14 Mei

 

Gevechtsgroep 4R.I.

Op 14 Mei beschikte overste Buurman nog slechts over zijn eigen verzwakte regiment, I-IV Dep.B.A. en 2-II-6R.A. met een batterij 7 Veld.

I-4R.I. moest zich ter beschikking houden van C.-III-Div. en stond gereed in het barakkenkamp voor de afmars. De gevorderde auto's stonden in Katwijk aan zee te wachten.
I-9R.I. was ook bevolen zich tbv C.-III-Div. gereed te houden voor de afmars en huisde in het Seminarium te Katwijk aan de Rijn.

Van deze troepen bevonden zich de M.C. (min een sectie), I-4 R.I., I-IV Dep.B.A. en II-4 R.l. (min 2) in stelling in de lijn: zuidrand barakkenkamp Katwijk aan Zee - zuidrand Katwijk aan den Rijn, terwijl het zeer verzwakte III-4 R.I. de duinrand tegenover het vliegveld  bezet hield en de weg naar Wassenaar afsloot.
Kapitein Sjouke (C.-2-II-4 R.I.) was tot in de morgen hieraan toegevoegd en keerde terug naar de cp. van majoor Cramer.
I-9 R.I. legerde in het Seminarium te Katwijk aan de Rijn en 2-II-6 R.A. stond nog in stelling nabij de kantine.

***

In de vroege morgen van die dag gelastte generaal-majoor N.T. Carstens (C.-I L.K.) het uitvoeren van krachtige acties tegen Valkenburg, Albertushof, Rijksdorp en de Wassenaarse Slag.
Naar aanleiding hiervan ontving overste Buurman omstreeks 6.30 van C.-III Div. opdracht, een verkenning  uit te voeren in de richting van Albertushof en Rijksdorp, waarna overste Buurman aan majoor van Lokhorst (C.-I-4 R.I.) opdroeg, een sectie onder een energiek officier daartoe uit te zenden. De aangewezen luitenant Vetter (SC1-3-I-4R.I.) vertrok om 7.00 met 3 sergeanten en 19 korporaals en soldaten, allen vrijwilligers van zijn sectie. Zij moest vaststellen of de Pan en de Mient vijand aanwezig was, zulks in verband met een beschieting van III-6R.A. uit de richting van Wassenaar. 
Per man waren 20 patronen en enige aanvalshandgranaten uitgereikt, lichte mitrailleurs werden niet medegevoerd. De patrouille volgde de westzijde van het Aanvoerkanaal tot ter hoogte van de zuidwestpunt van het bedekte terrein van De Pan, waarna zij in zuidoostelijke richting oprukte. 

 

Duitse stelling in de duinen [154]  Bron : © Misty Mulder.

Om 9.30 bereikte zij de zuidpunt van het bosperceel, waarna werd overgegaan tot het doorzoeken van enige huizen. Vervolgens trok de sectie langs de landweg in zuidoostelijke richting, vanwaar de Albertushof kon worden waargenomen. Een ogenblik later, vermoedelijk omstreeks 12.00, zag men artillerieprojectielen inslaan rondom het gebouw (Albertushof werd tussen 11.00 en 13.00 onder vuur genomen door de 2e Sectie van 1 C.Mr. in stelling bij de samenkomst van Oostdorperweg en Hogeboomse weg). 
Kort na het weer voorwaarts gaan kwam de sectie onder mitrailleurvuur waardoor de sgt. Delsing licht gewond raakte, en soldaat Wassenaar gewond achtergelaten werd. Kapitein Schotel (C.-3-I-4R.I.) vermoedde dat deze door de vijand opgenomen was.
Luitenant Vetter zag hierin aanleiding het dekking biedende terrein van De Pan weder op te zoeken, vanwaar in de loop van de middag de terugtocht naar de Watertoren werd aanvaard en rapport werd uitgebracht.

Nagekomen informatie :
N. Wassenaar, meer dood dan levend, is door de Duitse soldaten op een kruiwagen naar een ehbo-post gebracht waar hij enige tijd door de triade-arts opzij is gelegd omdat hij het toch niet zou halen. Hij heeft het wel gehaald, is in de Ursula-kliniek verpleegd en heeft voortaan met het onderlichaam verlamd, maar wilskrachtig, na de oorlog de draad weer kunnen oppakken. Hij heeft zich zo lang als hij kon ingezet voor MOVEO en is op 87-jarige leeftijd overleden in Leiden. Barry Vos (kleinzoon van N. Wassenaar)

******

 

Het dorp.

