12 mei

Commandant 1e Legerkorps.

De Duitse luchtlandingstroepen die zich nog tussen Den Haag en Wassenaar in de duinen bevonden, werden die Pinksterzondag met rust gelaten als gevolg van een foutieve interpretatie van kolonel Kraak (C.III-Div.)  van het aan hem gegeven advies deze ochtend van de commandant van het 1e Legerkorps gen. Carstens.

Gen. Carstens stelde, 

  • dat een massaal optreden tegen de vijand, die zich hoofdzakelijk in kleine groepjes op tal van plaatsen in het duinterrein ophield, als verspilling van krachten moest worden beschouwd en dus diende te worden nagelaten.

De juiste wijze van bestrijding achtte hij het inzetten van detachementen ter sterkte van één of twee sectiën infanterie, versterkt met 6 veld, mortieren, pag. of een stuk 7 veld. Men was dan veel beweeglijker tegen de indringers die zich een guerrillatactiek hadden aangemeten.

  • Het bevel om met kleine afdelingen kleine groepen vijanden aan te vallen was, zo ontdekte overste Buurman in een later onderzoek, geen "bevel" maar een "wenk" geweest.

C.-III Div. trok daaruit abusievelijk de conclusie, dat op bevel van Carstens geen aanvallen op grote schaal mochten worden ingezet. Een domme conclusie met verstrekkende gevolgen.
Op de indringers die zich in het dorp Valkenburg verschanst hadden, werden daartegen op initiatief van overste Buurman nieuwe aanvallen uitgevoerd. Kennelijk zonder medeweten van C.-III Div.

*


Verder werden op deze dag de gevechtshandelingen negatief beïnvloed door de zeer grote geestelijke en lichamelijke vermoeidheid van een groot deel der troepen als gevolg van de ondergane spanningen, korte nachtrusten, primitieve legering en onregelmatige voedselvoorziening. De nerveuze spanning van burgers en militairen welke aanleiding was tot tal van onjuiste meldingen vertraagden de bevelvoering en leiden tot versnippering van de krachten.
Gegevens zijn er niet over bekend maar voor de ingesloten vijand, die het dorp Valkenburg al twee dagen en nachten hardnekkig verdedigde, zal de vermoeidheid ongetwijfeld ook een negatieve rol gespeeld hebben. 

*

Op de 12e mei werd een dossier van de Duitsers, overeenkomstig met hetgeen gevonden was op 10 mei in de Adelheidstraat in Den Haag maar nu veel dikker, aangetroffen onder het lijk van een Duits officier bij het vliegveld Ockenburg. Het had toebehoord aan de inlichtingen officier (Ic) van de 22e Luchtlandingsdivisie en bevatte reeksen spionageberichten, vele afkomstig van de mil. attaché in Den Haag.
Een opsporingslijst (Fahndugsliste) van kennelijk te arresteren personen, lange lijsten van garages in Den Haag, kaarten waarop niet alleen de voornaamste nutsbedrijven met pijlen aangegeven waren doch ook de schuilplaats van de Kon. familie en de woonhuizen van de min. president en de min. van Defensie. Dan was er ook een bevel bij betreffende de "burgers" die met 'speciale opdrachten' ingezet waren, en van het er bij behorende doorlaatbewijs vond men een exemplaar. (Zie hiervoor het aanvalsplan.)

*

Op de rijksweg nabij Hoofddorp vond op 12 mei een tragisch misverstand plaats. Welke eenheid hierbij betrokken was is niet vastgesteld.

Bron : Notulen van de raad van Haarlemmermeer van donderdag 4 juli 1940.

  • ...
    Eveneens denken wij aan het tragisch gebeuren, dat op Pinkster-Zondagavond eenige burgers van Hoofddorp, die ingevolge hooger militair bevel waren opgeroepen om langs den rijksweg tegels op te breken en voor versperring op te stapelen, door een afschuwlijk misverstand door onze eigen Nederlandse soldaten zijn beschoten, van wie een, de heer van Sprundel is overleden en nog 2 anderen.D. v.d. Stelt en R. van Zanden,pas kortgeleden het ziekenhuis hebben verlaten.
    ...

***

 

Het dorp.

Nog steeds was de kerk gevuld met honderden krijgsgevangenen. De school, de pastorie en de gemeentezaal zaten vol met gewonden en verplegers. In het café en de kelder zaten de gegijzelden opgesloten. Er zaten wel wat Duitsers tussen maar het gros zat achter hun mitrailleur aan de randen van het dorp. Nadat door de artilleriebeschieting het dak van de N.H. Kerk vlam vatte en gedeeltelijk was ingestort werden de krijgsgevangenen naar de garage Poot afgevoerd.

Sectiecommandant J.F.J Seket, 1-II-6 RA: [34]

  • Onze 7-veld batterij had stelling genomen in de duinen naast de schietbaan in Katwijk aan Zee. Wij kregen opdracht te vuren op het dorp Valkenburg en in het bijzonder op de kerk daar. Het gerucht ging dat de vijand zijn lokale hoofdkwartier in die kerk gevestigd had. Daar wij wat hoger in de duinen lagen, konden we met directe richting schieten (een grote uitzondering voor de veldartillerie) en heb met eigen ogen waargenomen dat we diverse voltreffers op de kerk hadden. Na de capitulatie bleek dat er Nederlandse krijgsgevangenen in de kerk opgesloten waren.

Dpl. soldaat Bernhard van Hemert van de 2sectie van 1-III-4R.I. in de kerk:

  • Worden wederom beschoten door de artillerie. Verdeelen weer wat koek en dergelijke. Doch stilt de honger niet. 'n Duitsche soldaat geeft me een stuk van zijn noodrantsoen, ook kryg ik een slok wyn. 's Middags hevig gevecht in het dorp. Onze mitrailleurs klinken dichterby. Artillerie wordt afgewisseld door mitrailleurvuur. De munitie der Duitschers raakt op, daar 's nachts een auto met munitie door brand vernietigd is. De kerk gaat heviger branden! We mogen er eindelyk uit en worden het dorp door getransporteerd. De granaten ontploffen in de straten. Ik zoek telkens dekking tusschen de puinhopen. Het lazaret wordt ook geraakt. (achteraf hoorde ik dat hier ook 11 dooden te betreuren zyn, waaronder ook een meisje van de luchtbeschermingsdienst) Het heele dorp is kapot geschoten. De bevolking zit in een kelder by elkaar. Ondertusschen moeten we steeds verder. Ik ga achter de huizen langs, door de tuintjes. In al de huizen zitten de Duitschers. We komen eindelyk aan bij een garage, waar we wederom onderdak krygen. Dit zijn maar dunnen muren en een gegolfd eternit dak. Enfin het is hier op het oogenblik tenminste rustig. We vinden bussen snyboonen, welke gretig uit de hand opgegeten worden, de man een hap! We zoeken al de leege na, want het was een garage waar auto's van Sleutels conserven gestalt werden. Ik maak het me zoo gemakkelijk mogelyk voor de nacht. Ik heb een oude vieze zak gevonden. 

image-1 12 mei, de kerk staat in brand.

Huzaar J. van der Zon, 3e peloton 2-1RHM in de kerk:

  • De infanteristen op Valkenburg zijn tegelijk toen de parachutisten waren geland door de Duitsers opgepakt, er konden maar enkelen vluchten. Ze zaten allemaal op vrijdag 10 Mei, zaterdag 11 Mei, zondag 12 en (2e Pinksterdag) 13 mei 1940 in de Ned. Hervormde kerk van Valkenburg.

    Op een gegeven moment, toen ik mij naar een toilet begaf, kwam door een voltreffer het hele plafond van de kerk naar beneden. Er waren 6 doden waarvan één Duitser. Verscheidene militairen waren al door de kapot geschoten ramen naar buiten gesprongen. ‘s Nachts hadden we de Duitsers al horen zeggen "we willen ons overgeven". De Nederlandse militairen waren al zo dichtbij, een van ons had in de verte al een vlag gezien. Ik ben nog in een kast gekropen, waar wij de planken hadden uitgehaald. In deze kast lagen allerlei haak- en breispullen. Die oude Hervormde kerk had van die dikke muren met steunberen waar de kogels niet zo gauw doorheen drongen. Uiteindelijk werd de toren in brand geschoten. Onze luitenant overlegde met de Duitsers om de kerk te verlaten, waar ze op in gingen. We zijn alle 300 met de handen omhoog in looppas naar de garage van Simon Poot gelopen, in de richting van de Haagsche Schouw.

Jac. v.d. Zwart, inwoner van Valkenburg in het huis van de familie C. Langeveld (iets ten noorden van hoeve Rhijnvliet)

  • Het was zondagmorgen 12 mei 1940 omstreeks 8 uur. Er werd echt gemeenschappelijk gebeden en gedankt. Wij allen voelden het, dat God in ons midden was, die ons bewaarde en voedde. Deze dank mocht zo hoog gaan, dat wij God ook loofden in het lied. Er werden dan ook heerlijke liederen gezongen, terwijl het buiten vlak om ons heen op hetzelfde ogenblik de gruwelen van oorlog zich openbaarden. Want terwijl wij zongen - en dat is veel geweest - hoorden we buiten de granaten uit elkander spatten. Zo hebben wij daar heerlijke Pinksterdagen gevierd. Zoals ik - ik moet het tot mijn schaamte hier neerschrijven - nog nooit eerder Pinksterfeest gevierd heb. De stemming was zo heerlijk in die dagen. Ik heb leren verstaan, dat men ook in de gevangenis psalmen kan zingen in de nacht. 

    De dag verliep verder, maar de zieken werden er niet beter op. Ze werden geweldig stijf en stram en pijnlijk. Mijn vrouw zei tegen mij: ik kan niet meer, zo moe ben ik. En zo was het met alle gewonden. De gezichten trokken weg. C. Meurs kreunde de gehele dag door, C. Langeveld had nog een fles met bessensap, dat met water aangelengd was, een goed middel tegen de dorst van de gewonden. Zij vonden het heerlijk, maar men moest zuinig aan doen. 
    Zo werd het ongeveer 4 uur in de namiddag en er kwam weinig verandering in de toestand. Wij hadden ook Duitsers bij ons, zijwaren gewond en vertoefden geregeld in de schuur. Bij elkaar hadden wij er 5 bij ons, terwijl er af en toe een kwam aansluipen die gewond was. 

Huisje van C. Langeveld.

  • Een Duitser was altijd bij ons, hij heeft ons tot het laatst toe bijgestaan bij het helpen van de gewonden. Daar heb ik zelf ook veel hulp van gehad. Deze Duitser was bij ons gekomen toen wij getroffen werden in de Zonnenveldlaan. Hij ontdeed zich toen dadelijk van zijn wapens en ging dadelijk over om Annie Rhijnsburger te verbinden. Vervolgens hielp hij ook in de laan met C. Meurs te verzorgen en op een ladder te leggen om hem zo naar C. Langeveld te dragen. Kortom, hij is met ons meegegaan en is bij ons gebleven zolang wij ons daar bevonden. Ook verbond hij zijn gewonde kameraden. Het was geen rodekruis soldaat, maar wel had hij bij zich het diploma EHBO. Meestentijds hield hij zich in de kamer op, waar Annie Rhijnsburger lag. Maar als ik daar kwam om de gewonden te verzorgen en ik om zijn hulp vroeg, dan was hij daartoe dadelijk bereid en wel zo goed des nachts als op den dag. Als ik zei: Karl - want dat was zijn naam - help even - of ik maakte gebaren of hij helpen wou, dan sprong hij dadelijk op en stond mij bij. 

