kon Majoor Mallinckrodt aan overste Buurman het bericht verzenden: "Vliegveld heroverd. Zend onmiddellijk vrachtauto's met stro voor evacuatie gewonden".

Een tiental Nederlandse soldaten sneuvelden bij de verovering van het vliegveld. Acht werden er gewond. 

Ravage op het vliegveld. De hangaars B1 en B2 vanuit het oosten gezien met links aan het eind van B1 de in aanbouw zijnde verkeerstoren. Op de voorgrond een van slachtoffers van III-2R.A. Foto © E. Wolthaus.

Op het vliegveld troffen de Nederlanders een ware ravage aan. 
Dertig totaal uitgebrande Junkers, de veertien onbeschadigde probeerde men onklaar te maken. Vóór en op het vliegveld vonden zij dode parachutisten, gesneuvelde Nederlandse soldaten en vele geweren, pistolen en M.G.s door de vijand achtergelaten. 
Dode Duitsers lagen in het gevechtsveld en in de gelande vliegtuigen. In een hangaar  werden gewonde Nederlanders en Duitsers aangetroffen die door res. off. v.gez. 2e kl. H. Verdonck en Duits geneeskundig personeel werd verzorgd.

De vijfentwintig Duitse krijgsgevangenen werden in de hangaar ondergebracht en de huid vol gescholden door maj. Mallinckrodt. Inmiddels hadden de korporaal Mollers en de soldaat Le Clerq van I-4R.I. de Nederlandse vlag weer op een van de hangaars gehesen en vliegveld Valkenburg was vrij van indringers. Wel bleven er vanuit de Pan van Persijn, de zuidoostkant van het veld en vanuit het dorp Valkenburg Duitse mitrailleurs vuren. 

 

Voorlopig onbegrijpelijk was het vuur uit Valkenburg, dat op klaarlichte dag met lichtspoormunitie werd afgegeven. Weldra zou de bedoeling duidelijk worden. Zes vliegtuigen vlogen over de plaats waar de lichtspoor was neergekomen en weldra gierden de bommen naar beneden en ontploften precies op het door de lichtspoor aangegeven terrein. Gelukkig leden zij geen verliezen.

Omstreeks deze tijd ook werden de Duitsers in de Pan vanuit de lucht bevoorraad. Ook verscheen er een vliegtuig van de RAF, dat met gejuich werd begroet. Maar de vreugde was van korte duur. Het gooide met bommen.

Luitenant v. Kessel,

  • "Boem!!!" "Booem!!!" Op 100 meter vallen er vliegtuigbommen. Weer duikt alles zo diep mogelijk weg. Met een andere officier spring ik in een diepe granaattrechter, die 's morgens door een Duitse bom in de bodem is geslagen, Dicht tegen elkaar aan, wachten we de volgende bom af. Deze laat niet lang op zich wachten. Een paar meter naast onze krater slaat zij in en doet onze kuil de helft kleiner worden. Dit scheelt toch maar weinig. Het zijn Engelsen, die ons blijkbaar voor Duitsers aanzien! En dat ondanks de vlag!
    Het kost ons intussen 1 zwaargewonde en 2 lichtgewonden.

Overste Buurman:

  • Vermelding verdient nog, dat dezen dag velerlei geruchten de ronde deden. Reeds in den voormiddag werd verteld, dat Italië aan Duitschland een ultimatum had gesteld met den eisch om Nederland en België te ontruimen. Des middags kwam den aalmoezenier en den veldprediker ter oore, dat het regiment geen verdere weerstand zou kunnen bieden en terug zou gaan op Noordwijk. Beide geestelijken gingen daarop inderdaad naar de R.K. pastorie te Noordwijk om den troep af te wachten, doch toen deze niet verscheen, besloten zij weer naar Katwijk te gaan. Deels met een melkauto gingen zij op weg en bereikte het vliegveld, dat toen juist hernomen was en waar zij in de loodsen veel arbeid vonden onder de gewonden. Daar was eveneens een der artsen van III-4R.I. werkzaam, bijgestaan door een Duitsche arts en een Duitsche veldprediker met eenige hospitaalsoldaten, ook een arts van II-4R.I. verrichtte daar zijn moeilijk werk. 

