13 mei

 

In de loop van de morgen van 13 Mei vertrok H.M. de Koningin tegen haar zin, op advies van gen. Winkelman, per auto naar Hoek van Holland, begeleid door twee sectiën van 7 C.Ptr. en enige pantserwagens. Omstreeks 11.00 ging Zij aldaar scheep op de Britse torpedojager H.M.S. "Hereward", die onze Landsvrouwe veilig overbracht naar Harwich.
De 163e Batterij Lu.A. (4 tl.) onder commando van 2e Lt. P. Bloema en vaandrig Maat welke in Wassenaar stond werd naar Hoek van Holland verplaatst om bescherming te bieden bij het vertrek van H.M. de Koningin. Bij die bescherming in Hoek van Holland sneuvelde de Dpl. H.H.van der Meer uit Eindhoven. Hij werd ter plaatse begraven. 


Op 13 mei 1940 week de regering uit naar Londen. De Duitse successen brachten de Geer in verwarring en tot defaitisme. Op 4 juni, waarbij hij Winston Churchill begroette met "Goodbye mr,. Churchill", hetgeen aan de Engelse leider de reactie ontlokte dat dit wel een heel korte kennismaking was, liet hij Churchill tot diens ontsteltenis weten dat vrede met Duitsland onontkoombaar was.
Niet lang na de ontmoeting met Churchill werd hij in Engeland dan ook opgevolgd door Gerbrandy.

*

In de loop van de dag kwam het bericht bij alle eenheden binnen dat er door Britse luchtstrijdkrachten zou worden gebombardeerd. De voorste lijn der troepen zou worden aangegeven met gele lappen. Het bericht was niet juist doorgegeven. Het had moeten zijn ; Indien Nederlandse troepen samenwerken met Britse strijdkrachten, dan moet de voorste lijn der Nederlanders worden aangegeven met gele lappen.

Lt Fijn van Draat (22 Dep.Bat.) : 

  • "Toen ik vroeg wat ik moest doen, zei majoor Mulder: ' Dat zien we straks wel.' Het betekende ondermeer dat ik op de derde dag van de strijd alle textielzaken in Leiden moest afstropen voor gele stof. We moesten gele lappen in het veld uitleggen als merktekens voor een door Den Haag aangekondigd Brits bombardement van de luchtlandingstroepen. Bij dat uitleggen zijn jongens gesneuveld."

Het bericht blééf een bericht. Er verschenen geen Britse bommenwerpers. De maatregelen waren overbodig.

****

 

Het dorp Valkenburg.

Die nacht ontsnapte Lt. v. Gunsteren uit krijgsgevangenschap uit Valkenburg. Via majoor Mulder, C.22-Dep.Bat., werd de Luitenant naar de cp. van overste Buurman gebracht. Nadat hij daar een verklaring had afgelegd gaf hij op de kerktoren in Katwijk aan de Rijn uitleg over de positie van de Duitsers. De overste gaf naar aanleiding daarvan III-2R.A. de opdracht om bij daglicht hoeve Zonneveld onder vuur te nemen.

Om omstreeks 5.00 uur bracht III-2 R.A. daarop met de 1e batterij onder res. kapitein Aafjes en 2e Batterij onder res. kapitein Schröder tweemaal een uitwerkingsvuur uit op de hoeve Zonneveld en het daarbij gelegen bosje. De hoeve raakte in brand, waarna de daar aanwezige vijanden de vlucht namen in de richting van Rhijnvliet. 

Ook was gebleken dat in de vroege morgen valschermen waren afgeworpen en zich van die plaats, waar ze waren neergekomen, lieden bewogen naar en van de hoeve Zonneveld. Tevens had majoor Alofs (C.10 Dep. Bat.) overste Buurman ingelicht dat zijn troepen aan de Wassenaarse Wetering uit de richting van die hoeve werden beschoten en dat er bij het overvliegen van Duitse toestellen witte lichtkogels werden afgeschoten.

Door dit vuur zijn een aantal burgers, mannen, vrouwen en kinderen uit Valkenburg, die naar de hoeve Zonneveld en de omgeving daarvan waren gevlucht, gewond geraakt. Van deze groep zijn elf personen aan hun verwondingen overleden.

Overste Buurman schreef in 1941 dat Oblt. K. Heyser, C.-IR47, hier ook gewond raakte. Duitse informatie geeft aan dat Majoor dr. H. Aicholz na de verwonding van Heyser daarop het commando over IR47 overnam.

Voor de ongeveer driehonderd Nederlandse krijgsgevangenen en voor de burgerij werd het een onhoudbare toestand. De krijgsgevangenen, in de garage van Poot samengeperst, moesten zelf zien hoe ze aan eten kwamen ; soms mochten een paar man foerageren.
Krijgsgevangen soldaat B. van Hemert van III-4R.I. schreef op de 13e in de garage van Poot:

  • Hebben eenige weckflesschen met ingemaakte groenten gevonden. De andijvie is geloof ik bedorven. Maar als je honger hebt, eet je alles, zelfs half verrotte peen! Kippen worden geslacht. ‘n Lammetje loopt rond, die zal ook wel gevild worden. Geloof dat de artillerie weet dat we hier liggen, want alles om ons heen wordt plat geschoten. Boerderijen zien we door de raampjes der garage afbranden. Het vuur is goed gericht. Duitsche soldaten gaan broederlyk met ons om. Artillerie schiet met tusschenpoozen. 's Avonds nog steeds beschieting. Kryg een stuk brood, gebakken door vrywilligers, in het dorp, wat ik onder het vuur door op eet. In onze nabyheid ontploffen nog steeds de granaten. ('s middags brandde de kerk geheel af behalve de toren) Ontdekken ongesprongen granaat, welke door de achtermuur naar binnen kwam, op een werkbank. Wat een toeval dat deze niet ontplofte. Dan had het aantal slachtoffers niet te overzien geweest, daar we met troepen van 75 man by elkaar zaten. De Duitschers hebben per parachute munitie gehad.

Jac. v.d. Zwart, inwoner van Valkenburg:

  • Zo ging de nacht voorbij, terwijl het buiten nogal een poosje rustig was, zodat wij als verzorgers en verzorgsters dan om de beurt eens probeerden wat te slapen, hetgeen wel eens lukt, maar niet altijd. Onze ligplaats was evenwel niet zo best. Zo lag bijvoorbeeld de vrouw van H. van der Nagel, als zij rusten kon, gedeeltelijk op de pedalen van een orgel, hetgeen op den duur erg vermoeide en zeer deed. Ook deze vrouw heeft zich buitengewoon verdienstelijk gemaakt met het helpen der gewonden, hetgeen haar vlot afging. Inmiddels was het weer ochtend geworden, door de kieren van de luiken kon men zien of het dag of nacht was. Het was een hele toer om daarmee op de hoogte te blijven. Zodra het dag was werd besloten om de doden te verwijderen, want hierdoor werd de lucht in huis steeds minder. Zo zou Gerrit Bol, ikzelf en nog een manspersoon uit de keuken de doden naar buiten brengen. 