Zij die jonger waren dan 16, ouder waren dan zestig en alle vrouwen kregen dinsdagmorgen verlof naar Katwijk te trekken. Twee burgers met parlementaire vlaggen en de in Valkenburg vastgehouden dokter H. Hueting uit Katwijk en een hoogleraar geneeskunde uit Leiden, Prof. van Calcar, die hetzelfde lot ten deel was gevallen, werden als onderhandelaars namens de Duitsers vooruit gezonden naar de Nederlandse stellingen. Majoor Cramer stuurde deze door naar de kleuterschool waar overste Buurman zijn commandopost had. 
Kapitein Tonnet, van de bij Rijnsburg gelegerde Instructiebatterij 7-veld, nam de vluchtelingen om 06.15 uur waar en kreeg van Buurman opdracht het vuren te staken tot na de evacuatie van de burgers. Inmiddels waren de vluchtelingen bij de korenmolen aangekomen. Daar werden zij tegengehouden. 

De geruchten dat Duitsers, verkleed als burger, trachten te infiltreren brachten de Nederlanders met het zicht op zoveel burgers uit een door de Duitsers gecontroleerd gebied in verwarring. 
Geweren in de aanslag. Op bevel van de bataljonscommandant, zij waren reeds in zijn stellingen doorgedrongen, moesten zij 500 meter terug.  Er werd in de lucht geschoten om het bevel kracht bij te zetten. 

Namens de Duitse bevelhebber toonden de twee geneesheren de schriftelijke opdracht waarin werd voorgesteld:

  1. de burgerbevolking behalve de mannen tussen 16 en 60 jaren uit Valkenburg te verwijderen,

  2. gewonde burgers af te voeren,

  3. de gesneuvelden te begraven, waartoe een wapenstilstand van drie uren werd voorgesteld.

Hoewel Overste Buurman begaan was met het lot van de bevolking, meende hij in deze geen beslissing te moeten nemen. Gebood enerzijds de menselijkheid ten aanzien van de burgerij aan het verzoek te voldoen, anderzijds werden de zorgen van de vijand daardoor niet weinig verminderd. 
Derhalve berichtte hij de kol. Kraak (C.III-Div.), die zijnerzijds aan hogerhand bevelen vroeg. Ten einde dit de vijand te doen weten, werden beide parlementairs terug gezonden met het verzoek, dat de Duitse commandant een officier zou zenden om met deze te kunnen onderhandelen, zodra het antwoord van kol. Kraak zou zijn ontvangen. Aangedrongen werd op een onvoorwaardelijke overgave. 
De beide geneesheren bleven achter om zich te herstellen van hunne emoties en Dr. Hueting de gelegenheid te geven zijn echtgenote te ontmoeten. Beide weigerden enige inlichtingen omtrent de vijand te geven aangezien zij hun woord hadden gegeven. Wel werd medegedeeld, dat onder de gewonden zich gevallen voordeden van ernstige infectie.
Na enige tijd kwam van kol. Kraak het bevel dat onderhandelingen met de vijand alleen mochten beogen diens onvoorwaardelijke overgave. Op de vraag van Overste Buurman wat er met de burgerbevolking moest geschieden was het antwoord dat de menselijkheid gebood hun vlucht niet te beletten. Door kol. Kraak werd één uur toegestaan voor het doorlaten van de burgers uit Valkenburg.

Om 09.00 uur kreeg majoor Cramer van Buurman toestemming om de vluchtelingen door te laten. Ouden van dagen die moeilijk konden lopen, zag men op handkarren zitten, één zat er zelfs in een kinderwagen.

  • "Het beeld van deze vluchtelingen", zo sprak mijn vader die daar met zijn mitrailleur in stelling lag, "Vergeet je nooit en is door de jaren niet veranderd. Datzelfde beeld heb ik diverse keren op de televisie gezien. Kosovo is wel het meest recente voorbeeld".

Overste Buurman ging naar de voorste lijn om toezicht te houden op het binnenlaten van de vluchtelingen, die in grote getale 500 m. verder wachtten. Bij gedeelten werden zij onder geleide naar Katwijk aan de Rijn gebracht, de valide doorgezonden naar Katwijk aan Zee, de gewonden op een veilige plaats verzameld voor onderzoek naar infectie. Onderwijl hadden zich vele militairen en burgers op de weg verzameld. 
Gebleken was dat het begin van de weg onder Duits vuur was gelegen, en in verband met de korte tijd, beval Overste Buurman om eerst met het verzorgen der gewonden te beginnen zodra deze op een veilige plaats waren. Juist op tijd was de evacuatie voor wat het militaire belang betreft, om 10.00 uur afgelopen.