    Ik bracht ook wel eens een bezoek aan de Duitse gewonden. Jammer genoeg kon ik ze slecht verstaan en zij mij. Zij zorgden voor hun eigen potje dat beter was dan de onze hoor! Zij hadden genoeg bij zich en dat was goed ook. Zo was Karl veel bij ons in huis en dan nam hij al die tassen geregeld mee. Die lagen dan in een hoek van de kamer. Men had al zoveel verschillende wapens en munitie gezien, dat men alles wat van de Duitsers was eigenlijk niet vertrouwde. Ik maakte hem dan ook kenbaar, dat hij wel in huis mocht blijven, maar dat hij dan eerst al die tassen moest uitpakken om te zien of daarin soms iets verdachts zat. Hij was daartoe onmiddellijk bereid. We gingen dadelijk naar de schuur met de bedoelde tassen en hij pakte van a tot z alles uit en vertelde mij hoe en wat alles was, voor zover ik hem dan verstaan kon. Zo kwam hij dan ook met een pakje patronen. Ik vroeg hierom om deze dan te vernietigen. Hij stond ze gewillig af waarna ik ermee naar buiten liep en het pakje in de sloot wierp. Toen ik weer terug kwam had hij een pakje met drie stukken pekelvlees, waarvan ik er een van vroeg om onder de zieken te verdelen. Hij gaf mij het stukje pekelvlees dadelijk, waarna ik allen een schijfje kon geven. Wat waren ze daar gelukkig mee. 

 

****

 

Gevechtsgroep 4R.I.

Gedurende de nacht van 11 op 12 Mei bleef de geïmproviseerde stelling in de lijn strandpaal 88 - Pompstation bezet door

  •  l-IV Dep.B.A. onder . kapt. J. van Heuven.

  • 1-I-4 R.l. vanaf 06.00 uur onder kapt Splinter.

  • twee sectiën van 2-II-4 R.l. onder kapt. Sjouke

  • daaraan toegevoegd alle sectiën mitrailleurs van I-4R.I. minus een stuk, die op 10 mei vermoedelijk in 's vijands handen was gevallen. 
    De sectiën stonden als volgt opgesteld;

    • Eén sectie bij de 2e comp. ter hoogte van de Watertoren.
      Eén sectie bij de 3e comp. in de lijn der kogelvangers.
      Eén sectie ingedeeld aanvankelijk bij I-9R.I., later bij de Instructiebatterij 10.5 hw onder Lt Pino.

Opstelling van bovengenoemde eenheden.

  • Achter deze stelling brachten II-9 R.l. in het barakkenkamp zuid van Katwijk aan Zee, en I-4 R.I. (min 1) op het schietterrein, de nacht door. 

  • Om 06.00 nam majoor Lokhorst het commando over I-4R.I. van kapt. Dekker over. 

  • II-4 R.I. (min de 2e comp.), waarbij nog steeds de 1e sectie van 2-I-1 R.I. onder Lt. Guyt, bezette de zuid-oost. en zuidrand van Katwijk aan den Rijn van Pompstation over de korenmolen tot en met de Rijnbrug in de Zandlaan.

  • III-4 R.I. met maar ongeveer 75 man en slechts vier volledig bemande stukken van M.C.-III-4R.I. ( Kader en manschappen van de oorspronkelijke vliegveldbezetting, die eigen zijde hadden weten te bereiken, waren ongewapend en zodanig moreel geschokt dat zij achterwaarts waren gezonden ), waarbij een sectie van 4 C.Mr. en een sectie van 4 C.Pag., hield zijn oude stelling zuid van de Watertoren bezet. Het sloot tevens de Wassenaarse weg in zuid richting af. 

  • I-9 R.l. (min 2) bracht, m.u.z. van de M.C. minus twee sectiën, die te Rijnsburg was gebleven, de nacht door bij het Seminarium in Katwijk aan den Rijn, achter de stelling van II-4 R.I.

Kaart
( 50Kb.! )

Op 12 Mei om 6.00 bereikte ook overste Buurman, C.-4 R.I.,  het alarmerende bericht omtrent de uit Wateringen ontsnapte luchtlandingstroepen, die in V.I.O.S. autobussen vervoerd, op tal van plaatsen opdoken. Deze zag daarin aanleiding, C.-II-9 R.I. opdracht te geven, het barakkenkamp naar alle zijden ter verdediging in te richten, waaraan in de loop van de morgen werd voldaan. 

Tevens kreeg kapt. Sjouke (C.-2-II-4R.I.) opdracht met twee groepen waarbij vier lichte mitrailleurs, onder commando van 1e Luit. van Sijl, een versperring iets zuidelijk van de wegenvork Wassenaarseweg en de weg naar de watertoren tegen deze dreiging op te zetten.

Op bevel van overste Buurman werden enige verkenningen uitgevoerd in zuidelijke richting door I-4R.I., zulks naar aanleiding van een van C.-III-Div. ontvangen opdracht.
Zo vertrok omstreeks 10.00 een sectie van 3-I-4 R.l. onder Lt. Vetter langs het Aanvoerkanaal in de richting van Groot Berkheide, met opdracht, de Wassenaarse Slag te verkennen. Omstreeks 14.00 keerde de sectie zonder verliezen te hebben geleden terug met bericht, dat Groot Berkheide door de vijand was bezet.
Een om 13.25 naar Albertushof uitgezonden officierspatrouille van 2-1-I-4R.I. onder Lt van der Zanden, ter sterkte van 3 onderoff. en 21 korporaals en manschappen, om de Wassenaarseweg nabij Albertushof en "de Mient" agressief te verkennen, keerde om 18.30 terug. De commandant meldde, dat de patrouille ter hoogte van De Pan onder vijandelijk vuur was gekomen.

In de loop van de dag ging het personeel van de bij II-9 R.I. ingedeelde sectie pag. olv vaandrig Polak het voorterrein in, om te trachten het op 11 Mei nabij de Wassenaarse Slag achtergelaten materieel terug te halen. Hij slaagde er in om materiaal te verzamelen en op het moment dat wilde terugkeren werden zij door de Duitsers overvallen en uit elkaar geslagen. In de namiddag keerde de sectie druppelsgewijze onverrichterzake terug. 

Dienstplichtig soldaat J. Herbert, 3s-MC-III-4R.I, in de duinrand tegenover het vliegveld

  • Het is zondag eerste pinksterdag. Er worden cigaretten en versnaperingen rondgedeeld, men heeft de cantine gered. Ik bemachtig een paar stukken chocolade en een doos cigaretten, een weelde. Ik geniet er heerlijk van. Nu komt er ook kuch en koffie, we eten als wolven.
    De dag draait weer. Nu en dan een benauwd ogenblik doch veel geven we er niet meer om.
    Het wordt avond. dan krijgen we eindelijk een goed maal, heerlijke gestampte zuurkool. We smullen er van. Er worden ook dekens en jassen gebracht. We verdelen ze zoo goed mogelijk. Ik heb een lange jas en een deken, een uitkomst in deze koude nacht.  

 

 

De vierde aanval op het dorp Valkenburg.

Situatieschets 4e aanval.

I-9R.I.

Reeds in de nacht van 11 op 12 Mei had overste Buurman besloten, nogmaals een poging te doen het dorp Valkenburg te vermeesteren en wel door een aanval van I-9 R.l. (min 2), gesteund door III-2 R.A.
Majoor van der Schee (C.-I-9 R.l.) ontving dan ook opdracht, de op 11 Mei mislukte aanval op 12 Mei bij het aanbreken van de dag te herhalen.
2-I-9 R.l. (min een S.) bezette nog steeds de kanaalbruggen over het Uitwateringskanaal tussen de zee en de samenkomst van Oude Rijn en Oegstgeesterkanaal.

Het bataljon werd om 4.00 gereed gesteld op dezelfde wijze als in de avond van 11 Mei, dus met de 3e Comp. als linkervóórcompagnie á cheval van de weg Katwijk - Valkenburg en met de 1e Comp. als rechtervóórcompagnie 400 m verder westelijk. de 2e en 3e sectie van de M.C. werden op de rechtervleugel van de 1e Compagnie geplaatst en moesten zo lang mogelijk met deze compagnie voorwaarts gaan. Daarna moest in stelling worden gekomen, en vuur gebracht worden op de vijand in Valkenburg.

Overste Buurman:

  • Ik wilde daarbij het bataljon doen begeleiden door een sectie van 7 Veld van II-6R.A.. De Afd. C. verzette zich hevig tegen dit gebruik en beweerde dat hij elk vuur uit zijn stelling kon afgeven Toen deze weerstand overwonnen was en de sectie was aangespannen om op te marcheren, bleek majoor van der Schee het gebruik daarvan niet wist en een korte theorie van mij was niet bij machte hem die nodige kennis bij te brengen. Ook het gebruik van pantserafweergeschut of mortieren bij straatgevechten was hem onbekend. Derhalve besloot ik andermaal een beroep te doen op de artillerie en er in toestemde, dat majoor van der Schee uit de voorste lijn telefonisch het vuur zou leiden, zooals hij verzocht. Ik betuigde van der Schee mijn vertrouwen in de Friezen, doch ik kreeg schouderophalend van dezen officier de wedervraag, waarom Friezen beter zouden zijn dan anderen....

 

Kapitein H. Oortman Geerlings, C.-II-6R.A.:

  • Te 1.00 opdracht van overste Buurman om één sectie te leveren voor steun van I-9R.I. en dit onderdeel te begeleiden in het voorterrein. Aangewezen is de 2e Lt. Vermeer met één sectie van de 2e Batterij. Inmiddels Buurman verzocht deze sectie niet mede te geven in het voorterrein daar dit een zeker verlies van stukken zou betekenen en onder het mitrailleurvuur zwaar verlies aan mensen en paarden zou veroorzaken. Het plan om de vuurmonden met handen naar voren te brengen moet eveneens worden afgewezen als zijnde onuitvoerbaar. Bovendien heeft de sectie dan geen munitie. De A.O.I. (Artillerie Officier Informatie) krijgt opdracht alles in het werk te stellen om te voorkomen dat dit plan wordt uitgevoerd. Uit de betrokken stellingen kan elk gewenst vuur op Valkenburg met directe waarneming worden afgegeven. De Sectie Vermeer vertrekt te 3.45 en komt te pl.m. 10.00 weder onverrichtterzake terug. 

 

Sgt J.W. Nijholt, 2s-MC-I-9RI;

  • Als het licht wordt leven we nog allemaal!
    We trekken onze stijve ledematen, steken onze hoofden boven het walletje uit, om echter onmiddellijk weer weg te duiken: twee schoten knallen, twee kogels slaan in de boom boven ons. Het is de nachtpatrouille van de 1e Compagnie, die zonder zich te overtuigen, waarop ze schiet, losbrandt. Ook die mensen hebben geen houvast, ook zij zien in alles vijanden.... Onze vijanden zijn immers parachutisten en parachutisten zitten overal!
      
    Een auto komt langzaam aanrijden, de geweren worden aangelegd, de vingers buigen zich om de trekker.... het is onze bataljonscommandant, die uit Katwijk terugkeert en ons weer naar voren, naar de troep zendt. Nog voor de zon boven de horizon verrijst, gaan wij verder voorwaarts, gesteund door de artillerie, die weer met zijn suizende projectielen op Valkenburg losbeukt. Als het Pinksterzonnetje als laatste hindernis de horizon heeft genomen, schittert het ons recht tegemoet. en beschijnt hetzelfde schouwspel, als toen het ons gisteravond verliet. In de situatie lijkt niets veranderd, maar wij hebben een barre nacht gehad. Weldadig doet ons de warmte van de eerste zonnestralen aan, langzaam begint ons bloed weer sneller te stromen, alleen mijn voeten zijn nog gevoelloos. Nog sijpelt het water tussen mijn tenen.

Tot 8.00 won de 3e Comp. langzaam terrein, waarbij zij de huizen langs de weg doorzocht naar vijand. Aangezien III-2 R.A. op dat tijdstip met inschieten begon, moest voorlopig halt worden gehouden. Enige te ver doorgedrongen groepen werden teruggenomen, waarbij zij enig vuur ontvingen van de meer achterwaarts opgestelde eigen troepen.