    Op het erf stond een driewieler die wij gebruikt hadden om de gewonden naar hier te vervoeren, deze zou nu dienst doen om de doden te bergen. Toen we de bedstee openden, waar de weduwe Meurs in lag, schrokken wij zeer, het lichaam was erg verminkt. Er werd in de kamer ruimte gemaakt, want het lag er zo vol, dat er alleen maar in het midden van de kamer een pad overbleef. De gewonden kregen oude jassen over het hoofd, opdat zij van het droeve werk zo weinig mogelijk zouden zien. Mejuffrouw de weduwe Y. Meurs moest in lakens en dekens gewikkeld worden, anders hadden wij haar niet kunnen vervoeren. Zo brachten wij drie doden in de kar en wel twee personen uit de bedstee en een was er van de boerderij van J. v.d. Marel vandaan gekomen. Dit was Meta Bos, die door de ouders van de boerderij was meegebracht en door de vader in de schuur was gelegd. Daarna werden de gewonden nog eens nagezien want de duim van C. Meurs verspreidde zo'n onaangename lucht, hetgeen helaas niet verholpen kon worden. De duim was totaal stuk geslagen, in het ziekenhuis is de duim dan ook later afgezet. 

 

***

 

Kolonel Kraak (C.III-Div.) deed in de morgen zijn Staf en cp. verplaatsen naar Oegstgeest. De staf van 6R.A. ging met deze verplaatsing mee naar Warmond.

Wachtmeester H. Kolff, Staf  6R.A. te Bennebroek;

  • 12 Mei Des namiddags werden de officieren en onderofficieren - voor zover zij aanwezig konden zijn - op het Regimentsbureau bijeen geroepen en maakte onze Regimentscommandant bekend dat onze Commandopost 's nachts in zuidelijke richting zou worden verplaatst. Aanvankelijk te volgen weg: Hillegom - Lisse - Sassenheim. Kwartiermakers waren reeds onderweg; deze verplaatsing zou samen met de staf van de IIIe Divisie geschieden. Volgorde: wielrijders, dan het paardenmateriaal en daarachter de autocolonnes. Des avonds werd door de beredenen in alle stilte en rust opgezadeld en gepakt. Van de vele burgers, die ons zo behulpzaam waren geweest tijdens ons verblijf gedurende de acht maanden van mobilisatie, werd afscheid genomen. Privébezittingen, welke zich in deze lange tijd hadden opgehoopt, zouden door hen zo lang bewaard worden. Tegen middernacht zal het geweest zijn toen de verschillende onderdelen van de staven gereed waren voor de afmars. Er werd oor onze chefs nog eens terdege gewaarschuwd om op te letten tegen al te nieuwsgierige burgers en ook vooral tegen parachutisten en instructies werden gegeven hoe te handelen bij een onverwachte aanval.

    13 Mei - Gelukkig is de mars zonder noemenswaardige ongevallen of stoornissen verlopen. Onderweg zagen we de bossen van Noordwijkerhout branden, die door onze troepen in brand gestoken waren om de aldaar gelande parachutisten te verdrijven. Onze nieuwe standplaats bleek Warmond te zijn, mij door het zeilen zeer goed bekend. We werden eerst ingekwartierd in het midden van het dorp, in Hotel 'De Stad Rome'. Hier werd een goed nachtrust genoten. 

 

***

 

Gevechtsgroep 4.R.I.

Albertushof en de Pan.

Ter uitvoering van reeds op 12 Mei van Commandant van het 1e Legerkorps generaal-majoor N.T. Carstens (C.-I L.K.) ontvangen aanwijzingen, droeg de commandant van de 3e Divisie overste Kraak (C.-III Div.) op 13 Mei 6.00, overste Buurman( C.4R.I.) op, een actie in te zetten tegen hotel-restaurant Albertushof   met een detachement ter sterkte van een sectie infanterie en een stuk pag. Nadat een sectie van III-6 R.A. dit complex onder vuur zou hebben genomen, moest het detachement eventueel nog bestaande weerstand breken, oprukken over Rijksdorp, en verband opnemen met de eigen troepen in de noordwestrand van Wassenaar.

De 1e sectie van 1-III-6 R.A. marcheerde om 3.25 af uit het stellingterrein bij Poelgeest naar Maaldrift, waar zij in stelling kwam aan de weg aan de N.W.zijde. Om 6.00 had zij aan haar opdracht voldaan. Zij had 57 brisantgranaten verschoten; meer munitie was niet beschikbaar en volgens de sectiecommandant 2e Lt. Werker was de Albertushof in een ruïne herschapen. De sectie keerde daarop naar Poelgeest terug. In werkelijkheid trof maar een granaat het doel. Deze veroorzaakte een stofwolk welke de indruk wekte dat het perceel in brand stond.

Het detachement infanterie, bestaande uit de 2e sectie van 1-I-4 R.l. onder 1e Lt. v.d. Zanden, versterkt met een stuk pag. van 4 C.Pag, marcheerde om 3.45 af van de cantine op het schietterrein. Zij bereikte het bedekte terrein noord van De Pan, doch ontving spoedig daarna vuur van een onzichtbare vijand, zodat de voorwaartse beweging tot staan kwam en een deel der manschappen terugvloeide.

Majoor Mallinckrodt (C.-III-4 R.I.), die de mislukking van de actie bemerkte, en van de teruggetrokken manschappen van het detachement vernam dat de vijand nadrong, zond een patrouille van de onder zijn bevel staande 2e Compagnie van II-4 R.l. onder Lt van Sijl in 's vijands richting. Vervolgens rukte hij zelf met twee sectiën van III-4 R.I. onder bevel van Lt Brouwer en sgt Keereweer eveneens op in de richting van het bosperceel noord van De Pan, waarbij hij de oostzijde van het Aanvoerkanaal volgde. 
Enige tijd later, om omstreeks 10.00 uur, gelastte hij kapitein Sjouke (C.-2-II-4 R.I.) en kapt. Verleun (C.-MC-III-4R.I.), eveneens de stelling tegenover het vliegveld te verlaten en op te rukken langs het Aanvoerkanaal naar Klein Berkheide, waar nadere bevelen zouden volgen.

Dpl. soldaat J. Herbert, 3s-MC-III-4R.I. in de duinrand tegenover het vliegveld:

  • We moeten opbreken. In het Panbosch schijnen vijanden te zitten, dat moeten we doorzoeken. Als we daar aankomen worden we verspreid en dan dringen we voorruit, het geweer in de aanslag. Een gevaarlijk baantje. Achter elke boom loert de dood. Hier en daar wordt geschoten en vinden we enige uitrustingen in de 'haast achtergelaten. Als het bos doorzocht is keren we terug, onze afdeling bij elkaar. Dan breekt er uit de omtrek plots een razend vuur los. Kogels slaan als hagelstenen om ons heen. Het is een razend angstig moment. We graven ons in, dicht bij ons is een boschje. Daaruit is op ons geschoten. Woest vuren we terug, het is gelijk een hel. Een paar jongens van ons liggen op een gevaarlijke plek. Ze moeten terug, Tussen een kleine vuurpauze in stormen ze naar ons toe. Hun gelaat is asgrauw van angst. Als ze bij ons neervallen begint juist het vuren weer. Een paar kogels slaan vlak voor mij in. Het zand slaat mij in het gezicht. Ik vuur woest terug totdat mijn geweer bijna gloeiend is. Op dat ogenblik zijn wij geen mensch meer. Dan stormen we vooruit, vuren waar we wat zien. Er blijft niet veel meer van de vijand over. Eén soldaat van ons is gedood, maar de wraak is goed geweest. Dan gaan we weer verder terug naar onze stellingen; daar stellen wij weer op. Het is nu middag geworden, mooi weer en heerlijk rusten we uit na het felle van de strijd. Een enkele kogel fluit over ons heen. We liggen er naar te luisteren. Verder is het kalm. Het eten wordt weer gebracht, we bikken er allen lekker van totdat er niets meer over blijft. Dan strekken we ons nog eens heerlijk uit en wachten de avond af.

