MEI 1940
10 mei De overval
11
mei
12 mei
13 mei
14 mei
15 mei
Rijsoord.
I-1R.I.- Wassn. Slag.
Het dorp Valkenburg.
4R.I.
1s-2-I-1R.I.
15-Dep. Bat.
2-I-4R.I.
I-9R.I.
3-2-1RHM
Demobilisatie
Kaart van
Valkenburg eo.
|
Rijsoord.
's Ochtends om 09.20 ondertekent
Generaal Winkelman in Rijsoord de capitulatieovereenkomst ten overstaan van generaal
Küchler. De gehele Nederlandse weermacht
moest als krijgsgevangene worden beschouwd.
Generaal Winkelman in Rijsoord in gesprek met Duitsers.
De Wassenaarse Slag.
De krijgsgevangenen van I-1R.I. in het huisje over de
Klip in de duinen bij Wassenaar zaten daar vier dagen en nachten zonder voedsel, gelukkig wel water.
Ook zij verplaatsten zich naar hun onderkomens van 10 mei.
Het Dorp Valkenburg.
Pater de Boer,
-
Woensdagmorgen gingen wij per auto voor het laatst naar Valkenburg.
Het was met recht "valkenburg". De eerste speldeprik van de bezetting
moesten wij direct voelen, verlof vragen aan den bezetter. Het werd
toegestaan en na enig zoeken vonden wij onze mannen, vuil en vies,
ongeschoren in een schuur. Vanaf 10 Mei hadden ze geen warm eten gezien, en
nu zouden zij voor het eerst wat warme soep krijgen. De veldprediker las
voor de manschappen en de officieren uit de bijbel voor. We deelden nog
sigaretten uit.
Gauw reden we terug naar Katwijk aan zee: de cantineweg van het 4R.I.
vroeg onze aanwezigheid; onze jongens waren daar bezig met het herbegraven van
40 gesneuvelden. Het was somber werk, er moesten kuilen gegraven worden, de
soldaten waren moe en het was warm, maar niemand had er aan gedacht zich
eraan te onttrekken. Aan de andere kant stond de vrachtwagen met de
verminkte resten van de gesneuvelden; er moest dus vlug gewerkt worden.
Vanuit Katwijk kwam het I-4R.I. aangemarcheerd. De commandant te paard. Hij
liet halt houden, zogenaamd om de doden te eren! Deze herinnering aan deze
gebeurtenis is voor mij een zeer onaangename.
Op een onkiese manier werd aan onze jongens verweten, dat zij de
schuld waren van de slechte afloop.
Herbegrafenis aan de Cantineweg.
*
Soldaat B. Borst in de kwekerij van de Fa. Zwanenburg:
-
Alle krijgsgevangenen waren in groepen verdeeld, elke
groep stond onder een onderofficier, ik was bij groep 12. 's Morgens
om 8 uur en 's avonds om 8 uur werd er appél gehouden. Dat appél werd
door een der officieren van ons kamp afgenomen en deze rapporteerde
het aan de Duitser. Het is vanzelfsprekend dat wij door de Duitsers
bewaakt werden maar de kwekerij was groot, dus hadden wij
bewegingsvrijheid genoeg. Meestal lagen wij buiten in het heerlijke
voorjaarszonnetje of in een der broeikassen waarin het lekker warm
was. Het eten kregen wij uit de militaire keuken te Oegstgeest. Wij
konden ons dus weer te goed doen aan het goede eten dat we in de
kazerne gewend waren. De kuch leverde moeilijkheden op want we hadden
geen van allen een mes bij ons zodat we die in stukken moesten breken.
Maar we kregen het naar binnen en dat was de hoofdzaak!