Sgt. J.W. Nijholt gelegerd in het Seminarium te Katwijk aan de Rijn:

  • Eigenaardig stil is het de volgende morgen rond om ons. Nergens wordt geschoten. We wassen en scheren ons. Mijn haar, dat altijd met een welriekend plakmiddel in bedwang werd gehouden, moet zich nu behelpen meet een stevige lik margarine. We hoeven niet weer "naar voren". Deze term, die de artilleristen gebruikten, toen we in Katwijk aankwamen, begrijpen we nu terdege! We slenteren Katwijk in. Dichte drommen mensen verdringen zich langs de straat. Wij begeven ons er heen. Flarden van gesprekken dringen tot me door, onbegrepen eerst: een Duits officier.... overgeven....vrije aftocht naar Duitsland.... vrouwen en kinderen uit Valkenburg vandaan.... Langzaam beginnen we te begrijpen. Er is onderhandeld. De Duitsers in Valkenburg willen zich overgeven op voorwaarde, van een vrije aftocht naar Duitsland. Het is geweigerd! Dan zal verder worden gevochten, nadat het vuren zolang is gestaakt, dat de vrouwen, kinderen, grijsaards en gewonden uit het dorp zijn gehaald. De volwassen mannen moeten blijven.

    Daar nadert reeds de stoet. Vrouwen met kleine kinderen op de arm, kinderen, die aan haar rokken hangen, huilende vrouwen, strompelende gewonden, slachtoffers van de hel, die eensklaps over hun rustige dorpje losbarstte - oude vrouwen en mannen, gesteund en gedragen door verwanten, sommige geschoven in invalidewagentjes. En op al die gezichten is te lezen de verschrikking van hetgeen ze hebben doorstaan, de angst over hetgeen er zal worden van hun mannen, hun vaders, hun zonen, die in het dorp achterblijven. Drie (vier)  dagen lang hebben deze ongelukkigen doorgebracht te midden van het razende geweld van een onafgebroken bombardement met kanonnen, met mortieren, met pag en met mitrailleurs, drie (vier) dagen lang hebben ze het uitgehouden, daar, waar wij dachten, dat zich haast geen levend wezen meer kón bevinden. Een vloek wringt zich uit mijn keel. Niets ter wereld is te vergelijken met zo een schreeuwend beeld van menselijk leed en menselijke ellende.

 

Om 10.30 uur kwam de Duitse onderofficier Wulff, voorzien van een schriftelijke machtiging, met een witte vlag bij de Korenmolen aan. Majoor Cramer stuurde deze geblinddoekt door naar de kleuterschool alwaar kapt. Wagtendonk hem in een onderhoud in kennis stelde met de voorwaarden van kol. Kraak (C.-III-Div.). Over overgave was de parlementair niet gerechtigd te onderhandelen.

*****

 

3e Divisie.

Tussen 12.30 en 13.00 werd overste Buurman telefonisch ontboden op de cp. van kol. Kraak, (C.III Div.) te Oegstgeest aan de Warmondse weg, voor een bespreking over aanvalsacties tegen de overvallers in het dorp Valkenburg en aan Wassenaarse Slag.

De overste verzocht een zijner bataljonscommandanten te mogen zenden, aangezien hij zelf dodelijk vermoeid was. Dit toegestaan zijnde, verzocht hij Mallinckrodt in zijn plaats te gaan. Deze officier ging per auto naar Oegstgeest doch was te uitgeput om een opdracht op zich te nemen, zodat hij bij terugkomst van de cp.-III-Div het bevel meebracht C.-II-4R.I. te zenden, zodat tenslotte Cramer naar cp.-III Div. vertrok.

Aldaar waren tevens ontboden C.-II-1R.I., C.-10 Dep.Bat. en C.-III-6 R.A. Omstreeks 14.00 begon C.-III Div. met de bespreking van de uit te voeren aanval op het dorp Valkenburg, welke bespreking echter werd onderbroken door generaal-majoor N.T. Carstens (C.-I L.K.), die telefonisch inlichtingen inwon omtrent de gelaste aanval op de Wassenaarse Slag en Rijksdorp. Kol. Kraak, die hiertegen nog slechts verkenningsopdrachten had verstrekt, concludeerde uit deze vraag, dat de aanval op deze objecten diende te prevaleren, zodat hij besloot deze eerst te regelen.

Hij stelde daarop het volgende aanvalsplan vast;
Om 18.00 uur zou een inleidende artilleriebeschieting worden uitgevoerd op de Albertushof en zouden twee sectiën van II-1R.I. zich gereed houden achter de Kaswetering, terwijl twee sectiën tirailleurs, een stuk pag. en een sectie mortieren van 4 R.I. een gereedstelling zouden innemen á cheval van de weg Katwijk aan den Rijn - Rijksdorp, ter hoogte van de weg naar het vliegveld. De 1e sectie mortieren , o.l.v. 1e Lt. Blankenstein, in stelling  in de zuidrand van Katwijk aan den Rijn zou er aan toegevoegd worden. Daarna zouden de twee secties infanterie en een sectie PAG's het hotel aanvallen. Na beëindiging van de inleidende beschieting zou de infanterie snel oprukken en de door de vijand bezette complexen tussen De Pan en Rijksdorp vermeesteren.