 

Overste Buurman (C.-4 R.I)., die omstreeks 10.30 ingelicht werd omtrent de door majoor Mallinckrodt gelaste actie, en het niet bezet zijn van de stelling tegenover het vliegveld Valkenburg ontoelaatbaar achtte, droeg kapitein Splinter (C.-1-I-4 R.I.) op met twee secties, de verlaten stelling onverwijld met zijn beide nog resterende sectiën te bezetten.

Kapitein Splinter marcheerde om 11.30 daarheen af via de Watertoren, doch werd zuid daarvan opgevangen door Majoor Mallinckrodt, die hem gelastte, zich aan te sluiten bij de door hem ingezette actie. Zo rukten tenslotte troepen ter sterkte van ruim twee compagnieën, waarbij pag., zware mitrailleurs en een sectie mortieren, onder bevel van Mallinckrodt, tegen Albertushof en Rijksdorp op. Het bosperceel noord van De Pan werd doorzocht en bezet, waarna Mallinckrodt voorbereidingen deed treffen voor de aanval op Albertushof en de omgeving daarvan, waar zich, blijkens het uit die richting ontvangen vuur, nog steeds vijanden ophielden. Tijdens de voortzetting van de actie ontving Mallinckrodt echter de pertinente opdracht van overste Buurman, het gevecht onverwijld af te breken en de oorspronkelijke opstellingen weder te doen innemen. 

Omstreeks 18.00 uur kreeg kapt. Segaar (C.2-III-4R.I.) de opdracht om met de restanten van zijn compagnie terug te trekken naar het bosperceel rondom de Pan. Sgt Keereweer (SC.4-2-III-4R.I.) kon aan die opdracht niet voldoen. Hij had een vooruit geschoven punt bezet en was met vijf manschappen zodanig door vijandelijk mitrailleurvuur gebonden, dat terugtrekken voor hem onmogelijk was. Hij gaf de opdracht aan zijn mannen om rustig te blijven en de nacht af te wachten.
Om ongeveer 17.00 uur werden de uitgangsstellingen langs de Wassenaarse weg weer bezet.

Overste Buurman grondde dit bevel zowel op het van C.-III Div. reeds op 12 Mei ontvangen verbod om aanvalsacties uit te voeren met meer dan één sectie, als op de noodzakelijkheid om de door Mallinckrodt verlaten stellingen tegenover het vliegveld wederom te doen bezetten. Mallinckrodt deed met bloedend hart het gevecht afbreken en beval de terugtocht, voorlopig naar het bosperceel De Pan, later deels naar de verlaten stelling zuidwest van de Watertoren en deels naar het Pompstation.

Omstreeks 16.30 waren de troepen verzameld in het bedekte terrein bij De Pan, met uitzondering van die onder kapitein Sjouke, welke in het zware duinterrein bij Klein Berkheide waren doorgedrongen, daar vuur hadden ontvangen, en het verband met Mallinckrodt hadden verloren, waarna de terugtocht was aanvaard naar Pompstation.

Kapitein Splinter,C.-1-I-4 R.I., was om 17.20 met zijn beide sectiën weer terug bij de Watertoren, zonder verliezen te hebben geleden. 1e Lt. v.d. Zanden van de reeds om 3.45 vertrokken 2e sectie zijner compagnie meldde zich pas om 18.45 terug. Tevens bleek de sectie, die de zeesluizen te Katwijk aan Zee had bezet ter beveiliging van III-2R.A., om 12.00 bij de Watertoren te zijn teruggekeerd. III-2R.A. had bevel ontvangen naar Delft te vertrekken

Luitenant van Kessel;

  • Langzamerhand komen alle groepen weer binnen, op één na. De sergeant 1e klasse Keereweer ontbreekt met één groep. Hij was met deze groep uit het duinterrein uitgebroken en daar door de Duitschers onder vuur genomen, zoodat hij noch voor- noch achteruit kon. De rest van zijn sectie is met de 3e Sectie van Luitenant Brouwer teruggekomen. Toch maken we ons hierover niet al te ongerust, Sergeant Keereweer is een beroepssergeant, die meer dan 20 jaren dit terrein als oefenterrein heeft gehad. Hij zal dus wel het donker afwachten om zonder gevaar terug te keeren. Onze posten worden gewaarschuwd.

Als het langzamerhand tegen tienen loopt, stijgt de spanning. Eindelijk komt er het gerucht; sergeant Keereweer is terug! Hij vertelt bij ons in de commandopost gezeten;

  • Plotseling krijgen we vuur in en rug en springen in een duinvallei. Als we er uit trachten te kruipen, worden we bovendien ook nog door eigen mitrailleurs bevuurd, welke ons klaarblijkelijk voor Duitschers houden, We kunnen, vooruit noch achteruit! Ieder oogenblik verwacht ik een aanval van een Duitsche patrouille, zoodat ik de uiterste waakzaamheid beveel, daar de manschappen hun oogen niet open kunnen houden van den slaap. Als ik er één een opstopper geef, dat hij den hemel voor zoetemelksche kaas aanziet, moet ik den volgenden weer wakker maken met een klap op zijn achterwerk: "Daar komen de Duitschers". De man geeft een schreeuw, dat je het in Broodzakbanderadeel hebt kunnen horen! En as je me nou.... daar lag de eerste al weer te pitten. Enfin, ik heb zelf toen maar zitten uitkijken, tot mijn hals een kurketrekker was geworden. Tegen het invallen van de duisternis besluit ik naar onze stelling terug te trekken. Dan vragen me die kerels nog, of ze hun uitrustingen kunnen achterlaten, omdat ze dan gemakkelijker kunnen loopen. Ik zeg: "als je niet gauw je zwikkie omhangt, laat ik jullie de leege hulzen ook nog opzoeken!

Zo gaat hij nog een poosje door tot groot vermaak van zijn omgeving. Het is wel begrijpelijk, dat de soldaten in slaap vallen. In drie nachten hebben ze niet geslapen en dan met een lentezonnetje in een duinpan! Maar.... de soldaten zijn jongemannen tussen 20 en 30 jaar en de sergeant, die toch ook niet geslapen heeft, is boven de 40! We zijn zo blij, dat hij weer terug is, dat we hem op alles tracteren, wat wij bij elkaar kunnen scharrelen.

Kapitein Sjouke in zijn voordracht van 20 mei 1940 voor het uitreiken van een eervolle vermelding van Sgt. 1e Kl. Keereweer:

  • Op Maandag, den 13en Mei 1940, om ongeveer 14.00 uur ontving ik opdracht, met het restant van mij compagnie het boschperceel rondom de "Pan", gelegen aan den weg van Katwijk naar Wassenaar, van vijandelijke mitrailleurvuur te zuiveren. Circa 18.00 ontvingen wij opdracht terug te trekken, waaraan de geheele compagnie met uitzondering van Sergeant 1e kl. Keereweer, J, kon voldoen. Genoemde Sergeant 1e kl. had een vooruitgeschoven punt bezet en was met vijf manschappen zoodanig door vijandelijk mitrailleurvuur gebonden, dat terugtrekken voor hem onmogelijk was. Hij gaf opdracht rustig te blijven en de nacht af te wachten. Door de vermoeienissen van de vorige dagen konden eenige manschappen den slaap slechts met de grootste moeite overwinnen. Aan het kordaat koelbloedig optreden en groote waakzaamheid van de Sergeant Keereweer is het te danken, dat na het invallen van de duisternis, de groep zich weder zonder verliezen bij mijn compagnie kon voegen.