De regimentsaalmoezenier van 4R.I., pater J. de Boer en zijn collega veldprediker (welke twee bij het regiment te boek liepen als Heel Watt en Half Watt.) gingen vanuit Noordwijk weer terug :

  • Maar hoe? Onze wagen stond heel gehoorzaam in Noordwijk. "Vorder maar wat!" zei een luitenant, en ... of 't zoo moest, er kwam een fordje aangetuft, buiten adem, 't beestje had al lang ouderdomsrente verdiend.
    Ik stak de hand op en het wagentje, militair gehoorzaam, stond stil. De chauffeur, ook niet jong meer, steeg uit, heel verbaast. Hij kwam uit het rustige Sassenheim, in het onrustige krijgsrumoer van Katwijk: hij moest vlees bezorgen in Valkenburg: nu kreeg hij ook nog ánder vlees mee!

    Eindelijk kwamen we aan de Wassenaarse weg en ook hier slaakten we de verzuchting, maar nog dieper dan 's morgens: "is dit nu oorlog?"
    Stukgeschoten Shellstation, op het weiland de overblijfselen van een verwoede strijd, hier lijken van Nederlandse soldaten, nog met geweer in aanslag, daar Duitse soldaten, dan weer koeien met de poten omhoog, overal witten vlekken van parachutes: alles even somber en tragisch.
    De ondergaande, bloedrode zon en de invallende grijze duisternis maakten alles rouwstil, zelfs de lente treurde in een wazige lucht.
    Het vliegveld was er een in wording: de weg er naar toe was een landweg met ijzeren platen, een Km. lang. Over die platen moesten we heen. Kapitein Wagtendonk kwam de vracht van ons wagentje nog verder verzwaren en het overrompelde mannetje zweeg angstig.

    Het vliegveld leek genieperig veilig. Onze vlag wapperde lusteloos: over een bruggetje kwamen we op het heroverde terrein. De grond voelde zo vreemd aan. Richting hangaar. We hadden nauwelijks het terrein betreden of daar werd het vuur geopend. Onze artillerie schoot vanuit de duinen, de infanterie vanuit de omtrek van het vliegveld, de vijand vanuit het dorp Valkenburg. Wij midden daarin, plat op den grond.
    Een tijd moesten wij blijven liggen, de kleinste terreinverhoging leek beveiligend. Inwendig kalm en nuchter wachten we af, terwijl het vuur bleef knetteren en de kogels om onze oren suisden. In de nabijheid ontdekten we pakken turfmolm, daar kropen we heen; die turfmolm zou onze schuilkelder worden. Onze chauffeur kroop naar zijn rollend bezit: "Zou het een gewelddadige dood sterven?" Erg geruststellend kwam hij niet terug. In zijn angst had hij de benzine weg laten lopen en zijn accu was leeg. Veel verstand had ik er niet van, maar toch begreep ik, dat "dat ding" geen poot meer kon verzetten. Daar opeens hoorde ik een knal, keek even boven de turfmolm uit en zag een groot gat geslagen in de hangaar. Ik gleed bevend naar beneden en zei tegen mijn collega " 't is veilig hier." 

    Of het kwam, dat we aan het gefluit en geknetter een beetje gewend raakten of dat 't in werkelijkheid minder werd, ik weet 't niet, maar we zouden eens kans wagen en kropen op handen en voeten naar de hangaar. Bij de hangaar sprongen we recht overeind; daar stond Mallinckrodt met enige officieren. We drukten de veroveraar de hand, deze riep verbaasd uit, terwijl hij op de hangaar wees; "G.v.d. jullie hier? Nou er is werk genoeg!"