Sgt J.W. Nijholt, 2s-MC-I-9RI;

  • Zo gaan we bij het krieken van de eerste Pinksterdag weer voorwaarts. Nu komen we vrijwel ongehinderd, tot waar we ons gisteren naar toe moesten worstelen. Slechts af en toe krijgen we vuur. We komen tot een afstand van slechts enige honderden meters van het dorpje. Weer zitten de zware mitrailleurs in de voorste groepen. Van den vijand niets te zien of te horen. We denken al, dat de laatsten door de artilleriegranaten onschadelijk zijn gemaakt en dat we zonder slag of stoot het dorp binnen kunnen marcheren , als plotseling de hel weer losbreekt en ons de kogels weer om de oren fluiten. Plat liggen we weer, geen stap verder kunnen we. De zware mitrailleurs worden zo goed en zo kwaad het gaat opgesteld en nu blijkt ons eigenlijk pas duidelijk, wat dit een onmogelijke apparaten zijn. De schutter moet ver uit zijn dekking te voorschijn komen om via het hoge kijkervizier het wapen te kunnen richten. Slechts de moedigsten durven zich hiertoe te lenen, want de vijand tolereren het niet. Zodra zich een helm vertoont, zitten ze er bovenop en ze kunnen mikken ook!
    Links van ons heeft een mitraillist zich niet afdoende gedekt, zijn helm steekt boven het maaiveld uit. Een knal weerklinkt, als een kogel de helm als papier doet scheuren, zodat de punten in zijn hoofd dringen en het bloed langs zijn gezicht gaat druipen.

De 1e en 2e Batterij van III-2 R.A. schoten in afdelingsvuur in op de omgeving van het gemeentehuis van Valkenburg. De afdelingsofficier bevond zich nabij de commandopost (cp.) van Buurman te Katwijk aan de Rijn, vanwaar telefonische verbinding bestond met de cp. van van der Schee in een huis (Tel.nr.151) aan de weg, 400 m noordwest van Valkenburg.

Majoor van der Schee verplaatste zich persoonlijk naar voren, en was in staat het uitgebrachte artillerievuur waar te nemen. Hij gaf zijn bevindingen telefonisch door, via zijn cp., naar cp. van Buurman. Het vuur lag zeer goed. Het gemeentehuis kreeg een voltreffer en de vijand, evenals ongelukkigerwijze de burgerbevolking en de groep Nederlandse krijgsgevangenen, leed verliezen.

Soldaat Berend Borst, krijgsgevangen in de kerk.:

  • Verder ging de oorlog, meer granaten kwamen en ontploften. Het vuren van de geweren en het geratel der mitrailleurs was eindeloos. Elk ogenblik was er weer een granaat in de kerk te verwachten. De volgende uren werden weer in angstige spanning doorgebracht. Het gevecht was steeds naderbij gekomen. Wij begonnen te vrezen dat men met handgranaten ging gooien, dan zou er licht een door de ramen kunnen komen. De brand die gisteren geblust was, is door de inslaande granaten weer aangekomen. De vlammen lekten langs het hout en het riet. Nu was er geen denken aan om te blussen, de strijd rondom de kerk was ontzettend. Wij werden ook bevreesd voor de toren. Als deze getroffen werd en hij zou op de kerk vallen, wat zou er van ons terecht komen onder dat puin?

    Plotseling hoorden we naast de kerk een geweldig geknetter. Was dat een straatgevecht? Stonden de Nederlandse soldaten tegenover de Duitsers, man tegen man?  Werd dit onze bevrijding? Geruime tijd duurde dit geweld. Even plotseling als het gekomen was eindigde het. Wat was het geweest? Moesten onze jongens weer terugtrekken?  Later vernam ik dat het een luxe auto was die geladen was met patronen, die in brand was geraakt. Hierdoor ontplofte de munitie die zo'n lawaai maakte. Gelaten wachten we het verloop van de strijd af.

 

Omstreeks 9.00 zweeg het vuur van III-2 R.A. en zette 1- en 3-I-9 R.I., onder leiding van majoor van der Schee de opmars voort. 

Overste Buurman:

  • Nadat de artillerie was ingeschoten en uitwerkingsvuur was afgegeven, ging het bataljon in een zoo breed mogelijk front voorwaarts, hetgeen door vijandelijke mitrailleurvuur en de brede slooten slechts langzaam ging. Telkens gaf majoor van der Schee daarbij de ligging van het vuur aan en gaf zijn wenschen voor het verleggen daarvan. Bleek een weerstand te dicht voor de eigen troepen dan werd deze iets terug te nemen om, nadat het vuur der artillerie uitwerking had gehad, weer voorwaarts te gaan. Zoo werd in den loop van den voormiddag terrein gewonnen tot bij de kerk, alwaar de beweging tot staan kwam.

Hoewel uit verschillende richtingen vuur werd ontvangen, slaagden de voorste afdelingen erin, de noordwest rand van het dorp tot op zeer korte afstand te naderen en zich daar vast te zetten. Verder oprukken bleek niet mogelijk. Overste Buurman liet daarop voorlopig standhouden.

Sgt J.W. Nijholt, 2s-MC-I-9RI;

  • Ik duik met een stuk of wat jongens in een groenteschuitje. Hier stellen we ons wapen op, net boven het maaiveld ligt de loop, een pracht opstelling. Ik ga zelf als schutter fungeren. De jongens nestelen zich zo in onze oorlogsbodem dat hij niet scheef gaat hangen, zodat we ook met het waterpas stellen geen moeite hebben. We nemen ons gemak ervan, gaan genoeglijk sigaretten draaien en roken, om af en toe, als de tirailleurs in beweging komen, even over Valkenburg te maaien. Deze taak kunnen we tenminste naar behoren uitvoeren. Met ons wapen het oprukken van onze tirailleurs voorbereiden en dekken, dat hebben we tenminste geleerd.

 

II-9R.I.

Tijdens deze aanval van I-9R.I., meldde Overste Buurman omstreeks 14.00 aan majoor van der Schee (C.-I-9 R.I.), dat II-9 R.I. van Katwijk aan Zee via het Pompstation oprukte en vervolgens het dorp Valkenburg uit zuidwest richting zou aanvallen á cheval van de Broekweg. I-9 R.l. moest een eventueel uitwijken van de vijand in noordwest en westrichting door vuur beletten. De westrand van het dorp zou door II-6R.A. onder vuur genomen worden
Buurman had om 12.00 besloten, II-9 R.l. voor deze omvattende aanval in te zetten en res. majoor   Elshof (C.-II-9 R.I.), die de opdracht daartoe om 12.45 ontving, gaf om 13.00 de nodige bevelen aan zijn compagniescommandanten. 
De opdracht luidde:

  • Oprukken naar Valkenburg. Hierop aan te vallen uit ZW richting langs de Broekweg. 2-II-9R.I. vóórcompagnie, 1-II-9R.I. tot directe steun. 3-II-9R.I. reserve.

Met de uitvoering dezer bevelen ging geruime tijd heen. II-9 R.l. had  een verdedigende opstelling ingenomen rondom het barakkenkamp, waardoor het verzamelen van de onderdelen veel tijd kostte.

Bij de verplaatsing van het bataljon door het zuidelijk deel van Katwijk aan Zee ontstond verwarring, doordat in het dorp een zenuwachtige stemming heerste ten gevolge van de rondwarende geruchten omtrent in V.I.O.S. -bussen doorgedrongen Duitsers, gekleed in Nederlandse uniformen en in politie uniformen. Schietpartijen vonden plaats, sommige onderdelen van het bataljon verrichtten huiszoekingen op aanwijzing van burgers die beweerden Duitsers te hebben gezien, en het gevolg van een en ander was, dat II-9 R.l. eerst omstreeks 17.00 de gereedstelling aan de Wassenaarse weg zuidoost van de Watertoren innam.

Terwijl de M.C. west van deze weg, oost van de Watertoren, een vuurbasis vormde, stelde de 2e Compagnie zich oost daarvan als vóórcompagnie op. met twee sectiën in voorste lijn, één sectie rechts daarachter en één sectie als reserve achter het midden. De 1e Compagnie, die achter de 2e Compagnie moest volgen als ondersteuningscompagnie, nam voorlopig opstelling in het duinterrein tussen de Watertoren en pl.50.
De 3e Compagnie, die in opdracht van de B.C. met twee sectiën de vuurbasis in zuidrichting moest beveiligen, plaatste de 3e en 4e Sectie, met het front naar het zuidwesten, aan en west van de Wassenaarse weg, 100 m zuidwest van de weg naar het vliegveld. De rest der compagnie bleef ter hoogte van het Pompstation als reserve ter beschikking van de B.C.

Om 16.00 liet van der Schee, op grond van een melding van overste Buurman dat de aanval van II-9 R.I. zou worden gesteund door artillerievuur op het dorp, zijn voorste troepen wederom 400 m teruggaan.

Om 17.30 rukte 2-II-9 R.I. onder res.kapitein Berger uit de uitgangsstelling voorwaarts in zuid-oostelijke richting. De opdracht luidde;

  • terrein te winnen tot de weg van het vliegveld naar het dorp Valkenburg (Broekweg) was bereikt, en daarna in noordoostelijke richting op het dorp aan te vallen. 

image-1 Duitsers keken wat er gebeurde.

Nadat de 2e Compagnie voldoende afstand had verkregen van de 1e Compagnie, volgde laatstgenoemde achter haar in dezelfde richting. Hoewel weinig vuur werd ontvangen, kon slechts in een zeer matig tempo worden opgerukt, daar de talrijke dwarssloten zeer vertragend werkten. Met veel improvisatie overschreed de vóórcompagnie de Kleine Watering en bereikte tenslotte de Grote Watering. Dit water, ter breedte van 6 á 7 meter en 2 m diep, vormde een zeer moeilijk te nemen hindernis.

sc1-2-II-9R.I.,1e Lt. de Vries:

  • Teneinde wapens en munitie  droog over de 2 meter diepe en 7 meter brede vaart te krijgen laat ik een damovergang tussen twee weilanden afbreken. De damleggers zitten nogal vast, maar spoedig hebben wij de beschikking over twee palen van ruim 7 meter en twee van ruim 2 meter, twee hekken en wat touw. Enige mitrailleur om het bouwen van het noodbruggetje te beschermen heb ik reeds oplaten stellen. Bij het naar voren slepen van het materiaal wordt kpl. A.A. Bunt dodelijk getroffen. Deze jongeman is net in ondertrouw. Hij is direct gesneuveld doordat een Duitse kogel zijn patroontas raakte waardoor de patronen die erin zitten ontploffen en er een gat in zijn buik geslagen wordt.

De gebrekkige uitrusting en het volledig ontbreken van overgangsmiddelen waren er de oorzaak van dat de voorwaartse beweging hier tot staan kwam. Intussen was de 1e Compagnie tot op enige afstand achter de 2e Compagnie opgerukt.

Terwijl met man en macht getracht werd met behulp van de in het terrein aanwezige hekken en dampalen de Watering over te komen, ontving kapitein Berger (C.-2-II-9R.I.) omstreeks 20.00 van de bataljonscommandant majoor Elshof bevel, terug te trekken naar het Pompstation.

Overste Buurman had namelijk een door C.-III Div. aan hem doorgezonden bevel ontvangen van C.-I L.K., waarin deze, naar aanleiding van de op die dag gehouden bespreking met C.-Vg.H., aanvallen met sterke krachten verbood, en slechts acties van kleine onderdelen, gesteund door begeleidende artillerie, gelastte.