**

Een voorstel van majoor Cramer, gesteund door majoor Dürst Britt (C.-III-2 R.A.) , om in de vroege morgen nogmaals een aanval te doen op het dorp Valkenburg, na een zeer krachtige artilleriebeschieting, werd door overste Buurman (C.-4 R.l.) afgewezen op grond van de ontvangen richtlijnen van C.-III Div.

**

Om 6.00 nam kapt. de Bruyn met 3-III-2 R.A., op bevel van overste Buurman, het vliegveld Valkenburg gedurende enige tijd onder vuur, aangezien daarboven parachutes werden afgeworpen en waargenomen werd dat op het veld pogingen werden ondernomen de Nederlandse vlag te strijken, terwijl zich daar geen eigen troepen bevonden.

**

Op last van C.-III Div. werden II-9 R.I., III-2 R.A. en II-6 R.A. (min 2) in de loop van de morgen aan het bevel van overste Buurman onttrokken en moesten I-9 R.l. en het tweede bataljon van 4 R.I. beschikbaar blijven voor eventuele inzet op het pantserafweerfront.
Het was dus wel duidelijk, dat geen acties van enige betekenis meer konden worden ingezet. Overste Buurman bracht majoor Dürst Britt vóór diens vertrek dank voor de krachtige steun, die deze afdeling aan 4 R.I. had verleend.

*

3-II-4R.I., welke aan de zuidrand van Katwijk aan de Rijn in stelling lag, kreeg deze dag bezoek van de sergeant-majoor-administrateur welke het weeksoldij van 11 mei kwam uitbetalen. 

Soldaat schrijver J. van der Valk:

  • Op zaterdag 11 mei was er geen uitbetaling, maar op tweede pinksterdag, maandag 13 mei 1940, kwam sergeant-majoor-administrateur Bakker van 3-II-4 RI ons in de loopgraaf bij het vliegveld Valkenburg verblijden met vier halve guldenstukken en een kwartje! "Eén cent opslag omdat het oorlog is" sneerden wij. Maar op zaterdag 18 mei kregen wij fl. 2,23. Die teveel betaalde cent werd ingehouden. Als soldaat-schrijver op het compagniesbureau staan deze bedragen in mijn geheugen geëtst!

 

**

Ook kwamen twee Nederlandse soldaten met de parlementaire vlag uit Valkenburg, afgezonden door de commandant der Duitse troepen aldaar met het voorstel om gewonde Nederlanders uit te leveren tegen gevangen genomen Duitsers. Overste Buurman ging hier niet op in en aangezien beide soldaten hun woord niet hadden gegeven om terug te keren, hernamen zij hun plaatsen in het gelid, waar zij verder met ijver hun plicht deden.

*****

 

De Haagsche Schouw en omgeving

Instructie Batterij 7 veld. 

Voortdurend werden er bewegingen waargenomen bij de burgemeesterswoning te Valkenburg ongeveer 250 m. zuidoost van de dakpannenfabriek. Het geeft de indruk dat daar een cp. is gevestigd daar er in het huis en de omgeving ook mitrailleurs stonden opgesteld. Van overste Buurman ( C.-4R.I.), de enige van wie majoor Mulder in die dagen enige berichten doorkreeg, wordt toestemming gevraagd en verkregen dit huis onder vuur te nemen. De twee kanonnen van 7 veld worden verplaatst naar de weg naar Oegstgeest, zuid van Rijnsburg Tegen ca. 16.00 werd een direct vuur geopend en er worden 12 schoten afgegeven die alle doel troffen (1000 m.) Ook de M.C. van majoor Mulder vuurden mee.
Op bevel van C.III Div. moet het vuur worden gestaakt, daar op eigen troepen gevuurd zou worden, iets wat een vergissing bleek te zijn.

Te ± 23.00 uur keert de wachtmeester Lenzen terug, hij wist uit krijgsgevangenschap uit Valkenburg te ontsnappen. Hij had de hele dag nodig gehad om door de talrijke sloten naar Rijnsburg te kruipen. Het linkeroog was hem weggeschoten en hij was slechts gekleed in broek en hemd. Hij wordt vervoerd naar het Academisch Ziekenhuis te Leiden.

 

22e Depot Bataljon.

Korte tijd na de beschieting van het burgemeestershuis moest de sectie M.C. van I-9R.I. zich in het Seminarium te Katwijk aan Zee bij hun regiment voegen, waardoor er nog maar één zware mitrailleur over was. 

Dienstplichtig soldaat S . Eekma, sectie MC-I-9R.I., zijn neef hierover;

  • Zijn sectie heeft zich bij die weg nog ingegraven om de weg te beveiligen. Hij vertelde dat er aardig wat NSBers op pad waren. 
    Ze hebben later zuidelijk van Rijnsburg stelling genomen, en hebben maandag 13 mei de stelling losgelaten. Aansluitend afmars ri. Katwijk a/d Rijn alwaar ze zijn ondergebracht in een klooster ( seminarie ). 
    Dinsdagavond 14 mei is de compagnie met het gehele bataljon verplaatst naar omg. Oegstgeest waar zijn cie. met 5 stukken 08/15 schwarzlose in stelling zijn gegaan. Vanuit die stelling konden ze vuur uitbrengen in de sector Wassenaar – Katwijk ( dus over het vliegveld ).
     
    Toen ze 14 mei in stelling zaten is de sergeant die bij het stuk van mijn oom de commandant was, hem gesmeerd en liet zijn mannen achter. Iets later kwam een sgt / wmr van het “paardenvolk zoals mijn oom noemde “ Cavalerie langs, die er niet over uit kon dat hun sergeant hem gesmeerd was. Hij heeft toen het commando op zich genomen.
    De gevluchte sgt. kwam uit Leeuwarden. Hij is naar achter de frontlijn gegaan om daar te eten etc en heeft zijn mannen aan hun lot overgelaten. ( Mijn oom is nog verbitterd op die man )
    Capitulatie. Vertrek naar Leiden, onderweg wapens en munitie in het water gegooid. In Leiden aangekomen zijn ze een aantal dagen later door de Duitsers naar huis gestuurd.
     

 

In de nacht heeft S.M.I. Mabelis toen een lichte mitrailleur uit het voorterrein gehaald, die er vrijdagmorgen door aanvallende troepen was achtergelaten. Deze mitrailleur werd schietklaar gemaakt, alsmede een tweede, die nog gevonden werd, waardoor de vuurkracht weer iets werd verhoogd. Al de dagen, die het 22e dep. Bat. in Rijnsburg  doorbracht, ontvingen zij vooral tegen de avond en in de nacht vuur uit Valkenburg, dat echter geen verliezen teweegbracht
In de nacht van zondag op maandag ontvluchtte uit Duitse krijgsgevangenschap de res. 1e Luit. v. Gunsteren die zich om 06.00 bij de wachtposten van het 22e Dep.Bat. meldde en door Mulder (C.-22 Dep.Bat.) werd doorgezonden naar overste Buurman (C.-4R.I.) 