 

Voorschoten.

Duitse gevechtsvliegtuigen wierpen in de omgeving van de Hofweg enige bommen af. Kennelijk werd de aldaar gevestigde zilverfabriek voor een munitiefabriek aangezien. Bij dit bombardement werden vier Voorschotenaren gedood.

*****

 

Het Algemeen Hoofdkwartier.

In zijn werkkamer op het algemeen hoofdkwartier in Den Haag nam de zevenenzestigjarige Generaal H.G Winkelman 5 als hoogste gezagsdrager in Nederland op veertien mei 1940, 's middags om kwart over vier, het zware besluit om te capituleren. Op die middag meende de generaal dat de oorlog voor Nederland het punt had bereikt waarop voortzetting "onnodig bloedvergieten" zou betekenen. Rotterdam was gebombardeerd en de overvallers waren van plan datzelfde te doen met Utrecht. Tot zijn twee naaste medewerkers zei hij: "Nederland, met uitzondering van Zeeland, waar nog andere geallieerde legers vechten zal capituleren. Waarschuw de Duitse gezant."
Een uur later ging er een telexbericht naar alle onderbevelhebbers. In een korte radiorede wendde Gen. Winkelman zich tot een verbijsterd Nederland, "Wij hebben  de wapens neer moeten leggen omdat het niet anders kon".

*****

 

Gevechtsgroep 4R.I.

Voor wat betreft het aandeel van 4 R.I. in het aanvalsplan van C.-III Div. tegen de Albertushof, diende het volgende;
Majoor Cramer vertrok omstreeks 15.00 van de cp.-III Div. naar Katwijk aan de Rijn, waar hij kapt. Sjouke (C.-2-II-4R.I.) de opdracht mededeelde en hem met de uitvoering belastte. 

>Majoor Cramer deed verslag bij Overste Buurman en die schreef hierover:

  • Dit gevoegd bij de schildering, die C.-II-4R.I. gaf omtrent het door hem aanschouwde op de commandopost van den D.C. en de loopende geruchten (ook was zware brand gemeld in zuidelijke richting door de uitkijkpost) deed een neerslachtige stemming ontstaan, die echter tot de commandopost beperkt bleef.

Overeengekomen werd, dat één tirailleursectie á cheval van de Wassenaarse weg en één door het duinterrein oost van het Aanvoerkanaal zou oprukken tot de lijn van gereedstelling. In die lijn zou worden gewacht tot de artilleriebeschieting begon, hetgeen om 17.00 het geval zou zijn.
Tijdens deze inleidende beschieting zou de rechtersectie voorwaarts gaan tot de zuidrand van het bosperceel De Pan, dáár in stelling komen en de aanval van de linkersectie, die á cheval van de Wassenaarse weg naar Albertushof zou oprukken, door haar vuur steunen.

De beide tirailleursectiën van 2-II-4 R.l. zouden tijdens de actie niet door hun eigen sectiecommandant worden gecommandeerd, maar door een luitenant en een vaandrig van 3-II-4 R.l. die hiervoor bijzonder geschikt werden geacht.
Om ongeveer 16.00 gaf kapt. Sjouke bevel om met twee secties, respectievelijk onder 2e luit. de Jong en vaandrig v.d. Wal, versterkt met een stuk pag. en een sectie mortieren, de Albertushoeve te bestormen. 

Kapt. Sjouke vertrok met de aangewezen luitenant de Jong (sc2-3-II-4R.I.), om 16.00 met een twintigtal vrijwilligers van 3-I-4 R.I. en vaandrig van der Wal (sc3-3-II-4R.I.) met sergeant Staal voor de aanval op het Albertushof. De patrouille volgde de westzijde van het Aanvoerkanaal tot ter hoogte van de zuidwestpunt van het bedekte terrein van De Pan, waarna zij in zuidoostelijke richting oprukte. Aan de Oostdorperweg werden stellingen betrokken. Diverse schotenwisselingen  vonden plaats maar leiden niet tot een wezenlijke verandering van de Duitse en Nederlandse posities. 

Sergeant Staal legde in 1950 een verklaring af:

  • Op de laatste oorlogsdag lagen we in de duinen en kregen opdracht van onze bataljonscommandant, de majoor Cramer, ons terug te trekken op Katwijk en vandaar op te rukken naar Wassenaar, langs de grote weg, om daar een café of hotel, waar veel Duitsers of N.S.B.-ers zouden zitten, op te ruimen. We liepen in marscolonne: ik was bij de rechter voor-groep. Mijn sectiecommandant was Luitenant De Jong. Ik heb hem gevraagd of het niet beter was door de duinen te gaan dan langs de grote weg. Maar hij zei dat het bevel luidde over de grote weg. Ik heb toen gevraagd of we dan niet in naderingsmars konden gaan hetgeen na vragen aan de kapitein werd goed gevonden. We gingen met vergrote afstanden verder. 