De werkelijkheid was anders:

  • Omdat de troepen reeds vanaf 10 mei des morgens voortdurend in touw waren geweest, zonder aflossing en zonder of althans zeer onvoldoende nachtrusten, waren oververmoeid.
    Daarom gelastte C.-I L.K., Gen. Carstens, dat aan troepen zooveel mogelijk rust moest worden gegund en geen actie, zeer zeker geen groote acties meer mochten plaats hebben. C.-I L.K. was tot de overtuiging gekomen, dat eigen troepen tegen een vijand, die zich over het algemeen in kleine groepjes verdeeld op diverse plaatsen in het terrein bevond, niet massaal dienden te worden ingezet, daar dit de eigen troepen onnoodig afmatte, doch dat een tactiek moest worden gevolgd, waarbij aan het gros van de troepen rust gegund moest worden en waarbij kleine ondernemingen moesten worden uitgevoerd door bijv. een sectie, versterkt met 6 veld, pag, mortieren of een stuk 7 veld.

 

*

Uiteraard sloeg deze aanwijzing van C.-I L.K. uitsluitend op de wijze van optreden tegen zwakke, verspreid opgestelde vijand, en viel een object als het sterk bezette en krachtig verdedigde dorp Valkenburg hier zeker niet onder. Overste Buurman stelde zich niettemin telefonisch in verbinding met de Chef Staf van III Div, de Majoor Breunese.

Overste Buurman:

  • Ik stelde mij daarop persoonlijk in verbinding met den Chef van den Div. Staf, deelde hem mede, dat ik juist aanviel en verzocht daarmee door te mogen gaan. Dit werd mij kortaf geweigerd en op mijn slotvraag , of ik dan het gevecht  moest afbreken en teruggaan, kreeg ik ten antwoord: het mag niet, dus terug. Ik heb toen de telefoon neergesmeten en na eenig nadenken tegen mijn zin gehoorzaamd.

 I-9R.I.

Sgt J.W. Nijholt, 2s-MC-I-9RI;

  • De tegenstander heeft blijkbaar ook bemerkt dat er iets hapert, dat de aanval tot staan is gekomen. Moorddadig is het vuur, dat hij over ons uitstort! Wij zijn in onze schuit voor hun kogels echter onbereikbaar, wij zitten onder het maaiveld. Wij gaan niet terug! Wij blijven waar we zijn, waakzaam, om een eventuele tegenaanval, waarvan we vermoeden, dat hij komt, zo mogelijk in de kiem te smoren.

    Sneller trekken de onzen terug, onbarmhartiger vuurt de vijand. Rechts achter ons, zien we enige zien we enige mannen zeulen met onze kapitein, wiens bovenarm letterlijk is kapotgescheurd, om hem in een enigszins goede dekking te krijgen. Verder trekken onze mannen terug.... Waarom dan toch?! Wat is er? Wat komt er? Wij zien geen vijanden naderen, noch te land noch in de lucht. De jongens in de schuit beginnen aan te dringen, dat ook wij, met de anderen terug zullen gaan. Wij blijven! Wij vuren op Valkenburg, waaruit onze vijanden zonder pardon op de vluchtende losbrandt zodra een centimeter van hun helm zich vertoont.

II-9R.I.

De 3e Comp. en de mitrailleurcompagnie waren kort na ontvangst van het terugtochtsbevel op last van de bataljonscommandant naar het barakkenkamp te Katwijk aan Zee teruggekeerd waar zij tussen 23.00 en 24.00 aankwamen. De bataljonscommandant verzuimde echter de terugtocht van de 1e en 2e Comp. met vuur van de MC, of door II-6R.A. te laten dekken. 

sc1-2-II-9R.I.,1e Lt. de Vries tijdens die terugtocht :

  • Ik zie nu dat mijn schets van de reeds door mij ontdekte steunpunten ongeveer klopt. De 1e en 3e Compagnie hebben vandaag nog geen vuur gehad. Zij begeven zich daarom als wandelende schietschijven voor een dankbare tegenstander in de richting van het pompstation. Het vuur van de vijand valt evenwel te kort en is daardoor erg lastig voor mijn mensen die alle greppels en slootkanten trachten te benutten. Veel dekking geeft dit niet omdat deze bijna evenwijdig lopen aan de vijandelijke bundels. Wij moeten sprongsgewijs vurende terugtrekken en vorderen daardoor zeer langzaam.
     
    Ik herinner mij ineens de vuurbasis van de Mitrailleur Compagnie. Deze compagnie kan ons nu mooi helpen. Mijn schetsje aangevuld en voorzien van een aanvraag om vuur moet dus zo snel mogelijk daarheen. Helaas is er geen ordonnans meer die het bericht in het door mij verlangde tempo overbrengen. Alle jongens zijn doodmoe. Daar alle secties goed worden geleid en de aspirant-vaandrig, sergeant Stel, het commando over de 1e sectie kan overnemen besluit ik dit belangrijke bericht zelf over te brengen. Ik kan dan tevens zorgen dat het aangevraagde vuur spoedig en zo goed mogelijk wordt uitgebracht.
     
    Met inspanning van al mijn krachten en zonder dekking te zoeken, ook als dit geboden schijnt, lukt het mij in één ren bij de opstelling van de zware mitrailleurs te komen. Hier vind ik evenwel niets meer. Een sergeant weet te vertellen, dat de bataljonscommandant al een kwartier geleden aan de Mitrailleur Compagnie opdracht heeft gegeven terug te trekken naar Katwijk aan Zee.

Terwijl de vijand de opmars van II-9 R.I. slechts weinig door vuur had bemoeilijkt, vermoedelijk in verband door het beschermende vuur van II-6 R.A. en mede doordat de indringers al hun krachten hadden geconcentreerd op de noordzijde van het dorp om daar de aanval van I-9R.I. af te slaan, nam hij thans de terugtrekkende compagnieën onder een hevig mitrailleurvuur. 

image-1

 

Schets van de voorgenomen aanval.

 

 

Leutnant Teusen (3s.-6/FJR2) in Valkenburg,

  • We konden waarnemen dat zich ten westen van Valkenburg in de duinen een Nederlands verband van ongeveer bataljonssterkte gereedstelde, naderbij kwam en zich op circa 600 meter vóór ons ontplooide. We lieten de tegenstander tot een 300 meter dichterbij komen en openden toen een geconcentreerd vuur waarin hij bleef liggen en zich vervolgens op de uitgangsstelling terugtrok. Samen met delen van het 3e Bat. van het 47e Regiment hielden we stand. Eigen aanvallen in de richting Katwijk en Leiden hadden geen succes. Valkenburg werd door artillerie uit de richting Katwijk en Leiden beschoten.

Door dit moordende vuur van de Duitsers duurde het dan ook geruime tijd, voordat de meeste manschappen van de 1e en 2e Compagnie weer bij het Pompstation verzameld waren. 
Een aantal manschappen was niet te bewegen, om nog zolang het licht bleef, de veilige dekking van sloten en vaarten te verlaten. Pas tussen 1.00 en 3.00 uur arriveerden de laatste manschappen van de 1e en 2e Comp. aldaar. Een aantal wapens werd achtergelaten. 
Dodelijk vermoeid, doornat, en zonder dat een warme maaltijd en droge kleding werd verstrekt, ging II-9R.I. de derde oorlogsnacht in.

De gewonden, in totaal 10 á 12, ontvingen op de hulppost in de Watertoren de eerste verzorging, doden bleven achter in de polder.

 

I-9R.I.

Tijdens de opmars van II-9R.I. was majoor van der Schee inmiddels met 3-I-9R.I.en een sectie van 1-I-9R.I., de noordwestrand van Valkenburg binnengedrongen. Zij naderden de onmiddellijke omgeving van het gemeentehuis. Er ontstonden verwoede straatgevechten. Het was vermoedelijk hier dat onder meer de dienstplichtig soldaat A. Koning sneuvelde

Dpl. soldaat J.Gercama ;

  • De majoor van der Schee en de lt. Nout waren evenals vaandrig van Elsen bij ons. Aanvankelijk dorsten wij niet goed de door de Duitsers bezette huizen binnen te gaan. De lt. Nout riep toen: 'Zijn jullie kerels of lafaards!' Hij ging als eerste een huis binnen en sloeg twee Duitsers die vlak bij de deur waren, met de vuist neer. Ik ben de luitenant nagenoeg op de voet gevolgd. 

Vaandrig P.P. van Elsen, wnd C.-3-I-9 R.I.:

  • Majoor van der Schee was steeds vooraan. We hebben hem tweemaal moeten verbinden. Het werd op den duur wel erg moeilijk voor ons. Wij kregen vuur uit een huis waar het Rode-Kruisteken op stond. Ik dekte. De Majoor vroeg waarom ik niet verder ging. Ik deelde hem mede, dat ik vuur uit dat huis kreeg. De Majoor zei, dat dit onmogelijk was. Op dat moment kwam de dokter met een auto aan. Wij hielden hem tegen omdat wij de voorste lijn vormden. Op dat moment kregen wij weer vuur uit die huis. De majoor wierp daarop enige handgranaten naar binnen waardoor deze weerstand werd gebroken.

De open liggende zuid-westflank van het dorp werd genaderd....

Dpl. soldaat Zuiderhof :

  • In de voorste lijn hadden wij veel hinder van vijandelijk vuur. Wij stonden hierdoor achter een bollenschuur en overlegden wat te doen. De Majoor van der Schee kwam bij ons en zei: "Mannen, ga naar voren, laat je makkers niet in de steek." Ik antwoordde, dat wij niet om de schuur heen konden gaan daar wij  dan steeds onder vuur kwamen. De Majoor kwam dichterbij ons om de situatie te bekijken. Meteen barstte  het vijandelijk vuur weer los. Twee korporaals, die in de schuur stonden, werden hierdoor getroffen. 
    Kapitein Smits, die ook in de omgeving aanwezig was en vrij overstuur was, meende dat de Duitsers in de schuur zaten. Hij gaf daarom bevel handgranaten naar binnen te werpen. 
    Ik riep de de Kapitein toe, dat hij dit niet moest doen daar er gewonden binnen lagen. Hij luisterde niet en liet toch de handgranaten werpen. Hierdoor zijn de gewonden nog erger gewond geraakt. Toen de gewonden in de schuur vielen, zei Majoor van der Schee tegen mij, dat ik deze mensen getroffen had. Even later floten er weer een aantal kogels vlak langs de Majoor. Hierdoor was hij overtuigd, dat wij met vijandelijk vuur te doen hadden. Wij konden echter maar niet ontdekken waar de Duitse opstelling was.
    Enige mensen waaronder ik, zijn een huis binnengegaan met de bedoeling vanaf de bovenverdieping het voorterrein te verkennen. De kogels floten door het huis en terwijl wij de trap opgingen, werd hierin een groot gat geslagen. Wij zijn teruggegaan en hebben dit aan de Majoor gemeld.
    Ik heb getracht om langs de schuur naar een tulpenveld te komen om vandaar de vijand te kunnen observeren.
    Een dokter kwam met de Rode-Kruiswagen om de gewonde korporaals op te halen. Hij bood mij geld aan als ik de twee gewonde korporaals uit de schuur haalde. Ik heb gezegd, dat dit zonder meer onmogelijk was. Ik ben het bollenveld ingegaan met een brok beton als dekking voor mij. Op het hoogste punt aangekomen kon ik de Duitse opstelling onderscheiden. Ik heb dit mitrailleursnest onder vuur genomen. Terwijl ik vuurde, moesten de Duitsers zich dekken en konden onze mensen de gewonden ophalen.
    Daar ik het vijandelijke nest wilde opruimen, heb ik versterking gevraagd. Ik kreeg 8 man met een mitrailleur. Terwijl ik vuurde, konden zij een sprongetje voorwaarts maken. Toen zij op korte afstand voor mij waren, bleken zij een gebrek aan munitie te hebben. Eén man werd teruggezonden om aanvulling te halen. Deze is echter niet teruggekomen.

Dpl. soldaat J.Gercama ;

  • Enige tijd later kwam een vrouw met een kinderwagen en twee kinderen naar achteren. Zij had reeds een schot door de hals. De Majoor gaf mij opdracht deze vrouw verder naar achteren te brengen.