Res. 1e Luit. v. Gunsteren, krijgsgevangen in het dorp Valkenburg:

  • Een en ander had mij echter op de gedachte gebracht naar het Noorden uit te breken. Des avonds na het ondergaan der maan begaf ik mij in een opening tusschen de Duitsche lichte en zware mitrailleurs te water om over den Rijn te zwemmen. Deze mitrailleurs had ik ongeveer 200 meter links en 200 meter rechts van mij, terwijl de Nederlandsche mitrailleurs op denzelfden afstand van mij, aan de overzijde van de rivier, juist tegenover de Duitsche wapens stonden opgesteld. Mijn uniform en wat ondergoed had ik in een pakje gewikkeld en met een touw van + 10 meter aan de hand genomen. Op het midden van de rivier gekomen begon een Duitsche zware mitrailleur op mij te vuren. Ik dook onder en zwem tegen den stroom op; intusschen liet ik het pakje vieren en met den stroom mee afdrijven. De Duitschers zetten het vuur voort op het pakje en ik kon snel zwemmend den overkant bereiken. Geholpen door de slagschaduw van een pannenbakkerij kon ik ongedeerd aan land komen.

Na het afleggen van zijn verklaring en na van droge kleding te zijn voorzien, gaf hij op de toren van Katwijk aan de Rijn nog enige inlichtingen omtrent de opstellingen van de vijand, cp., waar krijgsgevangenen waren ondergebracht en werd per auto door de Luit. Vlug naar kol. Kraak (C.-III Div.) in Oegstgeest gebracht. De schildering die Luitenant Vlug na terugkomst op de cp.4R.I. gaf van de toestand op de cp van de 3e Divisie waren verre van opbeurend en werden dan ook verder geheim gehouden.

In de nacht van 13 op 14 Mei kwam nog een gewonde uit het voorterrein terug, die daar van 10 mei af gelegen had en waarvan was aangenomen, dat hij was gesneuveld. Bovendien ontvluchtte toen uit Valkenburg een meisje, Leni Jansen en de korporaal E. Dreme van 4R.I.. Beiden waren gewond.

Lt Fijn van Draat die o.a. ingezet als ondervrager van krijgsgevangen genomen Duitsers verklaarde;

  • "De eerste Duitser die ik verhoorde, had nota bene Engels geld in zijn portemonnee, shillingen en pennies en twee condooms!" Er klinkt nog steeds verwondering in zijn stem. "Wat moest u met dat geld?" vroeg hij aan de para. "De officieren zeiden dat we naar Engeland gingen. Als ik geweten had dat ik naar Holland moest had ik het verdomd," luidde het antwoord.

Daar de commandanten van 5- en 6-22 Dep.Bat. gedurende drie dagen voortdurend in touw waren geweest besloot overste Sieperda deze af te lossen door resp. kapt Kotting (10 Dep.Bat.) en kapt. Kok (15 Dep.Bat.).

15 Dep. Bat.

De opstelling bij kilometerpaal 13, op de rijksweg zuid van de Haagsche Schouw ter controle van het verkeer, bleef gehandhaafd. Tegen de middag werden talrijke parachutes met munitie, vuurwapenen en levensmiddelen nabij de grote verkeersweg, tussen het door kaderopleiding bezette huizencomplex en Maaldriftweg in het weiland afgeworpen, ze viellen in handen van de Nederlandse troepen.

Te 12.30 ontving de 2e luitenant Engelman van overste Sieperda de opdracht met een stalen motorvaartuig, bewapend met een zware en een lichte mitrailleur, de Wassenaarse Wetering op te varen tot een punt ten zuiden van boerderij Zonneveld, om van daaruit via het bedekte terrein de boerderij en de rechterflank van de vijandelijke opstellingen te verkennen met als doel de voorste lijn op de linker Rijn oever vooruit te brengen.
Tijdens deze verkenning, en de door overste Sieperda geleide bezetting van de afgebrande boerderij pal 500 meter west van de steenfabriek, werd echter dergelijk mitrailleur en mortiervuur uit de rand Rhijnvliet - Zonneveld ontvangen dat de overste besloot zich verder tot de verdediging te bepalen.

Na de verkenning is aan de 1e sectie van de 5e Compagnie bevel gegeven, stelling te nemen langs deze Wetering. Bij de wetering aangekomen kwam deze sectie onder hevig mortier- en mitrailleurvuur waarbij de dpl.soldaat v.d. Steen gewond werd en de sectie gedwongen was terug te trekken naar de boerderij Veldzicht.
In de loop van de dag kwam bericht binnen, dat 4R.I. een aanval op Valkenburg zou ondernemen. Het detachement zou de terugvloeiende Duitsers opvangen en daarna achterwaarts afvoeren.

Te ca. 18.00 had op het klooster een bespreking plaats van de souschef van den Staf der IIIe Divisie. Op verzoek van majoor van Weenen zou de linkerflank, die reeds enige malen geheel onbeschermd was door onderdelen van 1R.I. worden gedekt. Dit is inderdaad in de vroege morgen van 14 Mei geschied. Te 19.00 werden de onderdelen links van den Ouden Rijn onder bevelen van van Weenen geplaatst. Hij vestigde zijn commandopost in het klooster.

II Dep. Ber. Art. 

De twee vuurmonden van 7 Veld die in de avond van 12 mei reeds bij de watertoren aan de Papelaan in Voorschoten waren geplaatst werden pas in de middag van 13 mei van munitie voorzien.

Res. 1e Lt. N. Hubbeling op 13 mei daarover:

  • De stelling van gisteren moet afgemaakt worden. Over het tweede stuk wordt een net gespannen, nadat dit door ons naarstiglijk met takjes is doorvlochten. Een der kanonniers klimt als een kat in den boom en maakt de touwen van het net vast, Zoo is het voldoende.
    Het volgende is de indeeling. Met krijt worden de namen van de nummers 1 t/m 6 op een dichtbijstaand varkenshok geschreven, zoodat ieder direct zijn functie kan aflezen. Het toebehooren wordt uitgedeeld, een schuilplaats wordt aangewezen. Kennen we de handgrepen nog? Ja, dat zal wel gaan. Den opzet plaatsen en even probeeren. Het is nl. al eenige jaartjes geleden, dat ik dit apparaat gebruikte.

    Eén ding ontbreekt: de stopwiggen. Anders zou dit stuk al bij het eerste schot in het moeras terecht komen. De kapitein gaat er direct op uit, maar zonder resultaat.
    (In de middag F.O.)
    Ha, de munitie is er al. Een wachtmeester, die er blijkbaar goed in thuis is, sorteert een en ander. Ik geef een paar aanwijzingen voor het eerste rantsoen bij het stuk. Daar brengt de kapitein met verheugd gezicht een stel nieuwe wiggen! Hij gaat weer verder ook, want er zijn nog meer "klanten".

 

******

 

Pantserafweerfront

Vanwege de oprukkende Duitse pantserdivisies richting Rotterdam werd door het Algemeen Hoofdkwartier besloten met alle troepen een beveiligingsfront, het pantserafweerfront, te vormen rondom Den Haag. Acties tegen Duitsers mochten plaatsvinden maar niet ten koste van het afweerfront.