Er gebeurde niet veel bijzonders in het kamp, alleen
verveelden wij ons geweldig. Wij hoopten dat we weer gauw vrijgelaten
werden, elk uur, dat we in krijgsgevangenschap moesten doorbrengen was
er ons een teveel. Dikwijls kwamen er Nederlandse militairen ons
bezoeken. Overste Trapman uit Leiden kwam ons opzoeken en 3
wachtmeesters van mijn Batterij hebben van hun belangstelling voor ons
blijk gegeven. Dat deed ons goed om weer bekenden te zien en te
spreken. Het grootste gedeelte van de krijgsgevangenen waren
infanteristen en woonden in Zuid Holland. Daarom kwamen veel burgers
om hun familieleden op te zoeken die in de omtrek van Valkenburg
gemobiliseerd waren. Als een burger aan de ingang van het kamp kwam en
naar iemand vroeg dan werd het gehele kamp afgezocht naar de
gevraagde. Het was prettig voor de betrokken persoon wanneer de
betreffende soldaat aanwezig was. Men kan begrijpen dat dan het
weerzien vol ontroering en blijdschap was. Maar er waren ook velen die
in dit kamp hun verlorenen niet vonden. Voor hen was dat een sombere
en ongunstige voorbode. Zij hoopten dat de gezochte ergens anders zou
zijn, maar waar en hoe?
Ik bleef liever maar niet teveel bij de ingang van het
kamp waar geregeld andere mensen kwamen om hun familieleden op te
zoeken. Steeds weer waren daar die blijde ontmoetingen, het bij elkaar
zitten van die mensen, die elkaar terug vonden en hun gepraat over het
weer was voor mij niet om te zien en te horen, want ik wist nog niets
van mijn moeder.
In het kamp werden gratis briefkaarten verstrekt, 3 of
4 heb ik er naar huis gestuurd. als de een niet over kwam dan de ander
wel dacht ik. Op de kaarten mochten we alleen, vermelden dat we
in krijgsgevangenschap zaten en in goede welstand verkeerden. De
nachten brachten wij door in het gebouwtje van de kwekerij beneden
waren er twee vertrekken ingericht en boven ook. Op de vloer lagen
schotten en rieten matten, waarop wij moesten liggen. De kleren
hielden we aan voor de warmte, terwijl we met z'n 2en een deken
hadden. Wij hadden er niet zoveel warmte van, want de nachten waren
koud. De beschikbare ruimte waren voor ons allen amper groot genoeg,
we lagen dicht op elkaar. Ik lag op de zolder bij het raampje tussen
mijn vrienden. 's Nachts werd ik eens wakker en bemerkte dat ik
rustig met mijn hoofd tegen een ander z'n zweetvoeten had geslapen.
Leidsjaarboek 1995. Machiel de Jong Azn (1891-1985)
-
15 mei. Ik ben wel nieuwsgierig naar het vliegveld, hoe of het er daar uitziet.
Ik ga er maar heen, misschien krijg ik wel de kans er te komen. Zonder vragen
maar, want dan wordt het vast geweigerd. Trouwens, aan wie moet ik het
vragen, aan de Duitsers?
Dus ik loop maar door of het mij is toegestaan. Hospitaalsoldaten zijn druk
in de weer met gewonden of doden op een baar weg te dragen. In het weiland
liggen de koeien met opgezwollen buiken te braden in de zon. Op enige afstand
zie ik dode soldaten, aan de uniform te zien meest Duitsers, sommige met de
kleren half verbrand, anderen nog verward in de strengen van hun parachute...
Het is afschuwelijk om te zien, ik heb er nu genoeg van, ik ga terug, ik heb
een slagveld gezien. Nog even ging ik naar het dorp Valkenburg, waar menig
burger is gedood. Huizen zijn stukgeschoten, meubelen liggen verspreid. Er
is bijna geen huis ongedeerd gebleven. Droevige tonelen speelden zich af,
burgers waren in de kelders weggescholen voor het geschut en een groot aantal
had in de kerk zijn toevlucht gezocht, met alle gevolgen van dien,
Ik had er nu schoon genoeg van. Op weg naar huis viel mij op, dat alle
bomen aan de Zeeweg naar Katwijk-Binnen zo ontveld waren, ze boden een
zielige aanblik.
*
4R.I.
Overste Buurman had opdracht gegeven om de standaard van
het vierde Regiment Infanterie en het geheime archief te verbranden om te
voorkomen dat het in 's vijands handen zou vallen.