    Tegenover het vliegveld, vlak voor de tunnel, kregen wij links, van 4 punten tegelijk vuur. We kregen van de Kapitein opdracht een ordonnans weg te sturen. Hij kwam uit mijn groep en kreeg van mij opdracht naar de watertoren te gaan en aan de artillerie, die daar zat, steun te vragen. Hij was nauwelijks 3 passen verder of van vier kanten werd er weer gevuurd. Op ons roepen naar hem kregen we geen antwoord. We namen aan dat hij gesneuveld was. Van de Luitenant moest ik een andere ordonnans sturen. Ik vroeg of ik persoonlijk mocht gaan aan de luitenant, waarop deze zei dat we dan samen zouden gaan. We hebben onze commando's overgegeven en zijn over het prikkeldraad gegaan, weggedoken achter helm. Al kruipende, zigzags gewijze zijn we, onder vuur, de duinen in gegaan. Na even te hebben uitgeblazen zijn we over de duinen gegaan en hebben de commandopost van de artillerie bereikt. Hier heb ik alles uitgetekend en het vuur is uitgebracht.

De 1e sectie van 4 C Mr. o.l.v. res. 1e lt. J. Blankenstein, in stelling in de zuidrand van Katwijk aan den Rijn nabij het tankstation, werd aan Sjouke toegevoegd. Ook de 1e sectie van 4 C Pag., onder vaandrig Husslager werd voor de actie aangewezen.
Op mars zijnde werd deze sectie 4 C Pag en de 1e sectie 4 C Mr. bij de splitsing Wassenaarse weg - Weg Watertoren, aangekomen op een weiland, door vijandelijk mitrailleurvuur verrast. 

Res. kapitein J.H. van Zwijndregt, C.4 C.Mr. 8.

  • Nadat de 1e sectie Pag het vuur had geopend, vroeg de Lt. de Jong mortiervuur aan, waarbij als doel werd opgegeven: "grote boerderij links in het terrein". In open terrein en onder hevig vuur, was ter plaatse afgifte van mortiervuur onmogelijk. De  1e sectie is daarop kruipend, de karren achter zich aantrekkend, aangekomen op de weg naar de watertoren. Onmiddellijk werd vandaar vuur afgegeven op het aangegeven doel, waarna de Lt. de Jong bericht gaf, dat de vijand zich bevond in een klein gebouwtje op 500 m. in de richting van de grote boerderij. Nadat hierop puntvuur was afgegeven, begaven de indringers zich in het terrein, waarna het terrein gedeelte geheel met vuur werd belegd. Tijdens het afgeven van deze vuren werd de S. wederom in den rug bevuurd. Vij. vu. werd niet meer gezien doch de S. bleef ter plaatse ingevolge ontvangen opdracht, waarna spoedig het bericht van de capitulatie doorkwam.

Door dit vuur werd de vijand verdreven. Even later kwam er op de cp. van Overste Buurman een bericht van C.III Div. binnen wat inhield dat de beschieting een uur was uitgesteld en pas om 18.00 uur zou plaatsvinden. De troep moest een uur halthouden. 
Omstreeks 18.00 werd het bevel ontvangen het vuren te staken, spoedig gevolgd door de opdracht naar Katwijk terug te keren, waarna werd bekend werd gemaakt dat de wapenen moesten worden neergelegd.

*

I-9R.I.

Omstreeks 15.00 uur kreeg majoor Van der Schee (C.-I-9R.I.) opdracht van Overste Buurman (C.-4R.I.) om zich te begeven naar Kasteel Oud Poelgeest om aldaar op te treden als divisie-reserve. Het bataljon vertrok omstreeks 18.00 uur uit Katwijk aan de Rijn naar Oegstgeest en arriveerde daar om 19.30 uur. Aldaar werd het bericht van de capitulatie ontvangen.

Sgt. J.W. Nijholt, 2s-MC-I-9RI;

  • Het is Dinsdagmiddag als een ordonnans onze compagniescommandant, nu een eerste luitenant (res. 1e Lt Ringnalda), de order komt brengen, dat we ons voor vertrek gereed moeten maken. Gelegenheid om de wapens, die we eergisteren in het veld hebben achter gelaten alsnog te halen, krijgen we niet. De majoor weigert het dringende verzoek van onze commandant, die voldoende vrijwilligers tot zijn beschikking heeft, onder het motief: "Te riskant". Wij brengen de zaak voor vertrek in orde. Vier mitrailleurkarren bevatten slechts gasmaskers en opgerolde overjassen!