    We rolden de ijzeren deur open en wat we toen meemaakten is niet te beschrijven, dat moet je meemaken. We roken bloed, we proefden bloed. We hoorden kermen en kreunen; vooral zagen we in het halve duister de dankbare glimlach van de jongens die ons onmiddellijk herkenden als hun zielzorgers. In een ommezien kropen we over den grond om de gewonden en verminkten bij te staan en te versterken. Door het met bloed gedrenkte verband zagen we hun wonden en verminkingen.....
    Drie Duitsers heb ik nog kunnen bedienen; de andere zwoeren bij hun dictator; een Duitse veldprediker die daar ook was, zocht bij ons nog gelegenheid om de voortreffelijkheid van zijn regime te prediken.
    Intussen was het flink donker geworden en buiten werd nog steeds geschoten. Ons werk liep ten einde en misschien dáárdoor hoorden we schieten beter. Met een vrachtwagen gewonden zouden we teruggaan en juist toen een wagen op het punt stond te vertrekken, werd de hangaar van voren en van achteren bekogeld. Met man en macht hebben we gewerkt om de gewonden weer binnen te brengen....
    Maar die hel duurde niet eeuwig. Het vuren verminderde en men besloot weer te vertrekken. De wagen werd weer geladen en ik moest in de cabine gaan zitten. Een soldaat kroop boven op de cabine met een rodekruis vlag, een ander er naast om meteen de vlag te verlichten en zo ging het hobbelend over het veld, over de ijzeren platen, de grote weg op.
    In volledige duisternis kwamen we te Katwijk aan. Daar stegen we uit, eerst wat wennen aan het donker en toen naar de pastorie. Ieder ogenblik hoorde ik kortaf roepen: "Wachtwoord". Ik kende er enigen, liet goed de SCH horen en kwam door het lugubere van die avond, langs de geladen geweren en zenuwachtige jongens aan de pastorie. Daar kwam ik to bezinning: "Ik leef nog... ik heb véél kunnen doen!" Dit stemde mij dankbaar. 't Was naar ik meen ± 22.00 uur.
    Voor het eerst kon ik wat stevigs eten.
    Om 23.00 uur kwam de overste Buurman aan de pastorie, vermoeid, terneergeslagen. Zijn eerste woorden waren: 'Waar ze vroeger geen geld voor hadden, dat kost nu bloed!' "

    De volgende dag was er weer een ontmoeting met de Duitse veldprediker, nu in het Zeehospitium. Pater de Boer schreef daarover; " Die Duitse veldprediker met zijn tutti-frutti opvattingen van geloof en regime was er ook."

    **

Om 18.00 uur was het vliegveld heroverd. Uit buitgemaakte papieren was gebleken, dat de vijand het voornemen had nog meer troepen naar Valkenburg aan te trekken. Bovendien had een op het vliegveld aangetroffen Duitse officier van gezondheid met klem verzocht, de gewonden zo snel mogelijk te evacueren, aangezien het vliegveld de volgende morgen door Duitse luchtstrijdkrachten weer zou worden gebombardeerd.

Overste H.D. Buurman, (C.-4R.I.)

  • Om nu herhaling te voorkomen van hetgeen des morgens geschied was, werd de verdediging van het vliegveld anders georganiseerd. Op het veld waren de troepen blootgesteld aan luchtaanvallen en hevig mitrailleurvuur uit Valkenburg. Derhalve werd nu stelling genomen daarbuiten en mitrailleurs opgesteld, die met aanvankelijk een batterij van III-2 R.A. (12 hw.) en later met een batterij van II-6-R.A. (7 veld) in opdracht hadden te vuren op dalende vliegtuigen én parachutisten.

Majoor Malinckrodt (C.III-4R.I.) trok daarop zijn troepen van het veld terug langs de Wassenaarse weg en stelde ze op in gunstige opstellingen ( van 10 mei 24.00 af.). Om 22.00 uur werd de 3e sectie mortieren onder s.m.i. van Vliet (SC.3- 4Mr.8) vanuit Katwijk (cp. 4R.I.) naar de Wassenaarse weg gedirigeerd ter ondersteuning. Eventuele nieuwe landingen zouden onmiddellijk bestreden worden met zware infanteriewapens en de tot vuren gereed staande artillerie van III-2R.A. (12 hw.) en II-6R.A. (7 veld).  Een tweede overval vond echter niet meer plaats. Wel belichtte de vijand herhaalde malen het terrein met lichtkogels en schoot met lichtspoormunitie.