Bij de cp. van 4R.I. meldden zicht twee Duitse officieren uit Valkenburg,
Oberst Heyser met zijn adjudant Lt. Forster die eisten dat Katwijk aan de Rijn ontruimt zou worden,
zodat overste Buurman aan de Divisie Commandant verzocht de troepen uit
Noordwijk afkomstig daarheen te doen teruggaan en het gehele III-4R.I.
onder te brengen in Katwijk aan Zee. Het werd toegestaan.
Delen van het vierde regiment
infanterie hadden de nacht doorgebracht in het weeshuis te Katwijk aan
Zee. Er werd appèl gehouden, ze stonden aangetreden op hetzelfde
terreintje achter het weeshuis waarvan ze vijf dagen tevoren ten strijde
waren getrokken. Voor de ligusterhaag, waarmee de plaats omheind was,
stonden tafeltjes opgesteld waarachter de schrijvers gezeten waren. De
administrateur voerde daar het bewind. Eén voor één werden de namen
afgeroepen. Als niemand "present" riep werden er vragen gesteld.
De antwoorden werden nauwkeurig opgeschreven. Het duurde lang en één van
de jongens vond een slagpijpje van een handgranaat. Hij stond er wat mee
te knoeien en opeens begon het apparaat te sissen. De compagnie had het
geluid meer gehoord in de afgelopen dagen en het leren vrezen. "Een
handgranaat!" schrok één van de omstanders. Op dat woord stoof de
hele troep uiteen. In hun vlucht liepen ze de tafeltjes omver en sprongen
over de heg heen. Anderen persten zich met alle geweld tegelijk door een
nauw steegje en een deur. Zelfs de man die dit alles ontketend had rende
mee! Net op dat moment kwam de vader van Piet van Dijk het terrein op
lopen om zijn zoon op te zoeken. Verwonderd bekeek hij het gedoe van de
soldaten. Zijn zoon kwam wat beduusd uit het fietsenhok. Hij mankeerde
niets. Anderen werden in het gras gelegd om bijgebracht te worden of
hadden kneuzingen opgelopen! De volgende dag moesten ze in linie door de
duinen en het vliegveld om de doden te zoeken en te bergen.
* Regimentsaalmoezenier Pater de Boer:
-
Die dag marcheerde door Katwijk, langs het slagveld en
langs de Nederlandse gesneuvelden de "Bremerbrigade", het 22e
Reg.Luchtinfanterie onder commando van Kol. Oberst Heyser. Op vrijdag trok
onder Commandant Majoor Freiherr van Puttkammer, heel merkwaardig,
een ander 4e Regiment Infanterie Noordwijk binnen.
Wat de regimentsaalmoezenier niet wist dat dit het SS
Totenkopfregiment Nr. 4 was.
(Deze vertrok in juni 1941, ruim op tijd naar het oostfront.)
1e sectie 2-I-1R.I.,
(14 mei.)
Omstreeks 19.45 uur werd door Lt. Guyt het bericht
ontvangen dat de strijd gestaakt moest worden. Munitie werd bij II-4R.I.
ingeleverd en na overleg met majoor Cramer keerde de luitenant met zijn
sectie terug naar Sassenheim. Bij beide groepen van de 1e sectie waren
geen doden, vermisten of gewonden te betreuren.
6-15-Dep. Bat.
Op woensdag 15 Mei om 10.00
marcheerde de compagnie af naar de oorlogskazerne, Breestraat 66 te
Leiden.
Kaderopleiding-5-15 Dep.Bat.
Op 15 mei 1940, in goede orde onder bevel van C-6-15 Dep.Bat. naar
Leiden teruggemarcheerd, waar de sectie kaderopleiding in de school aan de
Paul Krugerstraat werd geconsigneerd. Bij de 3e sectie van 5-15 Dep.Bat.
stak men eerst de loop van het geweer Hembrug M95 in een put om hem te
verbuigen zodat deze niet meer te gebruiken waren.
2e compagnie-I-4R.I.
Toespraak Res. Kaptein W. Dekker.