Res. kapitein F.J.L.Berkenvelder (C.-MC-I-9R.I.):

  • De mitrailleurs met al het personeel zijn opgerukt tot in de voorste lijn, hoever kan ik niet nauwkeurig verklaren, maar ik weet nog dat wij de Kleine Watering nog hebben overschreden. Aldaar heb ik de luitenant Coeverden van 1-I-9R.I. gezien en gesproken, die ik met zijn personeel zag terugtrekken. Ik vroeg hem of hij daartoe bevel had, waarop hij mij antwoordde dat hij het niet houden kon en terug moest. Ik gaf hem opdracht te blijven op de plaats waar hij was. De situatie was nu echter zo, dat ik met mijn beide secties, verbindingsafdeling en de commandogroep een soort golfbreker vormde in het voorterrein omdat er geen infanterie meer aanwezig was. Wij ontvingen op die plaats van drie zijden vijandelijk vuur, mogelijk was hier ook eigen vuur bij. De secties lage geecheloneerd achter elkaar en de toestand was door het vuur zeer hachelijk. Tot de luitenant Banga, die commandant van één der secties was, zei ik toen: "Banga, hoewel ik geen bevel heb tot terugtrekken, ga ik toch terug naar de zanddijk, want onze taak is hier afgelopen, er valt geen vuursteun meer te verlenen". 
    Tijdens het terugtrekken ontmoette ik de sergeant Couperus van de 1e Compagnie. Terwijl we daar samen voor het hevig en goed gericht vuur uit Valkenburg en uit de boerderij in front dekking zochten bemerkte ik dat deze sergeant even later doodgeschoten was.
    Het was dus voor mij ook hoog tijd van deze plaats weg te komen. Echter deed ik dit niet zo vlug of ik werd in mijn bovenarm ernstig gewond. Dit was omstreeks 15.00 uur. Ik bloedde hevig en was geheel buiten gevecht gesteld. Ik kroop langzaam achteruit en zag in een kleine terreinuitholling de korporaal de Haan liggen, eveneens dekking zoekend. Ik was goed bij kennis en riep deze korporaal toe: "Bind mijn arm af, want ik bloed dood, ik mijn broodzak heb ik mantelriemen". De korporaal de Haan kwam behoedzaam nader, hetgeen hij natuurlijk moest voor het hevige vuur en heeft mij met toewijding en zorg verbonden.
    Dit duurde naar ik schat 10 minuten, voortdurend onder vuur. Men heeft mij later eerst over een smalle en daarna over een brede sloot gesleept. Ik herinner mij nog, dat enige soldaten mij op een plank hebben gelegd om mij over die sloot te schuiven. Van de plank ben ik toen afgegleden, zodat mijn onderlichaam in het water terecht kwam.
    Daarna ben ik naar een stenen hokje gesleept, waar wij weer onder eigen vuur lagen. In deze situatie is verandering gebracht doordat iemand met een pionierschop een uitholling in de grond gemaakt had waar ik ingelegd ben. Ik herinner mij nog dat een soldaat vrijwillig een veldfles naast mij neerzette en omdat ik meende dat ik zou sterven, zeide ik tegen korporaal de Haan: "Ga maar weg, ik ga toch dood". Ik ben toen alleen achtergebleven, hoelang weet ik niet, maar zeker enige uren.

Dpl. korporaal W. de Haan (MC-I-9R.I.):

  • Op 12 mei 1940 toen wij ons op ongeveer 600 m. voor Valkenburg bevonden, gaf de kapitein opdracht terug te trekken. Ik had de indruk dat het noodzakelijk was daar wij ook vuur kregen uit een richting vanwaar wij dit niet verwachtte.
    Tijdens deze terugtocht raakte de kapitein, die niet ver bij ons vandaan liep, gewond. Luit. Banga liep door. Ik ben naar de kapitein toegekropen en ik heb met de riem van een broodzak zijn arm, die hevig bloedde, afgebonden. Ik heb hem ook te drinken gegeven. Vervolgens heb ik de kapitein onder vij.vu. door twee sloten getrokken tot hij buiten gevaar was.
    Even tevoren had ik een schot tegen mijn helm gekregen welke daardoor afvloog en mij aan mijn neus verwondde. Ik ben hierdoor niet versuft geweest.
    De rechterarm van de kapitein bloedde hevig daar een slagader was getroffen. Ik kon niet veel doen om de wond te verbinden want wanneer ik mij even oprichtte kreeg ik vuur.
    Toen de kapitein in de dekking lag gaf hij opdracht dat Luit. Banga met de hele comp. moest terugtrekken en dat ik mee moest gaan en hem ter plaatse laten daar hij toch dood ging. Ik ben toen teruggegaan. Later heb ik hier altijd spijt van gehad. Ik had bij de kapitein moeten blijven.

Sgt J.W. Nijholt, 2s-MC-I-9RI;

  • Het duizelt me. Alleen zit ik in de schuit.... allen zijn terug. Koud, onverschillig, gevoelloos, me niet bekommerend om het gevaar, waaraan ik mezelf blootstel, ga ik staan, stap uit de boot en begeef me naar voren. Links en rechts liggen de getroffenen, ze verroeren zich niet meer. Daar vind ik ook onze kapitein, bebloed, bemodderd, doodsbleek, rillend en klappertandend, alleen kan hij het niet meer, verzwakt als hij is door bloedverlies. Afzichtelijk bungelt zijn verbrijzelde arm langs zijn lichaam. Met moeite sjouw ik hem tot aan de schuit en vaar met mijn droeve vracht verder. Twee hospitaalsoldaten nemen hem van me over en leggen hem op een draagbaar. Daar gaat hij.... één van de velen.... zal hij het halen, zal hij blijven leven?
    Ook onze mitrailleur, die nog in de schuit staat, probeer ik mee te neme. Op bevel van mijn sectiecommandant, die met de hospitaalsoldaten is meegekomen, laat ik het wapen staan, omdat nog altijd op ons gevuurd wordt. Samen lopen we voorbij de groene loodsen naar Katwijk. Hier krijg ik de gelegenheid mijn nog altijd natte kleren, die trouwens in bijna 24 uur al aardig opgeknapt zijn, doordat de zon de gehele dag heeft geschenen, door droge te vervangen.

Daar Kapitein Berkenvelder deerlijk gewond was geraakt, nam Luitenant Ringnalda (C.-1,4s-MC-I-9RI) het commando over MC op zich. Commandant van de 1e en 4 sectie werd de Lt. Ringwalden.

*

 

Het onbegrijpelijke en verbijsterende bevel van C.-III Div om terug te trekken werd aan van der Schee bekend gemaakt. Toen het donker werd trok van der Schee zijn troepen terug. 
De verliezen aan doden op deze dag bedroegen voor 4 R.I., I-9 R.I. en II-9 R.I. in totaal één officier en tien overige militairen.

Het jammerlijke misverstand werd eerst op 14 mei opgeheven. Het zou toen echter al te laat zijn om het zo verdiende succes van de Nederlandse troepen te voltooien.......

Het 1e Bataljon verzamelde zich tenslotte bij het Seminarium, waar slechts aan een gering aantal manschappen een warme maaltijd kon worden verstrekt. Majoor van der Schee moest vanwege verschillende verwondingen verpleegd worden. Het het bevel over de 1e.Comp. werd overgenomen door den Res. 1e.Lt. Van Coeverden, dat over de 3e.Comp. door Vaandrig van Elzen.

**

 

Ook in de loop van deze dag werden weer talrijke meldingen van burgerzijde ontvangen omtrent nieuwe landingen van parachutisten, o.a. bij Noordwijk, Oegstgeest en de Krom, naar aanleiding waarvan talrijke patrouilles werden uitgezonden. Al deze meldingen bleken onjuist.
Wel kwam het in de avond enige malen tot schietpartijen in Katwijk aan Zee, waar door verraderlijke burgerelementen uit de huizen zou zijn geschoten. Dat dit inderdaad zou zijn geschied staat allerminst vast. 

Op de commandopost van kapt. M. de Bruin (C.-3e Batterij-III-2R.A.) werd gedurende de nacht de hulp ingeroepen door de infanterie bij de Rijnmonding, aangezien bij de Buiten Zeesluizen vijandelijk vuur werd ontvangen. De Kornet Michielsen begaf zich toen daarheen met een wachtmeester. Nadat hij het eigen mitrailleurvuur had doen staken, begaf hij zich over de brug bij de Buiten Zeesluizen, waarop hij terugkeerde met een gewonde Duits officier en een Duits korporaal. Na door de Afdelingsarts te zijn verbonden, werden beiden naar Leiden vervoerd.

Nabij de cp. van overste Buurman kwam omstreeks 22.30 uur door de stikdonkere straat res. 1e Lt. de Bruin per motorrijwiel door het dorp aangesneld. De nerveuze schildwacht vroeg om het wachtwoord. Of de luitenant het wachtwoord niet verstaanbaar gezegd heeft, is niet duidelijk, wel meldde hij zich nog met de woorden, "Ik ben luitenant de Bruin". Het mocht niet baten, de schildwacht schoot en de luitenant viel dodelijk getroffen neer. 

Pater de Boer ; 

  • 't Was 's avonds ongeveer half elf. De hele dag was voorbijgegaan met heen en weer lopen, praten met de jongens, opbeuren, vooroordelen wegnemen, biechthoren enz. Ik zat in de pastorie, waar ook Overste Buurman kwam, om wat andere gedachten te krijgen en zijn glaasje water met valeriaan te drinken. De voordeur stond op een kier. Wij hoorden gestommel door de donkere gang naar onze kamer komen, de lichtspleet van de drempel wees de weg. Daar werd de deur opengestoten en stonden twee soldaten, uitgerust met helm, gasmasker, broodzak en geladen geweer. Twee blauwe ogen van hun verduisteringslampjes probeerden tot ons door te dringen. Verblind door het felle licht daarbinnen, even onthutst door de balk en de twee sterren van den Overste, kwam de boodschap er onbeholpen uit. "Luitenant de Bruyn (niet Kath.) was op straat door een kogel getroffen. De dokter was niet te vinden, de veldprediker was naar Noordwijk... de aalmoezenier kon wel helpen!"
    De Overste sprak mij aan met deze woorden: "Ja Pater, U kent mijn opvatting." .... en ik ging !
    Voorafgegaan door de twee wapenbroeders, komend van het licht in die duisternis, probeerden we verder te komen in die donkere nacht. We wisten, dat bij iedere boom een geladen geweer op ons gericht kon zijn. Wie hield dat geweer vast? Het enige geluid, dat door de straat weerklonk, was het uitdagend: "Wachtwoord". We zorgden er voor dit kalmerend te beantwoorden. Zou het verstaan worden? Eerlijk, dit was het eerste ogenblijk, waarop ik bewust bang was, het hart sloeg mij in de keel. We kwamen bij den stervenden luitenant op het ogenblik, dat hij de laatste snik gaf. .. Hij was niet meer. Op die lugubere tocht in die zwarte nacht heb ik toch helder en klaar kunnen denken. Onder het ontknoopte uniform school een robuust man van vlees en bloed. Het vlees was doorboord, slechts door een klein kogelgaatje, het bloed vloeide weg, niet eens overvloedig, maar ook.... het leven vlood weg, weg uit die harde verstoffelijke dagen.

*****

Gevechtsgroep 1-R.I.

Bij deze gevechtsgroep waren er een aantal verplaatsingen van eenheden. Grote acties tegen de vijand deden zich niet voor. In de vroege ochtend van 12 Mei hadden de troepen te Wassenaar en omgeving de volgende opstellingen ingenomen.