Op 13 Mei, omstreeks 4.30, ontving C.-III Div. van C.-I L.K. de telefonische opdracht, een pantserafweerfront te doen bezetten, waarbij hem tevens werd bericht, dat III-12 R.l. (te Scheveningen) ter beschikking werd gesteld van C.-I Div. Op last van C.-III Div. werden II-9 R.I., III-2 R.A. en II-6 R.A. (min 2) in de loop van de morgen aan het bevel van overste Buurman onttrokken en moesten I-9 R.l. en het eerste bataljon van 4 R.I. beschikbaar blijven voor eventuele inzet op het pantserafweerfront.
Kol. Kraak (C.-III-Div.) liet overste Buurman (C.-4R.I.) weten dat hij het commando kreeg over een vak rechts begrenst door de Noord Zee. Op de vraag van de overste waar de linkergrens zou komen kreeg hij als antwoord, dat dit later zou worden bepaald.

C.-III Div. besloot lt. kol. Evenwel (C.-9 R.I.) te belasten met de vorming van en het bevel over het pantserafweerfront, en daartoe behalve de reeds onder zijn commando gestelde troepen bovendien te zijner beschikking te stellen II-9 R.I., en twee batterijen van II-6 R.A.

Overste Evenwel, door C.-III Div. ontboden op diens cp. te Oegstgeest, ontving aldaar omstreeks 7.30 de nodige mondelinge aanwijzingen. Deze hielden onder meer in, dat het zwaartepunt der verdediging moest worden gelegd op de beide Rijndijken,

Kol. Evenwel beschikte dus voor de uitvoering van de aan hem verstrekte opdracht over zijn eigen staf en Vbd.A., de reeds onder zijn bevel staande onderdelen aan het Oegstgeesterkanaal, zijnde,

  • 3 M.C. (min de 1e Sectie),

  • 1-III Bat.Pag.,

  • De 1e Sectie van 9 C.Pag., 

  • 9 C.Mr. (min de 2e Sectie) en 9 Bt.6 veld, 

  • Alsmede over II-9 R.I., waarbij de 2e Sectie van 9 C.Pag. zonder vuurmonden gelegerd in het barakkenkamp te Katwijk aan Zee 

  • De 1e en 3e Batterij van II-6 R.A. (in stelling zuid van Katwijk aan Zee).


Hij ontbood de reeds onder hem gestelde commandanten op zijn cp. en gaf daar tussen 8.30 en 9.00 voorlopige bevelen voor de afmars naar het in te nemen front.
Bovendien verzocht hij overste Buurman (C.-4 R.I.) telefonisch, aan majoor Elshof (C.-II-9 R.I.) opdracht te verstrekken, met zijn bataljon met versnelde middelen van vervoer af te marcheren naar Zoeterwoude, en op het raadhuis aldaar nadere bevelen af te wachten.
Overste Evenwel vertrok omstreeks 10.00 van zijn cp. naar Hooge Rijndijk (Gemeente Leiderdorp), waar hij een uur later aankwam en zijn nieuwe cp. deed inrichten bij de samenkomst van de Meerburgerwatering en de Oude Rijn. 

In de loop van 13 Mei werden de opstellingen ingenomen en een aanvang gemaakt met het aanbrengen van wegversperringen, welke werkzaamheden in de loop van 14 Mei werden voltooid.

*

  • 4 R.I. lag nog steeds op de lijn van de korenmolen in Katwijk aan de Rijn en vuurtoren van Katwijk aan zee. II-4R.I.maakte stelling tussen de korenmolen en het Shellstation De korenmolen werd de commandopost van majoor Cramer. Als eerste werden de drie mitrailleurs van MC-II- 4 R.I. vlak naast elkaar neergezet. Dat vonden de schutters een verkeerde opstelling. Na discussie met de kapitein Booster werden de mitrailleurs zodanig opgesteld dat deze elkaar dekten. Tot aan de overgave behield II-4 R.I. en de MC deze stelling.
    Later voegde zich een mortiersectie van het 9R.I.bij deze stelling en begon granaten af te vuren op de Albertushof. Deze sectie werd weggestuurd met de mededeling een andere afvuurplek op te zoeken daar dit vuur de Duitse jagers aantrok.

**

 

Gevechtsgroep 1.R.I.

Op 13 Mei  0.10 ontving Overste van Loon (C.-1 R.I.) de volgende opdracht van Kol. Kraak (C.-III Div.)

  • 1e. Het vermoeden bestaat, dat zich aan de Wassenaarsche Slag en aangrenzend duinterrein gewonden bevinden.

  • 2e. III-1 R.l. zal in den morgen van 13 Mei langs de Wassenaarse Slag een verkenning doen verrichten teneinde vast te stellen of zich langs deze Slag en in het aangrenzend terrein gewonden bevinden en zo ja, deze doen vervoeren naar het Academisch Ziekenhuis te Leiden.

  • 3e. Samenstelling van het detachement: een luitenant commandant, een arts, een sectie infanterie, zes wielrijders, een sectie pag. Twee ziekenauto's en het benodigde materieel zullen door mijn zorg te Uwer beschikking worden gesteld om 7.30 bij den Deijl.

  • 4e. Wijze van uitvoering: Het detachement verplaatst zich met kleine sprongen (100 á 150 m) langs de Wassenaarse Slag; houd telkens halt en zend kleine patrouilles links en rechts het terrein in, om naar gewonden te zoeken.

  • 5e. De verkenning wordt doorgezet tot aan het strand. De terugweg wordt eveneens sprongsgewijze afgelegd.

  • 6e. Ik verwacht na terugkeer rapport op mijn cp."

Overste van Loon gaf deze opdracht om 0.30 ter uitvoering door aan kapitein Meijer (C.-III-1 R.I.), die intussen, op grond van de op 12 Mei uitgevoerde verkenningen, de indruk had verkregen, dat de vijand zeer sterke stellingen had bezet ter weerszijden van de Wassenaarse Slag in de lijn Uitzichttoren - oostrand bedekte terrein bij Rijksdorp - Albertushof, zodat aangenomen mocht worden dat de door C.-III Div. gegeven opdracht onuitvoerbaar zou blijken te zijn. Zulks werd ter kennis gebracht aan van Loon, die een en ander doorgaf aan C.-III Div.

Daarop gelastte C.-III Div. het inzetten van acties tegen de Wassenaarse Slag en Rijksdorp met kleine onderdelen, voorzien van zware infanteriewapenen. Van Loon gaf deze opdracht ter uitvoering door aan Meijer onder mededeling dat zo spoedig mogelijk na het aanbreken van de dag een sectie houwitsers van III-6 R.A. Albertushof onder een krachtig vuur zou nemen, waarna een detachement van 4 R.I. uit Katwijk Albertushof zou bestormen. Hij droeg kapt. Meijer op, onmiddellijk na beëindiging van dit vuur, een tirailleursectie naar Albertushof te zenden ter verkenning van de uitwerking en om verband op te nemen met 4 R.I. Meijer belastte met laatstgenoemde taak de luitenant Hennes, commandant Vbd.A.-II-1R.I., die zich sinds de avond van 12 Mei met een sectie van 2-II-1R.l. bij III-1R.l. bevond.

Deze sectie rukte omstreeks 6.00, na beëindiging van het artillerievuur, uit de omgeving van Oostdorp op in de richting van Albertushof. Tijdens deze verplaatsing ontving zij enig vuur, waarna zij geen pogingen deed om tot Albertushof door te dringen, maar in zuidoostelijke richting afboog en bij Maaldrift aansloot bij haar eigen bataljon.