Tijdens de terugtrekking over de toegangsweg van het vliegveld naar de duinrand dacht  vaandrig Everard (SC2-MC-II-4R.I.) van een ordonnans te horen dat kapt. Sjouke met 2-II-4R.I. niet naar richting Katwijk was afgemarcheerd maar naar de Wassenaarse slag. De sectie marcheerde hierna abusievelijk af naar de Wassenaarse slag. 

Even voorbij de Albertushof kwam 4C.Mr.1 onder Lt Broens hem achterop, deze had opdracht gekregen om naar Wassenaar Slag af te marcheren teneinde zich aldaar te vervoegen bij kapitein Dekker (C.-I-4R.I.). Hier kreeg Everard zekerheid over de foutief gegeven order. Toen Everard deze vergissing constateerde nam hij omstreeks 2.00 uur met 4C.-Mr.1 een stelling in op 300 meter van de driesprong aan de Wassenaarse slag tot de volgende morgen. 's Morgens kon hij echter door vijandelijk vuur vanuit de Pan niet meer terug naar Katwijk en meldde zich bij C.-1RHM, werd ingedeeld in de MC van 1R.I. en keerde pas na de capitulatie in Katwijk terug.

Ook Lt. Nijbakker (wndC.-2-I-4R.I.) raakte in het duister het verband met kapt. Dekker kwijt en arriveerde met de 1e en 2e sectie en de commandogroep van de 2e compagnie aan de Wassenaarse Slag alwaar hij Lt Broens trof die eveneens vergeefs contact zocht met de St.-I-4R.I. 

Wel werden patrouilles naar het veld uitgezonden, evenals door de bezetter vanuit het dorp, wat weer aanleiding gaf tot schermutselingen. Vliegtuigen werden onderzocht en  bescheiden en verbandmiddelen buitgemaakt. In een der vliegtuigen werd de luchtfoto gevonden van het vliegveld die op 22 januari 1940 was gemaakt.

Laat in de avond kwam op de cp. van 4R.I. het bevel van Kol. Kraak (C.-III-Div.) om drie bataljons te zenden naar de Wassenaarse Slag ten einde stelling in te nemen 500 meter zuid en evenwijdig aan die weg. Hiertoe werden I-9R.I. en I-1R.I. door C.-III-Div. aan overste Buurman (C.-4R.I.) ter beschikking gesteld om de vijand die het duinterrein onveilig maakte in een gezamenlijke actie aan te vallen. Tevens werd door C.-III-Div. medegedeeld dat vanuit het zuiden Grenadiers en Jagers (later werd dit 20R.I.) uit ''s-Gravenhage naar het noorden oprukten en dat slechts vijf vijandelijke vliegtuigen waren waargenomen op het strand bij de Wassenaarse Slag.

*

Valkenburger Wim Ooms;

  • "Toen de oorlog met de Duitsers uitbrak hebben we het in Valkenburg heel erg zwaar gehad. Ik weet het nog goed, het was 10 mei. De Duitsers waren binnengevallen, maar Nederland wilde het vliegkamp Valkenburg niet opgeven.  Je kon geen kant op. Ging je naar links dan werd je beschoten door de Duitsers, ging je naar rechts dan vuurden de Nederlandse soldaten. Waar gebeurd, hoor! Weet je hoe dat kwam? Die Nederlanders dachten dat we Duitsers waren, die zich hadden verkleed. Dat was wat hoor.
    Het mocht absoluut niet, maar we zijn in oorlogstijd geregeld op het vliegkamp wezen kijken. Daar werd je niet vrolijker van. Ik heb vliegtuigen zien staan, waarin de complete bemanning zat, maar dan dood en doorzeefd met kogels. Had de piloot nog net kunnen landen.