  • Maaldrift e.o. bleef bezet door het gros van II-1 R.I., n.l.: 2-II-1 R.I. (min twee sectiën), 3-II-1 R.I. (min twee sectiën) en M.C.-II-1 R.I. Aan dit bataljon waren toegevoegd: een sectie van 1 C.Pag., opgesteld aan de autoweg nabij cp.-C.-II-1 R.I., een sectie van 4 Bt.6 veld bij Landlust, een sectie van 1 Bt.6 veld bij de driesprong aan de noordwest punt van de Maaldrift en een sectie van 1 C.Mr., waarvan de opstellingsplaats onbekend is.

  • De beschikbare tirailleursectiën waren zodanig opgesteld, dat de Maaldrift in noord en noordwestelijke richting werd beveiligd en tevens door vuur kon worden bestreken.

  • De tirailleursectie van 2-II-1 R.I. aan de autoweg ter hoogte van Zuidwijk, en de sectie van M.C.-II-1 R.I. bij Deileroord vormden de verbinding met de troepen te Wassenaar.

  • De noordoostrand en de westrand van Wassenaar werden afgesloten door III-1 R.I., versterkt met enige kleine onderdelen van II-1 R.I., enige depotonderdelen van I Dep.Inf., de op Wassenaar teruggetrokken resten van het detachement Wassenaarse Slag (van 4 Res.G.C.) en van gevechtsgroep 4 R.I.

  • Tussen Den Deijl en de noordpunt van de Rode buurt was het noordoostfront bezet door de 4e Sectie van 2-III-1 R.I. (bij de Prinsenhaven) en M.C.-III-1 R.l. (min 3e en 4e S.) ter weerszijden van de Zijlwetering, een S.-1 C.Mr. bij Den Deijl, de 4e Sectie van 1-III-1 R.l. en een sectie van Det. 5, 6-Dep.Bat.Gr. tussen Zijlwetering en Oostdorperweg.

Op het westfront waren van noord naar zuid opgesteld: 

  • de 4e Sectie van M.C.III-1 R.l. (min een stuk) in de noordpunt van de Rode buurt, de 2e Sectie van l-III-1 R.l. langs de Dr. Mansfeldkade, de 2e Sectie van 5-Dep.Bat.Gr., de 3e Sectie van I-III-1 R.I. en de 2e Sectie van M.C.-II-4 R.l. langs de Storm van 's-Gravenzandeweg, van het kruispunt met de Katwijkse weg tot voorbij de oprijlaan naar Duinrel.

  • Verder naar het zuiden volgden dan 3-III-1 R.I. (min twee sectiën) en 2-III-1 R.I. (min de 4e Sectie) tot en met het punt van. samenkomst met de Schouwweg.

  • Achter dit front was het kruispunt Katwijkse weg-Oostdorperweg bezet door de resten van 2-1-4 R.I., de 2e Sectie van 3-1I-1 R.I. (aanvankelijk- zie hierna), de Ie Sectie van l-III-1 R.I. en de 2e Sectie van 4 C.Mr., terwijl een stuk van de 4e Sectie van M.C.-III-1 R.I. bij de Haven in stelling stond.

  • Bij bovenbedoeld kruispunt waren ook de commandoposten van C.-III-1 R.I. en C.-l-III-1 R.l. gevestigd.

  • Afzonderlijke detachementen bevonden zich bij de Watertoren (1e Sectie van 3-II-1 R.I., Det.-4 Res.G.C. en 3e Sectie van M.C.-III-1 R.l.) en bij Park de Kievit (een sectie van 22 C.B.T. en de 3e Sectie van 5-Dep.Bat.Gr.).

  • Tenslotte bevonden zich de resten van 1 R.H.M. (Staf, Ie Esk., E.Pag. en S.Mr.) tussen Den Deijl en De Pauw, en voerden de resten van 1-I-1 R.I. beveiligingsopdrachten uit binnen het dorp Wassenaar.

II-1R.I.

Omstreeks 14.40 wierpen drie He 111 vliegtuigen parachutes af in de polder noordoost van de Maaldrift. Voorraden voor de daar niet meer aanwezige Duitsers. Onder de persoonlijke leiding van de bataljonscommandant van II-1 R.l, de majoor Tielrooi, begaf zich een groep van de bij Landlust geplaatste sectie het voorterrein in, om het gedropte materieel te bemachtigen. Aangezien verschillende eigen vuurorganen intussen het vuur hadden geopend, was deze onderneming niet van gevaar ontbloot. Grote hoeveelheden vuurwapens, munitie en levensmiddelen vielen in Nederlandse handen.

Vaandrig Joosten kreeg opdracht om met zijn sectie (SC.2-2-I-1R.I.) boerderij Doe langs de Kaswatering te bezetten. Herhaaldelijk werden Nederlandse activiteiten van daaruit beschoten. Via het open veld en dode koeien als dekking en beschoten vanuit Rhijnvliet kwamen zij daar aan. De Duitsers zaten op de zolder en weigerden zich over te geven. Op dat ogenblik werden zij beschoten door eigen artillerie (batterij bij Oegstgeest) en zware mitrailleurs en ook kwamen er transportvliegtuigen over die de bezetters van het dorp bevoorraden. De vaandrig durfde het niet aan om met zijn mannen een bestorming te wagen en stak de boerderij in brand. De boerderij brandde geheel af.

  • Opm. Op de luchtfoto van jan. 1940 staat geen boerderij langs de Kaswatering. Overste Sieperda, C.II-Dep.Inf., spreekt in zijn verslag van een afgebrande boerderij 500 meter pal oostelijk van de steenfabriek de Ridder. Dat is een boerderij langs de Wassenaarse wetering.

 

III-1R.I.

Omstreeks 7.00 ontving res. kapt. Meijer (C.-III-1 R.I.) van C.-1 R.H.M. de mededeling, dat laatstgenoemde opdracht had ontvangen, met zijn regiment naar Leiden te vertrekken en het bevel over de troepen te Wassenaar over te dragen aan C.-III-1 R.I. Deze vestigde daarop zijn cp. in de verlaten cp. van 1 R.H.M. (De Pauw).

Bij de 2e Sectie van het 5e Depot Bataljon Grenadiers, opgesteld nabij de oprijlaan naar Duinrel, deed zich op die dag een incident voor, hetwelk ongelukkigerwijze de dood van een burger tengevolge had. Op last van C.-6-Dep.Bat.Gr., onder wiens bevel deze sectie was gesteld, voerde de sectiecommandant met enige groepen een verkenning uit in het bosterrein ter plaatse.
Tijdens deze actie werd een auto waargenomen, die in snelle vaart in de richting van de Katwijkse weg reed en geen gevolg gaf aan het bevel halt te houden. De luitenant J. Brueren (SC2-5-Dep.Bat.Gr.) en enige manschappen openden het vuur, tengevolge waarvan de auto tot staan kwam. Van de drie inzittenden, zijnde C.-6-Dep.Bat.Gr., diens ordonnans en graaf van Zuylen van Nijevelt, bleek laatstgenoemde dodelijk getroffen te zijn.

In de morgen van deze dag was III-16 R.l. (min 2) naar Wassenaar verplaatst en in de omgeving van de Kievit tot legering overgegaan. Om 13.00 gelastte C.-I L.K., dat dit bataljon de westrand van Wassenaar, tussen Voorlinden en het jagershuis, zou bezetten en 14 Bt.Lu.A. in het park de Kievit beveiligen. Om 19.15 had het bataljon de bevolen opstelling ingenomen.

Bij 1-III-1 R.l. deden zich op 12 Mei geen vermeldenswaardige gebeurtenissen voor.
Bij 2-III-1 R.I. sloot op deze dag de 4e Sectie weer aan, terwijl de 1e sectie dezer compagnie, te samen met het hierboven genoemde detachement rond 18.00 uur met een stuk pantserafweergeschut onder commando van sergeant J.H. Heinz (SC1-2-III-1 R.I.) ter verkenning uitgestuurd naar de Wassenaarse Slag. Nabij Belvedère werd echter een zodanig hevig vuur ontvangen, dat voortgaan onmogelijk bleek, waarna de terugtocht werd aanvaard.
Sergeant Heinz:

  • Ik was in het bezit van een kijker, maar een kaart was niet beschikbaar. We hadden de Belvedère in ons bezit en volgens de berichten zouden er Duitsers zitten in de volgende rij heuvels. Ik kreeg de beschikking over twee pelotons. Ik liet er één achter bij de Belvedère als rugdekking. De andere verdeelde ik in groepen, waarna we voorwaarts gingen. Terwijl ik een huis liet doorzoeken door drie of vier man en ikzelf bij de mitrailleur buiten stond, zag ik plotseling tien á twaalf Duitsers op mij afkomen op een afstand van ongeveer 100 tot 150 meter. Daar ik opdracht had zeer voorzichtig te zijn omdat het Duitse uniform nogal op het Nederlandse leek en de vijand ook wel in Nederlands uniform zou optreden, liet ik niet onmiddellijk het vuur openen. Door mijn kijker overtuigde ik mij eerst of het werkelijk Duitsers waren. Ik zag toen echter de adelaar op de uniformen. Eén van de Duitsers gaf het teken: "Ondercommandanten voor". Dit teken gaf ik terug. Ik zag toen dat een Duitser zijn geweer aanlegde en op me schoot. Onmiddellijk liet ik me vallen. De kogel zou mijn hart geraakt hebben als hij niet was afgestuit op mijn kijker, die ik bij het dekken losliet. De kijker werd verbrijzeld, evenals mijn vulpen. Ik heb daarna bevel gegeven te vuren, waarop de vijand vlug in de bossen verdween.

Toen de vooruit geschoven sectie verder probeerde te gaan, stuitte deze op zware vijandelijke tegenstand. De verkenning werd daarop afgebroken, waarna de secties terugkeerden naar het dorp.

Bij 3-III-1 R.I. werd volstaan met patrouillegang in het voorterrein, waarbij af en toe enig vuurcontact met de vijand ontstond.

**

 

1RHM

1 R.H.M., waarbij in de loop van de morgen het 2e Eskadron en het M.E. weer aansloten, vertrok omstreeks 9.00 naar Leiden, alwaar het regiment onder het rechtstreekse bevel van C. Vg-H  trad.

De leiding van de verdediging van Wassenaar werd door majoor Meijer (C.-III-1R.I.) overgenomen. 
Tijdens de verplaatsing naar Leiden,  werd door sommige onderdelen, o.a. door het eskadron PAG. het vuur geopend op enige woningen en een toren van waaruit gevuurd zou zijn. Duitsers of gewapende burgers werden niet aangetroffen.
In de loop van de namiddag werd het 1e Eskadron naar Koudekerk (7 km zuidoost van Leiden) gezonden, aangezien de bemanning van een daar geland Duits vliegtuig aanvallend zou optreden. Dit laatste bleek niet juist. Bij aankomst ter plaatse werden na een kort vuurgevecht twee dode en twee gewonde Duitsers aangetroffen bij een Heikel 111 welke daar een buiklanding had gemaakt. De gewonden werden naar Leiden overgebracht, bescheiden en wapens werden in beslag genomen en het vliegtuig in brand gestoken.
Het 2e Eskadron en een sectie zware mitrailleurs werden naar de Lamme brug (1 km zuid van Leiden) gedirigeerd, op grond van een melding dat daar parachutisten zouden zijn neergekomen, hetgeen achteraf niet juist bleek te zijn.

*****

 

Bij al die mislukte acties tegen de Duitsers in Valkenburg, sneuvelden die dag aan Nederlandse kant tien militairen. Verder werden de geplande acties aanmerkelijk vertraagd door geruchten dat de Duitsers, verkleed als Nederlandse militairen in V.I.O.S. bussen rondreden. Talrijke patrouilles  moesten uitgezonden worden naar aanleiding van meldingen van burgers dat er nieuwe landingen van parachutisten plaats gevonden hadden of dat zij ergens Duitsers vermoeden. Al deze meldingen bleken onjuist.