Bij de Wassenaarse Slag werd aanvankelijk door 1R.I. in het geheel geen actie ingezet tegen de indringers in verband met het volgende.

In de ochtend van 13 Mei werd op de cp. van kapt. Meijer een Duitse korporaalziekenverzorger voorgeleid, die door de Duitse commandant aan de Wassenaarse Slag als parlementair naar Wassenaar gezonden bleek te zijn. Hij deelde mede, dat zich aan de Wassenaarse Slag een aantal gewonde Duitse en Nederlandse militairen bevonden die dringend meer gespecialiseerde medische hulp behoefden dan het Duitse militair geneeskundige personeel in staat was hun te verschaffen, waarop hij de Nederlandse commandant verzocht, deze gewonden te willen doen afhalen. Meijer lichtte van Loon in, waarop deze zijn regimentsarts, de lt. Oosterhuis, opdroeg, met twee ziekenauto's en het nodige verplegend personeel naar de Wassenaarse Slag te rijden. Aldaar werden elf Nederlandse en vier Duitse gewonden overgegeven en naar het ziekenhuis te Leiden vervoerd. 

Met de aanwezige Duitse militaire arts werd overeengekomen, dat op 14 Mei 10.15 nogmaals enige gewonden zouden worden opgehaald.  En het schieten werd hervat, wel wat vlug want de eigen arts moest maken dat hij wegkwam.

Op 13 Mei werden nog de volgende verkenningsacties in de omgeving van Wassenaar verricht. 

De eigenaar van jachtwerf de Princehaven L.J.A. Moree (tijdelijk benoemd tot Wmr-oorlogsvrijwilliger van het wapen der Cavalerie) , had gezien dat er een wapen stak uit de Oostdorpermolen, ter hoogte van het tegenwoordige kruispunt Van Cranenburchlaan - Van Duivenvoordelaan. Hij meldde dit aan de in zijn loods gelegerde militairen. Na overleg stelde Moree een houten sloep ter beschikking om naar de molen te varen. De ordonnans J.M. Biezen reed eerst naar de stelling in het Oostdorp om, in verband met het gevaar voor beschieting door eigen troepen, te melden wat zij van plan waren.

Daarop nam de de 1e Luitenant Gorter, (S.C1-M.C.-III-1R.I.) die zich in de noordoostrand van Wassenaar bij de Zijlwetering bevond, verdachte bewegingen waar bij de Watermolen aan die wetering, ongeveer 500 m vóór zijn opstellingsplaats. Hij begaf zich met twee onderofficieren, dpl  H.H. Zonderop ( 2e sectie MC-II-4R.I)  en enige vrijwilligers vanuit de jachthaven aan de Van Zuylen van Nijeveldstraat in een motorboot bestuurd door de heer Moree door de Zijlwetering daarheen, gedekt door zijn in stelling staande zware mitrailleurs. Aldaar aangekomen smaakte hij de voldoening in de molen een Duits officier en zeven mindere militairen aan te treffen, die zich zonder weerstand te bieden aan hem overgaven. 
Sergeant Nijkamp, (SC3.-M.C.-III-1 R.I.), verteld hierover; [24][77]

  • Er werd op de vierde dag gerapporteerd dat vuur werd ontvangen uit de molen aan de Zijlwetering. Het plan werd gemaakt, daar met een motorboot heen te varen om de vijand op te ruimen. Luit. Kroneman en ik zijn toen naar de boot gegaan, waar Luit Gorter al aanwezig was. Toen ik vroeg om mee te mogen gaan, werd dat aanvankelijk geweigerd. Er lag een zakje met handgranaten in de boot en daar niemand hiermee kon omgaan, mocht ik uiteindelijk mee. Luitenant Gorter kende de handgranaten ook wel, maar had andere plannen voor zijn optreden. Er waren ook nog enkele soldaten voor de bediening van de lichte mitrailleur (de soldaten Biezen en Zonderop). De boot werd bestuurd door een burger, waarschijnlijk de eigenaar. We zijn zonder incidenten naar de molen gevaren.
    De landing leverde nogal wat moeilijkheden op. Ik liet de kop van de boot tegen de wal gooien. Luitenant Gorter en ik sprongen onmiddellijk op de kant en renden naar de eerste de beste deur. Kolfslagen met karabijnen hadden geen resultaat. Daarna liepen we naar een andere deur. Omdat niemand open deed hebben we die ingetrapt. Van binnen klonk toen: "Nicht schiessen!" Binnengekomen zagen we een achttal Duitsers, onder wie een officier, allen goed bewapend. Zij gaven zich aan ons over, waarna de luitenant gelastte de Duitsers de handen omhoog te houden. Om ze te ontwapenen hebben we ze op de buik laten liggen. Ik heb daarna de opdracht gekregen de krijgsgevangenen naar Den Haag af te voeren. 

De ordonnans J.M. Biezen: [24]

  • Ook wij sprongen uit de vlet en renden naar de molen, waar we dekking zochten tegen de wand. We sloegen met onze karabijnen tegen de deur waarop deze geopend werd. In de deuropening verschenen enkele Duitsers die riepen: "Nicht schiessen!" Vervolgens kwamen negen militairen naar buiten, waaronder twee officieren. We gelastten de Duitsers de handen omhoog te houden, waarna ze werden ontwapend.

Vrijwillig tijdelijk dienstdoend wachtmeester van het Wapen der Cavalerie, L.J.A. Moree, ontving voor deze actie een Bronzen Leeuw. De motivatie van K.B. no. 6 van 24 augustus 1946 luidde als volgt: [90]

  • Heeft zich door het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden in den strijd tegenover den vijand onderscheiden, door, na, hoewel reeds 46 jaar zijnde, zich bij het uitbreken van den oorlog als vrijwilliger te hebben gemeld en tot tijdelijk wachtmeester te zijn aangesteld, niet alleen het voorstel te doen tot een zeer koene onderneming te water tegen de bezetting van een watermolen Noord van WASSENAAR, maar vrijwillig daaraan onder bevel van een officier deel te nemen.
    Hierbij over open terrein en ruimen afstand onder heftig flankeerend vijandelijk vuur, waarbij zijn motorboot werd doorzeefd door mitrailleurkogels, de bezetting overrompeld, waarbij hij tegelijk met zijn Commandant den molen binnendrong en een officier en zeven man gevangen maakte.

 

De krijgsgevangenen werden lopend afgevoerd naar een post van het 1RHM aan de Lange Kerkdam. Vóór het vertrek staken ze de molen in brand om verder gebruik door Duitsers te voorkomen. Nadat de gevangenen te Wassenaar waren overgedragen, voerde een sergeant met twee vrijwilligers nog een verkenning per motorboot uit langs de Zijlwetering waarbij werd doorgevaren tot de brug in de Hogeboomse weg, alwaar verband werd verkregen met II-1R.I.

Majoor Tielrooy (C.-II-1 R.I.), vergezeld door Lt Dirks, Lt. Dyxhorn, Lt. Broersma (C.-2-II-1 R.I.) en de groep van Lt. Hennes (C.-Vbd.A), begaf zich om 10.00 van bovengenoemde brug ter verkenning naar de watermolen, de Oostmolen , nabij de zuidpunt, aan de Kaswatering, van het vliegveld Valkenburg, uit welke richting enige malen vuur was ontvangen. De molen werd bereikt en onbezet bevonden, maar tijdens de terugtocht naar de brug werd gevuurd uit een bosje, 500 m noordoost van de molen. Tielrooy liet daarom dit bosje en een dicht daarbij gelegen schuurtje onder vuur nemen door de sectie 6 veld van 1 Bt.6 veld, die bij de boerderij noordwest van de brug in stelling was gekomen, alsmede door enige lichte mitrailleurs. Men nam waar, dat een viertal Duitsers uit het schuurtje vluchtte en de wijk nam in de richting van het vliegveld.