*

2-2-1RHM

Omgeving Wassenaar-Zuid en de watertoren

In de loop van de morgen doken op verschillende plaatsen in Wassenaar-Zuid uit de duinen afkomstige Duitse militairen op. De al eerder genoemde kornet Van Renterghem kreeg opdracht om met zijn sectie, verdeeld in drie groepen, de omgeving van de Hazelaan op parachutisten te verkennen. De eerste groep trok vanaf de Schouwweg langs de bosrand van de Spelderslaan richting watertoren. De tweede groep, onder leiding van Van Renterghem, trok vanaf de Schouwweg dwars door het landgoed Ter Veken naar de Jagerslaan. De derde groep tenslotte trok vanaf de Schouwweg via de Groot Haesebroekseweg en de Jagerslaan in de richting van de watertoren.

Van Renterghem:

  • Het bleek later dat zowel de eerste als de derde groep bijna meteen door Duitsers onder vuur werden genomen. Ik liet onze motoren met de helft van de groep bij een villa op de schouwweg achter. We camoufleerden onze helmen goed en gingen als indianen door het beboste terrein vooruit totdat we een brede sloot [langs de tegenwoordige Jagerslaan-Noord] bereikten. Toevallig lag er aan onze kant een oude roeiboot waar we mee overstaken en we gingen hiervandaan door in de richting van de watertoren, vanwaar we in de verte hoorden schieten. We deden alles met gebarentaal zonder een woord te spreken en dat was maar goed ook, want toen mijn beroepskorporaal even uit zicht was achter wat struiken, verscheen hij weer, zwijgend, met een doodsbleek gelaat en een bebloede bajonet. Hij fluisterde dat achter dat struikgewas zo'n vijftig parachutisten lagen te slapen; hij was tegen een van hun opgelopen en had de Duitser toen deze wakker werd, geluidloos in de keel gebajonetteerd! Het bos zat vol Duitsers, maar met onze laarzen, nieuw model uniformen met open kraag en gecamoufleerde helmen, konden ze uit de verte niet goed zien dat wij Nederlanders waren. We konden niet terug, dus liepen we nu zo ongedwongen mogelijk door tot we tussen een paar villa's konden verdwijnen. Bij de Hertelaan gingen we een lege villa [van K.G. Pander ] binnen. Hier vonden we boter en brood in de keuken en aten vlug wat. Ik ruilde mijn Duitse machinepistool voor de karabijn van één van de huzaren en ging met de korporaal naar boven. Vanuit het dakkamertje konden we vlak voor ons door het open raam de watertoren zien. Achter de dekking van de toren lagen verschillende parachutisten te rusten, terwijl anderen hoog vanuit de toren met een machinegeweer naar ons hoofdkwartier schoten. Het was verleidelijk om de Duitsers dezelfde psychologische angst te bezorgen die zij onze troepen hadden aangedaan. De korporaal en ik zetten onze karabijnen op een tafel achter in de kamer en schoten beiden tegelijk, op hetzelfde ogenblik dat de Duitse mitrailleurs schoten. Twee parachutisten vielen. De Duitsers keken verward rond en zochten dekking. We wachtten twee minuten en herhaalden dezelfde stunt. We troffen er weer twee, maar nu hadden alle Duitsers dekking gezocht. We probeerden het nog een keer, maar ik kon niet zien of we wat geraakt hadden, want op hetzelfde moment begon het machinegeweer vanuit de toren op ons huis te schieten. We zochten dekking onder het raam. Waar we niet op gerekend hadden, was dat de Duitsers lichtspoorkogels gebruikten. Binnen een minuut stond het rieten dak in lichterlaaie. Op gevaar af door rook te stikken bleven we liggen totdat het schieten stopte en renden toen door de rook naar de achterkamer vanwaar we uit het raam in een bloemenperk sprongen.' De brandweerploeg die uitrukte, werd door de beschietingen van de Duitse militairen verhinderd om te blussen en moest vluchten, waarna de garage met bovenwoning geheel uitbrandde.
     