    Het bataljon begeeft zich weer op weg, richting Rijnsburg. De jongens van de vierde sectie wijzen ons de plaats van waar zij hebben geprobeerd Valkenburg binnen te dringen. Ondertussen gaat het schieten ononderbroken door. Anderen proberen nu te bereiken, waarvoor wij drie (twee) dagen lang alles in het werk hebben gesteld.

    Wij verlaten Katwijk aan de tegenovergestelde zijde, dan waar we zijn binnengekomen. We passeren weer een brug over de Oude Rijn. Twee stinkende paardenkadavers drijven, het tuig nog om de lijven, borrelend en gistend in het water. Verongelukt bij de eerste aanval. Evenwijdig aan Valkenburg loopt onze weg, duidelijk kunnen we het resultaat van de intensieve beschieting zien, het dorp ligt voor een groot deel in puin. Nog vechten daar echter onversaagd een handvol parachutisten tegen een overweldigende overmacht, nóg houden ze stand, lang zal het niet meer kunnen duren. Maar ze zullen hun huid duur hebben verkocht, de overwinning, die hun tegenstanders ongetwijfeld zullen behalen, zal een pyrrus-overwinning zijn.

    In de looppas passeren we de gevaarlijke zones in onze weg. Zo naderen we Rijnsburg. Hier horen we iets, van wat er elders in ons land heeft plaats gehad, hier horen we iets van Rotterdam. Hier verteld ons huilend een oud vrouwtje, dat Nederland zich heeft overgegeven, ze heeft het pas voor de radio gehoord. We lachen haar uit, zeggen haar, dat ze niet alle idiote praatjes voetstoots moet geloven. Nederland zich overgegeven.... onzin! Wij zullen nog wel tonen, dat Nederland zich nog lang niet heeft overgegeven of hoeft over te geven!

 

Omstreeks 18.00 werd overal het vuren gestaakt, aangezien C.-III Div. het neerleggen der wapenen had gelast.

*

 

Zoals uit het voorgaande blijkt, bleef de voorgenomen aanval op dorp Valkenburg achterwege. In de namiddag, omstreeks 15.00, wierp een Duits vliegtuig enige bommen op de zuidoostrand van Katwijk aan den Rijn in de nabijheid van de kalkzandsteenfabriek, welke bezet was door de 1e Sectie van 2-I-1R.l.
In de ovens van de fabriek werd met succes dekking gezocht tegen dit bombardement. Na het bombardement werden op 1500 m. ingenomen stellingen van de indringers door Lt. Guyt ontdekt. Na dit aan de cp van Cramer te hebben gemeld verscheen ter bestrijding hiervan een stuk van de 3e sectie van M.C.-II-4R.I. welke op de derde verdieping in stelling werd gebracht en waarmee vuur uitgebracht is op de opdringerige indringers.

*

 

Soldaat B. Borst die als krijgsgevangene op 14 mei bij boerderij Torenvliet opdracht van de Duitsers kreeg om twee graven te maken voor gesneuvelde Duitsers:

  • Twee Rode Kruis vlaggen wapperden vrolijk in het voorjaarszonnetje op een boerderij en een op een schuur. Nu begrepen wij dat die boerderij dienst deed als hospitaal dus een zgn. Veldlazaret. Wij verwonderden er ons over dat hier zoveel Duitsers rondliepen, allen kerngezond met hun wapens bij zich. Was dit een gewonde verblijf of een vesting? 
    "Komm mit". Met zijn makkers volgden ze de Duitser die hen een pioniersschopje in de hand drukte. Het was niet veel groter dan een kinderschopje. Achter de boerderij moesten twee kuilen gegraven worden. Het viel niet mee om met dat onhandige gereedschap de graszoden weg te spitten. Daarbij had de Duitser haast, ieder ogenblik kon het oorlogsgeweld weer losbarsten. Al gauw brak van het ene schopje de steel. Het werk kon daarna slechts door één man gedaan worden.

 

image-1

Duitse graven bij boerderij Torenvliet.

 

 
Lt. Beuker Andreae (C.-2-II-6R.A.) had van overste Buurman machtiging ontvangen om op gelegenheidsdoelen te vuren en merkte te 14.00 verspreide troepjes op van 2 tot 6 man, die zich verscholen in het schuurtje bij Torenvliet. Daar hij echter meende dat er een roode-kruis-vlag werd gevoerd vroeg hij instructies aan overste Buurman. Tot geluk van soldaat Borst kreeg bericht terug geen vuur te openen.....

*



Enige tijd daarna werd uit het dorp Valkenburg vrij veel mitrailleurvuur ontvangen, waarin overste Buurman, die wellicht een Duitse uitval verwachtte, de volgende maatregelen nam;

  • Hij droeg omstreeks 15.00 uur 2-II-6 R.A. op, Valkenburg en later de boerderij Zonneveld, onder vuur te nemen.