C.-1 Bt.6 veld, de Luitenant Dyxhoom beschreef de verkenning:

Met de batterij zijn we steeds verder voorwaarts gegaan. Ik ben opgerukt met twee mitrailleurgroepen aan weerszijden van mij en in stelling gekomen op de hoek van de Ruigelaan. Daar kregen we vuur van de Duitsers die op ongeveer 80 meter voor ons zaten. We hebben ons op de weg geworpen om te dekken. Van de begeleidende infanteristen kregen we geen steun omdat zij zich ook dekten. Het stuk, dat nog met een brisantgranaat geladen was, heb ik op goed geluk afgeschoten in de richting van het vijandelijke vuur. Daardoor staakte het vijandelijk vuur een poosje. Kenter en ik hebben een soldaat, die gewond was, langs de weg naar een boerderij gedragen waar wij hem gedekt achter het huis legden. Daarop is Kenter voorwaarts gegaan naar de ons dekkende mitrailleur ter ener zijde om deze te waarschuwen; een andere soldaat is door een droge sloot naar de andere mitrailleur gegaan. De mitrailleurs hebben ons met vuur gedekt. Wij hebben met de linker sectie vier tot zes kartetsen afgevuurd. De vijand is voor dit vuur in een greppel in dekking gegaan. Toen heb ik zo snel mogelijk de batterij laten terugbrengen naar de Hogeboomseweg. Een afstand van ongeveer vijftig meter die wij in flankmars voor de vijand hebben afgelegd. Het is geschied met de normale bespanning voor de stukken.

Dpl. Kpl. C.A.M. Kenter van 1-Bat.6 Veld werd onderscheiden met een Bronzen Kruis.
De motivatie van het K.B. no. 11 van 24 juni 1950 [92]

  • Heeft zich door moedig optreden tegenover ds vijand onderscheiden door in het tijdvak van 10-14 Mei 1940, ingedeeld als korporaal verkenner bij de 1e Batterij 6 Veld, geheel vrijwillig op onverschrokken en voorbeeldige wijze deel te nemen aan een aantal gevaarvolle verkenningen in de richting van het vliegveld Valkenburg.
    In het bijzonder door op 13 Mei 1940, ingedeeld bij een verkenningspatrouille onder bevel van een officier naar het vliegveld Valkenburg, over een vaart te zwemmen en zich naar een molen, welke tot op dat ogenblik door de vijand was bezet geweest en waaruit vijandelijk vuur was ontvangen, te begeven en na de benedenverdieping daarvan te hebben onderzocht, van een lekgeschoten boot een overgang over de vaart tot stand te brengen opdat de rest van de patrouille dit water zou kunnen overschrijden.
    Voorts door met de patrouille op het vliegveld door te dringen, alwaar hij onder zwaar vijandelijk vuur kwam, waaraan hij zich op koelbloedige wijze wist te onttrekken.
    Tenslotte door, toen bij de batterij als gevolg van een vuuroverval op korte afstand een soldaat werd gewond, deze gewonde met zijn batterijcommandant in veiligheid te brengen.

Mogelijke dezelfde patrouille met Dpl. kpl. CAM Kenter.
Dpl. sld. P.W. de Vries van 1-Batt.6 veld die werd onderscheiden met een Bronzen Kruis. De motivatie van K.B. no. 11 van 24 juni 1950 luidde als volgt : [92]

  • Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden door in het tijdvak 10 - 14 Mei 1940, ingedeeld als ordonnans bij de Ie Batterij 6 Veld, geheel vrijwillig op onverschrokken en voorbeeldige wijze deel te nemen aan een aantal gevaarvolle verkenningen in de richting van het vliegveld Valkenburg en zich steeds beschikbaar te stellen voor het uitvoeren van andere gevaarvolle opdrachten.
    In het bijzonder door op 13 Mei 1940, ingedeeld bij een verkenningspatrouille onder bevel van een officier, over open terrein tot op het vliegveld Valkenburg weten door te dringen, alwaar hij onder zwaar vijandelijk vuur kwam, waaraan hij zich op koelbloedige wijze terugkerend wist te onttrekken.

Ook door onderdelen van III-1R.l. op het noordwestfront van Wassenaar werden patrouilles in 's vijands richting gezonden. Bijzonderheden deden zich daarbij niet voor.

**

 

Overigens deden zich nog de volgende veranderingen voor in de opstelling der troepen in en om Wassenaar..

1 Bt.6 veld kwam geheel ter beschikking van C.-II-1 R.I., die, zoals reeds vermeld, één sectie in stelling deed komen aan de Hogeboomse weg noordwest van de brug. De andere sectie kwam in stelling bij Landlust, ter vervanging van de zich daar bevindende sectie van 4 Bt.6 veld, welke daarna een onbekende bestemming kreeg. Van 1 C.Mr. werd één sectie verplaatst naar de Watertoren te Wassenaar.

Majoor Tylrooy, die in de loop van de dag contact had doen opnemen met de 1e Sectie van 2-II-1 R.I. aan de Haagse Schouw, wist van majoor van Weenen (C.-15 Dep.Bat.) de toezegging te verkrijgen dat deze sectie weer ter beschikking zou komen. Inderdaad keerde zij in de avond van 13 Mei terug naar haar compagnie.

Ook Lt. Steenge (C.-2e Sectie van 2-II-1 R.l.) keerde op 13 Mei terug, echter zonder zijn sectie, die hij voorlopig op vliegveld Ruigenhoek ter verdediging van dat vliegveld had achtergelaten. Tielrooy bepaalde, dat die sectie daar zou blijven onder bevel van kapt Geertsma (C.-1-II-1 R.I.). Lt. Steenge werd belast met het commando over de 4e Sectie van 2-II-1 R.l.

Na overleg tussen kapt. Meijer (C.-III-1 R.I.) en majoor Tielrooy (C.-II-1 R.I.) werd noordoost van Wassenaar de frontlijn, die feitelijk liep van Maaldrift over Deileroord en langs de Van Zuylen van Nijeveltstraat naar Oostdorp, voorwaarts verlegd naar de Hogeboomse weg Oostdorperweg, waarbij het noordelijke deel van de Oostdorperweg voor rekening kwam van II-1 R.I. In verband daarmee liet Tielrooy een sectie zware mitrailleurs van M.C.-II-1 R.I. stelling nemen aan de Oostdorperweg tussen de Ruigelaan en de weg langs Bellestein.

Ook was in de nacht van 12 op 13 Mei de bezetting van de Watertoren versterkt met de Sectie MC van Lt. Gorter.

**

I Div. 

Het 1e Peloton van 5-3 R.H., (min 3e Pel.), gelegerd in de nieuwe Alexanderkazerne, voerde op bevel van C.-Dep.Cav., op 13 Mei in de namiddag wederom een verkenning uit in de richting van de Wassenaarse Slag, waarbij twee wachtmeesters en vier huzaren in handen van de vijand vielen.

 

 

12 mei | 14 mei.  >