    De andere huzaren stonden al buiten en we renden zo snel mogelijk weg. Deze keer zochten we een ietwat zuidelijker terugweg. Wij zagen in de verte wel wat Duitsers, maar kropen weer als indianen door het struikgewas zonder betrapt te worden, totdat we met onze roeiboot weer veilig de sloot overstaken. Deze zelfde Duitsers hebben zich later overgegeven wegens gebrek aan munitie en omdat, zoals later bleek, zij na onze actie dachten dat hun hele positie geïnfiltreerd was.

Rond het middaguur kwamen er meldingen binnen dat de vijand was gesignaleerd in het duinterrein tussen de watertoren aan de Hazelaan en het Wassenaarse Slag. Op verzoek van kapitein Kalkoen van het Luchtvaartbedrijf werd daarom het eskadron zware mitrailleurs van de Klip bij het Wassenaarse Slag naar de noordrand van Duinrell verplaatst, waar om 16.00 uur een vuurgevecht met de vijand ontstond. De Duitsers gaven mitrailleurvuur af vanuit de op 500 meter afstand gelegen zuidelijke bosrand van Duinrell, waarbij een aantal gewonden viel. Ook de Hollandse militairen brachten de vijand verliezen toe. Een groep huzaren kreeg opdracht het Duitse mitrailleursnest op te ruimen en ging tot de aanval over. Hierop trok de vijand zich terug in de richting van de watertoren. Daar hielden ze vanaf de watertoren met zware mitrailleurs de omgeving onder vuur. Om 16.00 uur kreeg tweede luitenant Von Balluseck opdracht met zijn 1e sectie pantserafweergeschut naar de St. Willibrorduskerk te gaan. Hij moest zich melden bij de commandant van het mitrailleur eskadron van het 1 RHM. Deze gaf opdracht met een stuk pantserafweergeschut vanaf de Storm van 's Gravesandeweg de bijna één kilometer verderop gelegen watertoren en het daarnaast gelegen duinterrein onder vuur te nemen. Von Balluseck kreeg tevens opdracht mortieren af te vuren op de duinrand naast de watertoren. Om 19.30 uur werd bij de Rijksstraatweg tot legering overgegaan.

In de loop van de avond zette een sectie Infanterie en de manschappen van 4e Res. G.B. onder leiding van commandant J.G. Gompelman een aanval in op de watertoren. 

Res 1e Lt. J.G. Gompelman:

  • De kruiptocht naar de watertoren vond plaats door een greppel, die langs een pad liep, iets uit de richting van de watertoren. Aangezien het pad aan de linkerzijde was voorzien van struiken, kon mijn groep vanaf de watertoren niet worden waargenomen. Ik kroop voor mijn mannen uit, hun de opdracht gevend, mij met tussenruimte te volgen. Opeens zag ik uit een zijgreppel, rechts van mij en zo'n 50 meter voor mij, twee huzaren-motorrijder kruipen, die hun weg vervolgden door rechts af te slaan en voor mij uit in de richting van de watertoren gingen. Zij hadden niet geconstateerd dat links van hun een open stuk in de heg was. Toen ze daar voorbij kropen, werd er vanaf de watertoren geschoten en raakte één van de huzaren zwaar gewond. Wij konden niet voorwaarts, voordat de Rode Kruis soldaten zich over de slachtoffers hadden ontfermd. Ik gaf nadien mijn manschappen de opdracht, stuk voor stuk met tussenruimte, snel langs de opening te kruipen. Dit verliep zonder moeilijkheden. Toen we tenslotte de watertoren bereikten, bleek, de toren verlaten te zijn. Behalve de uitgezette posten, werden de manschappen ondergebracht in de gevorderde villa van de familie Pander in de Jagerslaan. Van daaruit werden elke dag en nacht patrouilles ondernomen onder mijn persoonlijke leiding, in het gebied rondom de watertoren en in de nabijgelegen straten. Er was geen vijand meer te bekennen.

*****

 

 < 10 mei deel 2  |  10 mei deel 4 >