 

 

*****

De acties bij de Haagsche Schouw en omgeving

De instructiebatterij 7 veld te Rijnsburg en de Dep.Afd.R.A. te Oegstgeest, waarvan de commandanten op 11 Mei respectievelijk de aanwijzingen van overste Buurman (C.-4 R.l.) en overste Sieperda (C.-II Dep.Inf.) hadden opgevolgd, aangezien geen bevelen van C.-III Div. werden ontvangen, werden in de loop van de 12e Mei, na overleg tussen C.-IV Dep.B.A. en C.-II Dep.Inf, onder de bevelen gesteld van laatstgenoemde commandant.

Sieperda, die in verband met de voortdurend opdoemende geruchten omtrent het uitbreken van de vijand uit het dorp Valkenburg, en de daardoor ontstane onrust bij de Nederlandse troepen, een betere insluiting van de vijand wenselijk achtte, besloot majoor Mulder (C.-22 Dep.Bat.) daarmee te belasten.
Hij droeg deze op 12 Mei 6.00 op, het Rijnfront tussen de brug in de Zandlaan en de steenfabriek de Ridder (700 m noord van de Haagsche Schouw) zodanig te doen bezetten, dat een vijandelijke overgang door vuur kon worden belet.

Tot dit doel kon Mulder beschikken over de nog niet elders ingezette manschappen van zijn bataljon (totaal 65 man van de 3e Compagnie, waarbij een zware mitrailleur), een sectie van 10 Dep.C.B.T., en het door hem nodig geachte personeel en materieel van de instructiebatterij van 7 veld en de Dep.Afd.R.A.

15 Depot Bataljon

Deze bleven op 12 Mei beperkt tot verkenningen op kleine schaal langs beide Rijnoevers.

De pantserwagens 16 en 24 van Esk Paw. reden vanaf de Haagse Schouw langs de linker oever opnieuw naar de Wassenaarse Wetering, waar ze wederom een aantal huizen in het voorterrein beschoten. De pantserwagen no 18 van 2-2 Esk. Paw, welke de nacht had doorgebracht bij de Steenfabriek de Ridder, voerde in de morgen een verkenning uit over de Hoge Morschweg om de vijandelijke posities vast te stellen. De wagen werd beschoten vanaf de omgeving van hoeve Rhijnvliet op de linker Rijnoever en getroffen door een pantserprojectiel die de wagen doorboorde. Niemand raakte gewond en de schade was gering. Nadat was vastgesteld waar de vijandelijke eenheden zich bevonden keerde de wagen hierna naar de steenfabriek de Ridder terug. Vervolgens kreeg de pantserwagen opdracht over de Rijksstraatweg richting Rijnsburg een verkenning uit te voeren daar er was gemeld dat de vijand trachtte de Oude Rijn over te steken. Dat bleek niet het geval te zijn.

Van lange duur was de steun van deze pantserwagens niet want om 8.00 trokken de drie wagens terug van de Haagsche Schouw, zoals later is gebleken op bevel van C.-2 E.Paw. Zij voegden zich bij het 2e eskadron te 's-Gravenhage voor nieuwe opdrachten.

Omstreeks 10.00 gelastte C.-15 Dep.Bat. een hernieuwde verkenningsactie tussen Oude Rijn en Hoge Rijndijk. Hieraan namen deel de huzarenmotorrijders, de 1e Sectie van 2-II-1R.l. en delen van de 2e Sectie van 2-I-1R.I. Het ontbreken van de steun der pantserwagens deed zich gevoelen. Nadat enig terrein door de broeikassen was gewonnen, werd al spoedig contact gemaakt met de vijand, waarvan sommige manschappen tussen de kassen doorgedrongen bleken te zijn.

Bovendien werd vuur ontvangen uit Rhijnvliet en Zonneveld, welk vuur beantwoord werd door de eigen mortieren en zware mitrailleurs op de rechter Rijnoever. Door vijandelijk of eigen vuur geraakten drie huzaren gewond. Verder voorwaarts gaan bleek niet mogelijk, zodat de sectiën van 1R.l. zich in het kassenterrein vast zetten.

De huzarenmotorrijders kregen omstreeks 14.00 bevel zich terug te trekken en aan te sluiten bij hun regiment dat intussen naar Leiden was gezonden. De 1e Sectie van 5-15 Dep.Bat. onder de 1e Luit.  v.d. Steen werd in de loop van de middag van de Haagse Schouw verplaatst naar de boerderij Veldzicht en de brug over de Wassenaarse Wetering.

Boerderij Veldzicht, Voorschoterweg 52, toen nog in de gemeente Voorschoten.

 

22 Depot Bataljon..

Het bataljon van Mulder was, bij zijn terugkeer in de nacht van 11 mei van Maaldrift, onder commando deels van den Majoor v. Weenen deels van Majoor Alofs resp. C.-15e Depot Bataljon en C.-10e Depot Bataljon. Tegen de avond werd hij belast met het waarnemend commando van het II Depot Infanterie te Leiden.
Om ca. 2.30 tot 5.00 laat Mulder een  verkenning uitvoeren in het terrein westelijk van het Pesthuis waar een soldaat volgens zijn verklaring parachutisten had zien dalen ca. 50 á 60 man. De man moet hebben gedroomd of heeft hallucinaties gehad. 
Om 6.00 werd kreeg Mulder opdracht van overste Sieperda om met alle beschikbare mensen, dit waren er 65 een afsluitende keten te vormen ten noordoosten van Valkenburg. Bovendien kreeg hij ter beschikking een sectie van het 10e Depot Bataljon onder Luitenant  van Oyen. Deze sectie werd na verkenning onder Overste Sieperda toegevoegd voor dekking aan de kapitein Maris van 1-Dep. Afd. R.A., die met zijn troep, waarbij één stuk van 7-veld en zware mitrailleurs, een opstelling had ingenomen nabij het viaduct Groene Steeg - Grote Verkeersweg. In het dorp was de kapitein Tonnet van de instructiebatterij 7-veld, die onder commando van Mulder werd gesteld, waardoor Mulder beschikte over twee stukken 7 veld, 6 zware mitrailleurs van I-9R.I. en één zware mitrailleur van het 22e Depot-Bataljon. Lichte mitrailleurs waren er niet. Er werd de volgende opstelling ingenomen:

  1. 50 m. oost van de brug op de Zandlaan, noord van Valkenburg twee groepen onder de res. 1e Luit. v.d. Brugge, rechts aangeleund aan een compagnie van 4R.I., die de brug bezette;

  2. de zware mitrailleurs ( I-9R.I.) links en rechts van de weg Rijnsburg - Valkenburg; zuid van Rijnsburg:

  3. tussen a. en b. een sectie van 10 Dep. C.B.T. onder de res. 1e Luitenant Rodermond:

  4. één groep tussen de zware mitrailleurs en de Leidse weg:

  5. twee groepen van de instructiebatterij en twee groepen van 22e Depot-Bataljon langs de Leidseweg van Rijnsburg naar het zuiden tot ca. 400 m. van de Groen Steen.

Majoor Mulder en C.-3-22 Dep.Bat. vestigden hun cp. in de Flora te Rijnsburg. Voor de verpleging werd gezorgd door Kapt. Tonnet, C.-Instructie Batterij 7 veld.

 

Instructiebatterij 7 -veld. 

Voor de trambrug wordt stelling genomen door patrouilles van 9R.I.
Om  2.00  uur beval kapt. Tonnet met 40 man, drie klassen, de dakpannenfabriek oost van de Rijn te bezetten onder dekking van het vuur van een zware mitrailleur. 

  • Op 150 m. afstand wordt heftig mitrailleurvuur ontvangen. Het eigen mitrailleurvuur, door twee sectiën van MC.-I-9R.I., steunt de aanval niet langer uit vrees teveel munitie te verbruiken. De enige lichte mitrailleur is spoedig leeg geschoten en het overschrijden van het geheel vlakke terrein is aldus onmogelijk. De manschappen worden teruggenomen. De korporaal G. Struys sneuvelde en de korporaal Ebben werd hier gewond. De korporaal Kalkman wordt vermist.
    De aanval zal 's nachts herhaald worden, hetgeen echter geen doorgang heeft na overleg met overste Buurman met het oog op de hinder van eigen mitrailleur- en artillerie vuur.
    Om 07.10 uur  komen troepen met 2 auto's en 3 volgbussen van het II Depot Inf. te Rijnsburg onder Lt. Kol. Sieperda aan . Zij lossen een deel van de wachten van de Instructiebatterij af, die reeds 2 dagen en nachten onafgebroken op post hebben gestaan en zeer vermoeid zijn.  Tevens worden 2 zware mitrailleurs opgesteld. 


Na deze mislukte actie van kapitein Tonnet verspreidde zich het gerucht, dat de vijand tussen Valkenburg en Rhijnzicht naar de noordoever van de Oude Rijn was overgestoken en oprukte naar de Leidse weg. C.-Dep.Afd.R.A. zag in dit gerucht aanleiding, een verdedigend front te vormen langs de autoweg, ter weerszijden van het viaduct west van Oegstgeest. Bij dit viaduct en west daarvan bevond zich reeds personeel van de Ie Batterij, een stuk 7 veld (onder het viaduct) en twee sectiën van 15 M.C. Hij liet nu ook nog de te zijner beschikking gestelde sectie van 10 Dep.Bat. daarheen aantrekken. Aan C.-2e Batterij droeg hij op, met zijn personeel, en de andere twee sectiën van 15 M.C., die zich in de west- en zuidrand van Endegeest bevonden, op te rukken naar de autoweg en de opstelling van de Ie Batterij naar het zuiden te verlengen.

*

Bij de overige onder overste Buurman gestelde onderdelen vond op 12 Mei het volgende plaats;

IV Depot Bereden Artillerie

1-IV Dep.B.A. bleef de duinstelling zuid van Katwijk aan Zee bezet houden. Tegen de avond kwam het detachement, dat in de middag van 11 Mei naar het Seminarium en omgeving was gezonden, op last van Buurman terug. Het werd op de rechtervleugel van de stelling ingezet.
C.-IV Dep.B.A. gelastte in de loop van de dag, dat de twee te Katwijk beschikbare vuurmonden van 12 I.St. in gereedheid moesten worden gebracht en dat daarmee een volledige sectie moest worden gevormd.
C.-1-IV Dep.B.A. slaagde daarin en liet het ingedeelde personeel onmiddellijk oefenen. In de namiddag werden door de zorg van C.-IV Dep.B.A. 200 brisantgranaten en 100 granaatkartetsen ter beschikking gesteld.

 

4e Reserve Grens Compagnie

Het Det.Katwijk aan Zee van 4 Res.G.C. ontving op 12 Mei 11.00 van C.-4 R.I. bevel, de ingenomen stelling bij de sluizen van het Uitwateringskanaal te verlaten en nieuwe stellingen te betrekken van strandpaal 88 tot 500 m meer oostelijk waar het detachement tot 17.00 bleef, op welk tijdstip het op bevel van overste Buurman terugkeerde naar het kanaal.

In de nacht van 12 op 13 mei werden een Duitse Officier en een korporaal vlieger krijgsgevangen gemaakt. Dee zijn afgevoerd naar het Stafkwartier Wf.v.H.

*

Onbekende Depottroepen te Leiden.

De molen "De Valk" aan de 2e Binnenvestgracht te Leiden kwam op eerste pinksterdag 12 mei 1940 in aanraking met de oorlog. Nederlandse militairen brachten zandzakken aan op de molenwerf en de molen werd ingericht als uitkijkpost. De molen werd vanuit de lucht bestookt door vijandelijke jachtvliegtuigen en werd daarbij getroffen in de kap en de romp, gelukkig niet onherstelbaar.

 

*****

De divisiereserve.

De afsluiting van het Oegstgeesterkanaal.

De reeds in de loop van 11 Mei ingenomen opstellingen bleven, behoudens een geringe wijziging, op 12 Mei gehandhaafd.