Wij heffen hart en handen
voor het heil der Nederlanden
en zweren vast den eed:
tot doodsbeproefde trouw
Wilhelmina van Nasauwe
met u te staan gereed.
Niet overwonnen maar overgegeven.
I-9R.I. en
MC-I-9R.I.
Sgt Nijholt (MC-I-9R.I.) nabij Kasteel Oud Poelgeest te Oegstgeest.
-
De volgende dag hebben we appél, een laatste appél. Onwezenlijk,
gekunsteld klinken de commando's: Geeft acht!....Rechts...richten!....Staat! In een vierkant staan we opgesteld.
Rechts staat de 1e Compagnie, de rést van de 1e Compagnie. Bijna de helft
van de mannen van de 1e Compagnie kan op dit appél, het laatste appél,
niet aanwezig zijn.... Vijf dagen....
De majoor spreekt ons toe. Hij zit in het verband, onze majoor. Drie
kogels hebben hem geraakt, één in zijn arm, één in zijn zij, één
heeft zijn gasmasker versplinterd. Maar hij heeft geweigerd om zich ziek
in een hospitaal te laten opnemen, hij is bij ons gebleven, onze majoor.
Bebloed en vuil hebben we hem het laatst in actie gezien. Nu is het bloed
afgewassen, zijn wonden zijn verbonden, zijn gasmasker heeft hij niet bij
zich, schone kleren heeft hij aan.... maar wij zien onze majoor bebloed en
vuil...
Ontroering grijpt ons aan, als hij ons dankt voor hetgeen we hebben
gedaan, als hij waardeert, wat we hebben getracht, al hebben we dan onze
opdracht niet kunnen volbrengen. Hij wendt zijn blik naar rechts.... naar
de 1e Compagnie....salueert, stijgt op zijn paard en rijdt heen.
"Geeft acht!".... "Rechts uit de flank.... mars!'
Het is oorlog geweest - wij zijn soldaten geweest.
3-2-1RHM
Op 17 mei 1940 verbleven de Huzaren van 1RHM: v.d. Kuip, Zwanenburg, Boerstoel, Zweverink en Jan vander Zon nog onder Duitse bewaking in de inmakerij en zouterij van
Zwanenburg te Valkenburg. Daarna zijn zij op mars gegaan onder leiding van de
Nederlandse Majoor Mallinckrodt. De vijf man van het 1 RHM mochten later op eigen gelegenheid met de Blauwe Tram afreizen naar hun onderdeel in Den Haag, waar ze gelegerd waren in het Huis ten Bosch met bijgebouwen. Hier hadden
zij met hun dienstkameraden een opgelucht gevoel na alles wat ze hadden meegemaakt.
Huzaar J. van der Zon, 3-2-1RHM:
-
Toen na de capitulatie de opdracht van de Nederlandse generaal
Winkelman kwam dat alle eenheden hun wapens aan de Duitsers moesten overgeven commandeerde de
jonkheer "nooit". En toen hebben wij, hechte eenheid als we waren, alle overgebleven 30 auto's en 150 BMW - motoren, met munitie en wapens in brand gestoken op het
Malieveld in Den Haag.
Restanten van motoren en auto's van 1RHM op het Malieveld.
Kornet T. van Renterghem in 1993 hierover:
-
Daarna pleegde ons regiment de eerste grote verzetsdaad. Het was een
prachtig regiment dat onder meer de beschikking had over driehonderd
BMW-motorfietsen. Na de capitulatie moest het Nederlandse leger al zijn materiaal
aan de Duitsers afstaan. Op 16 mei 1940 riep onze commandant, overste Teding van
Berkhout, ons samen in Huis den Bosch en vroeg of we het er mee eens waren dat we
dat niet zouden doen. Dat waren we natuurlijk. We hebben al onze motorfietsen,
legerjacks, wapens en munitie op het Malieveld in Den Haag opgestapeld en onze
standaard er bovenop gezet. Teding van Berkhout gooide er hoogstpersoonlijk een
handgranaat in en onder het zingen van het Wilhelmus fikte de hele boel af.
*****
Vijf jaren onder het
juk van de bezetter volgden.
< 14
mei | Demobilisatie. >
|