  • Hij liet kort voor 17.00 de 3e Sectie van 4 C.Mr. onder SMI van Vliet de verlaten stelling van de 1e Sectie dezer compagnie, die de aanval op Albertushof moest steunen, bij het tankstation bezetten. 

Het vuur uit Valkenburg werd beantwoord door deze mortiersectie, alsmede door enige sectiën zware mitrailleurs van M.C.-II-4 R.I. en door een sectie van 4-C.PAG. Door de 1e sectie van de MC is voortdurend vuur afgegeven op Duitsers die trachten de gedropte munitie bij het vliegveld te bergen. Daarvoor was in de kap van de korenmolen een uitkijkpost met telefoonverbinding gestationeerd welke eerst met de 1e sectie MC was verbonden en later met sectie PAG en mortieren waarmee de ligging van het vuur doorgegeven kon worden. 
De vijand deed echter geen poging uit te breken.

 

Overste Buurman:

  • Op de commandopost van mij was n.l. om 16.00 uur reeds bevel ontvangen om alle bevelen betrekking hebbende op de verdediging van de kust en die welke gegeven waren voor de versterking van het oostfront van de Vesting Holland te verbranden, hetgeen geschiedde. Dit gevoegd bij de schildering, die majoor Cramer gaf omtrent het door hem aanschouwde op de commandopost van den D.C. en de loopende geruchten (ook was zware brand gemeld in zuidelijke richting door de uitkijkpost) deed een neerslachtige stemming ontstaan, die echter tot de commandopost beperkt bleef.
     
    Om ongeveer 18.00 werd bevel ontvangen alle gevechtsacties te staken en de uitgezonden troepen terug te nemen. Kort daarop kwam de vraag van den D.C. waarom de artillerie nog vuurde, hetgeen niet het geval was met de batterij te Katwijk en wel afkomstig zal zijn geweest van III-6R.A., alwaar zoals later is gebleken, bevel was ontvangen, dat het infanterievuur moest ophouden (meededeeling van den Afd. C.).
     
    Om 18.30 uur kwam het bericht van den Kantonnementscommandant te Leiden, dat de wapenstilstand was gesloten, dat alle gevechtsbescheiden vernietigd moest worden en dat alle wapens onbruikbaar moesten worden gemaakt. Een klein getal, noodig tot het handhaven van de orde tot de komst van geregelde Duitsche troepen, mocht worden behouden. 
    Nederland had gecapituleerd.
    Iedereen was diep onder de indruk, men wilde de waarheid niet geloven. Ik belde persoonlijk den D.C. op en vernam bevestiging van Kapt. Meijer (Sectie1) het bericht uit diens mond, zekerheidshalve zond ik nog twee officieren om bevestiging te vragen. Ik gaf wijders bevel het vaandel te doen verbranden en mijn paard te doen afmaken.
    Daarna viel ik ten prooi aan een hevige zenuwcrisis.
      
    Aangezien intusschen bericht kwam, dat de officieren hun in eigendom toebehoorende wapens en paarden konden behouden, bleef het paard gespaard, twee eigen pistolen waren echter reeds vernield. Daarna kwam bevel de wapens intact te laten, zoodat het onbruikbaar maken ophield.
    Verscheidene officieren en manschappen weigerden aanvankelijk de strijd te staken en konden met moeite tot rede gebracht worden. De wapens en de munitie werden naar de loodsen op het schietterrein gebracht en bewaakt door I-4R..
    In den loop van den avond kwam eene deputatie van twee ingezetenen uit Katwijk om het regiment namens de burgerij dank te zeggen, hetgeen herhaald werd bij ondergaande zon op het kerkhof, waar ik en de toegevoegde officieren en vele minderen van den staf afscheid namen van de daar ter aarde bestelde kameraden.
    Het was de zwaarste dag van het militaire leven.

*****

 

Gevechtsgroep 1R.I.

II-1R.I.

De opstellingen van II-1 R.I. met toegevoegde wapens:

  • De cp. van majoor Tielrooy was gevestigd aan de rijksweg ter hoogte van Kp.12.

  • Van de 2e Compagnie onder Lt. Broersma;

    • de 1e Sectie, in de avond van 13 Mei teruggekeerd van de Haagse Schouw, rustte in een der gebouwen van de Maaldrift. 

    • de 2e sectie was op het vliegveld Ruigenhoek ter verdediging daarvan.

    • de 3e Sectie ter weerszijden van de brug over de Zijlwetering.

    • de 4e Sectie aan de trambaan west van Zuidwijk.

  • Van de 3e Compagnie onder Lt. Strabbing stonden de 3e en de 4e Sectie bij Landlust en verder westelijk voorbij de wegknik.