3 M.C. stond met de 2e Sectie in stelling nabij Het groene Kerkje, noord van het kanaal, en sloot, in samenwerking met een eveneens daar in stelling gebrachte sectie van 1-III Bat.Pag., de brug in de autoweg en de brug tussen Het groene Kerkje en Kerkbuurt af. De 3e Sectie van 3 M.C. bestreek de beide kanaalbruggen noord van Rijnsburg, terwijl de 4e Sectie, in stelling 100 m west van de draaibrug bij Katwijk aan den Rijn, deze brug onder vuur kon nemen. De 1e Sectie van 3 M.C. bevond zich sinds de namiddag van 11 Mei bij de steenfabriek de Ridder noordwest van de Haagse Schouw, ter beschikking van majoor Alofs (C.-10 Dep.Bat.)

De beide andere sectiën van 1-III Bat.Pag. stonden in stelling bij de zeesluizen noord van Katwijk aan Zee en bij Warmond, terwijl de enige nog beschikbare sectie van 9 C.Pag. in stelling was gebracht bij de driesprong zuid van Kerkbuurt. Behalve bovengenoemde onderdelen stonden nog ter beschikking van overste Evenwel (C.-9 R.I.): 9 C.Mr. (min een sectie) en 9 Bt.6 veld, beide te Oegstgeest. Overste Evenwel had zijn cp. gevestigd te Kerkbuurt.

*****

De Koninklijke Familie.

In de vooravond van 12 Mei vertrok de Prinselijke Familie met een gepantserde geldtransportauto van de Nederlandse Bank naar IJmuiden, waar de Britse torpedobootjager ‘Codrington’ gereed lag. Ondanks de aanwezigheid van de vijandelijke vliegtuigen verliep de overtocht goed.

De Regering.

Van de totaal uit het veld geslagen premier jhr. Dirk de Geer gaat geen enkele leiding uit. De taferelen in de ministerraad zijn dermate chaotisch dat secretaris-generaal Hirschfeld zijn ambtenaren verbiedt de vergaderzaal binnen te gaan en hen die er al geweest zijn een zwijgplicht oplegt.

***

 

Afvoer van Duitse krijgsgevangenen naar Engeland.

BRON; LKOL. B.D. E.H. BRONGERS. E.A.


Reeds op de 11e mei had generaal Winkelman, opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, bevolen een groot aantal krijgsgevangenen via IJMUIDEN naar Engeland af te voeren.
Het eerste transport dat met dit doel uit Den Haag vertrok, stond onder leiding van de KNIL-kapitein dr. I.M. Somer. Voor begeleiding en bewaking kreeg hij de 3e Compagnie van III-12R.l. mee, onder bevel van res. kapitein L. Nienhuis.

In zijn op 24 mei 1940 gedateerde rapport meldt kapitein dr. Somer dat hij op de 12 mei ongeveer 250 Duitse krijgsgevangenen ophaalde uit het Circus Scheveningen en ongeveer 300 uit de cellulaire barakken van de strafgevangenis te Scheveningen.

Van de krijgsgevangenen uit de barakken waren naar men later opgaf, 237 namen genoteerd. Het betreffende register werd echter al op 15 mei door de Duitsers in beslag genomen. Een ontvangstbewijs getekend door de Leutnant Adjudant Stübe is het enige dat nog rest. Op een andere, bewaard gebleven lijst, komen nog eens 43 namen voor. Zij die uit het Circus kwamen waren niet geregistreerd.

De plotselinge afvoer bracht bij de Duitsers een schok teweeg. Ze waren kennelijk overtuigd van een spoedige bevrijding. Vooral in de barakken waren volgens kapitein Somers de protesten niet van de lucht. Er werd op de deuren geslagen en gebeukt, waarbij de Nederlanders werden uitgemaakt voor 'Schweinhund' en 'Dreckhund'. Nu waren de Nederlandse soldaten bepaald niet in de stemming om dit over zich heen te laten gaan en ze maakten spoedig op radicale wijze een eind aan het kabaal. Somers zegt het heel keurig in zijn rapport: 'Er moest tot rust worden aangemaand aan welke aanmaning gevolg werd gegeven.'

De gevangenen werden nu met bussen naar het toenmalige station Hollands Spoor gebracht, waar inmiddels nog een transport van 51 man uit de Oude Alexanderkazerne allen netjes geregistreerd was aangekomen. Het totaal van ongeveer 600 man werd in de gereedstaande trein geleid, die omstreeks 17.00 uur in IJmuiden aankwam. 

Het was de bedoeling om ze met het m.s. Westland van de Koninklijke Hollandse Lloyd naar Engeland te transporteren. Dit schip was echter naar zee vertrokken toen het kort tevoren door bommenwerpers was aangevallen. Het had opdracht om 's nachts weer binnen te varen, maar kreeg buitengaats van twee Britse torpedobootjagers bevel naar Engeland te gaan.

Toen men dit ontdekte werd vanuit Nederland de telegrafische order gegeven, weer terug te keren. Hieraan gaf de kapitein onmiddellijk gevolg, doch het lukte hem niet de ingang tussen de volledig verduisterde pieren van IJmuiden te vinden. Wegens het voortdurende luchtgevaar besloot hij tenslotte toch naar Engeland te varen. De krijgsgevangenen werden voorlopig in de kelders van de vishallen ondergebracht, in afwachting van een ander schip.

AUTOTRANSPORTEN

In IJmuiden waren overigens al Duitsers aanwezig. 
Op 11 mei waren nabij Schiphol een of meer vliegtuigbemanningen krijgsgevangen genomen welke door personeel van de Staf van 6R.A.[80] naar de gevangenis in Haarlem werden afgevoerd. Waarschijnlijk was in IJmuiden ook een autobus met Duitse officieren gearriveerd, die in de vroege avond van de 11e mei op de Witte Singel (nabij de Doelenkazerne) te Leiden door een betreurenswaardig misverstand was beschoten. 

Zoals op vele plaatsen gonsde het ook in Leiden van valse geruchten. Rekruten hadden aan een brutale vijandelijk actie gedacht en het vuur geopend. Eén Duitse officier was daarbij gedood; een andere zwaar gewond. Alle overige Duitsers hadden lichte verwondingen opgelopen. Als door een wonder was geen van de Nederlandse begeleiders getroffen.

In de avond van de 12e mei kwam ook een autocolonne uit Nieuwersluis binnen, onder leiding van de 2e luitenant J.J. Vredeveldt. Het betrof hier 73 geregistreerde gevangenen uit Gouda, die op 11 mei naar Nieuwersluis waren gebracht. Ze waren afkomstig uit de vele transportvliegtuigen die in de omgeving van Gouda noodlandingen hadden gemaakt. 

Verder arriveerden bussen en vrachtautotransporten met c.a.145 krijgsgevangenen uit onder meer, Delft, Leiden,  Katwijk, de gevangenis te Haarlem, Den Helder en het fort Spijkerboor bij Amsterdam.

Brigade B zond 31 geregistreerde krijgsgevangenen. Daarbij waren 24 man luchtlandingstroepen en vliegers. De overigen had men aan het Maas-Waalkanaal gevangen genomen: SS'ers van de SS-Aufklärungsabteilung en in burger geklede militairen die aldaar aan de bekende brugovervallen hadden deelgenomen. 

Uit de omgeving Dordrecht waren er tenslotte 120 gevangenen, die aanvankelijk per schip via Gorinchem naar Vianen waren gevaren. Alles bijeen kwamen ongeveer 410 krijgsgevangenen met autovervoer in IJmuiden aan. Ze werden bij de 600 anderen van het treintransport gevoegd. 

Om 05.30 uur in de morgen van de 13e mei bracht men de krijgsgevangenen naar het inmiddels gereed liggende s.s. Phrontis van de Stoomvaartmaatschappij Oceaan uit Amsterdam. De stuurman van de Phrontis, W.H.A. van Meerkerk, verklaarde, "De krijgsgevangenen die ik als stuurman "talide" als 1011 in totaal." De stemming bij de Duitsers was nu zeer bedrukt. 

De Duitse officieren werden ondergebracht in een klein voorruim. De manschappen werden verdeeld over de twee tussendekken en 6 zwaar gewonden werden ondergebracht in de ziekenboeg van het schip.

H. M. Roosekrans, 4e stuurman van de Phrontis :

  • Ook de vlieg.off. die de avond daarvoor de Westland had gebombardeerd zat er bij.

Een detachement mariniers van ongeveer 22 man, onder bevel van de 1e luitenant der Mariniers H. Lieftinck, ging als bewaking mee naar Engeland. Tevens werd een 37 man sterke groep marinemensen uit Den Helder meegenomen, waarbij een officier en 15 adelborsten. Onbekend is het aantal vluchtelingen die aan boord wisten te komen van de Phrontis en aan de nazigreep wist te ontkomen.

De Phrontis was nauwelijks op zee toen een JU 88 een aanval uitvoerde. De vier afgeworpen bommen kwamen echter een 50 meter achter het schip terecht. Daarna kon de Phrontis de reis ongehinderd naar Dover voortzetten waar zij in de namiddag arriveerde.

De heer F. de Vries, op 10 mei 1940 bij de marine, was belast met het overbrengen van Duitse krijgsgevangenen naar Engeland (interview TV West)

  • Het ging om ruim twaalf honderd Duitsers, die waren allemaal krijgsgevangen genomen in de omgeving van Den Haag en Rijswijk. We waren met een stuk of dertig- vijfendertig bewakers. Deze zijn per trein naar IJmuiden vervoerd en van daaruit naar Dover waar we ze overleverden aan de Engelse landmacht. 

In 1939 begon Adelborst Rudolf Baaij, nu Kapt. ter zee bd, aan de opleiding tot marineofficier aan het KIM, maar voordat hij daar goed en wel aan gewend was, brak de oorlog uit. (interview TV West)

  • Een aantal van ons werd naar IJmuiden gestuurd voor de bewaking van gevangen genomen Duitse parachutisten, want de landmacht was reeds zodanig in beslag genomen dat ze daar niet genoeg militairen voor hadden. We hadden ook nog een man of vijftien zeemiliciens meegekregen. Dat was helemaal een giller. Wij hadden ze nog een beetje geoefend met ons wapen, maar zij wisten nauwelijks waar de kogel uit moest komen. Gelukkig zijn we ook niet geraakt door die bommen. Daar zaten we goed over in de rats, want we hadden nauwelijks reddingsvesten aan boord. Op zee ( nabij Downs, FO) werden we verwelkomd door een Britse torpedobootjager. "Congratulations", werd er geseind. Wij vroegen: "Waarom dan?" Bleken we door een mijnenveld te zijn gevaren, dat zij net hadden aangelegd.

In de kazerne waar Baaij en zijn collega's werden opgevangen kregen ze van hun commandant, Luit Lieftinck, te horen dat Nederland na de bombardementen op Rotterdam had gecapituleerd.

In 1940 werden oa Willem Langeraar en Frans Laman Trip, zoals het in het "Gedenkboek Adelborsten opleiding" te Willemsoord 1854-1954 beschreven staat, met een aantal mede adelborsten op 14 mei met het motorschip "Phrontis", door de KM naar Dover gestuurd om een aantal Duitse Krijgsgevangenen naar Engeland te brengen en zo werden zij Engelandvaarder avant la lettre. In Engeland werd in Cornwall de opleiding voortgezet.

De mijnenlegger Willem van der Zaan vertrok uit Den Helder op 12 mei met aan boord vier, volgens een andere bron drie krijgsgevangen vliegtuigpersoneel van de Luftwaffe die waren afgeschoten.

Vanwege de dreigende invasie (operatie Zeeleeuw) werden de krijgsgevangenen en in Engeland geïnterneerde Duitsers op 21 juni 1940 met de "Duchess of York" vanuit Liverpool naar Canada afgevoerd waar zij na een zevendaagse reis in Quebec aankwamen. Daar werden de krijgsgevangenen over meerdere kampen verdeeld.


11 mei | 13 mei  >