  • Van de M.C.onder kapt. Bloemhoff;

    •  stond één sectie in stelling aan de Oostdorperweg tussen de Ruigelaan en Bellestein.

    • en één sectie aan de Hogeboomse weg bij de driesprong te Maaldrift; 

    • de beide andere sectiën bevonden zich aan de rijksweg nabij cp. van maj.Tielrooy

  • Van 1 Bt.6 veld;

    •  stond een sectie in stelling bij de boerderij nabij de brug over de Zijlwetering; 

    • de andere sectie bevond zich bij Landlust.

  • De bij het bataljon ingedeelde 2e Sectie van 1 C.Mr.onder sgt. Bruining stond in stelling bij Landlust, terwijl van de sectie pag. van 1 C.Pag. één stuk nog in stelling stond aan de rijksweg nabij de cp. van Tielrooy en het andere stuk zich vermoedelijk nog nabij Oostdorp bevond, waarheen het reeds op 12 Mei met de sectie van 2-II-1 R.I. was vertrokken.

Majoor Tielrooy, die het nieuwe frontlijngedeelte aan de Oostdorperweg wenste te versterken, droeg C.-2e Comp. op, de ruïne aan de Ruigelaan (nabij de Kaswetering) door twee groepen te doen bezetten, alsmede Bellestein en een boerderij 100 m noordoost daarvan elk door één groep.

Vóór de afmars moest munitie en wasgoed worden ontvangen. Vervolgens moesten handgranaten en grondlappen worden uitgereikt. Een en ander kostte vrij veel tijd en, aangezien er op dit frontgedeelte volkomen rust heerste, achtte Tielrooy het verantwoord, de aangewezen groepen (twee van de 4e Sectie en twee van de 3e Sectie van de 2e Comp.) daarna eerst nog de warme maaltijd te doen nuttigen, welke omstreeks 12.00 gereed zou zijn.

Intussen had maj. Tielrooy de 2e Sectie van 1 C.Mr. reeds in stelling laten komen aan het noordwestelijke uiteinde van de Hoogeboomse weg met opdracht in te schieten op Albertushof en de boerderij zuidwest daarvan, waarmee omstreeks 11.00 werd begonnen.

De regimentsarts, res. off. van gez. 1e kl.  A. L. Oosterhuis keerde voor 10.00 terug naar het duinterrein bij de Wassenaarse Slag om eventuele Nederlandse en Duitse gewonden in ontvangst te nemen en schreef in zijn verslag;

  • 'Op heden, 14 mei, begaf ik mij met 2 ziekenauto's naar de afgesproken plaats en nam 7 gewonden in ontvangst, n.l. 6 Hollanders en 1 Duitscher. Bij deze gelegenheid was dezelfde Duitsche collega weer aanwezig en maakte ik kennis met de Duitsche overste. Om 9.30 was ik opgebeld door den divisiearts, die mij mededeelde, dat het de uitdrukkelijke wensch was van den legerkorpscommandant, dat het vuren voor ons na 10.30 weer zou beginnen. Daar het overladen der gewonden tijd vorderde, begon het Hollandsch vuren juist, toen we gereed waren voor de terugtocht. De mitrailleurkogels kwamen op geen 2 m. afstand van ons neer, tegen een ijzeren hekje. In een eenigzins te snel tempo reden we terug en werden de gewonden op dezelfde plaats als gisteren afgeleverd.'

 

Omstreeks 12.00, toen de tirailleurgroepen nog niet naar de frontlijn waren vertrokken, werd de sectie zware mitrailleurs tussen de Ruigelaan en Bellestein verrassend onder vuur genomen. Enige tijd later vermeende men vijand waar te nemen op de linker flank, hetgeen tengevolge had dat het linker stuk door de bedieningsmanschappen werd verlaten. De sectiecommandant begaf zich daarop met spoed naar de sgt. Bakker (SC3-2-II-1 R.I.) bij de brug over de Zijlwetering, gelastte een groep dezer sectie hem te volgen en keerde daarmee terug naar zijn sectie, waarna de paniekstemming werd bezworen en het linker stuk weer werd bemand.

C.-2e Sectie van 1 C.Mr., die stellingverlating had gelast omdat de sectie geen beveiligende infanterie vóór zich had, meldde zich op de cp. van C.-II-1 R.I. en keerde niet naar de stelling terug.

Majoor Tielrooy nam daarop de volgende maatregelen.

  • Hij liet de aangewezen groepen van de 2e Compagnie per vrachtauto oprukken naar het noordwestelijke einde van de Hoogeboomse weg, waarheen hij tevens de sectie pag. liet verplaatsen.

  • Ook deed hij de sectie zware mitrailleurs bij de driesprong noordwest van Maaldrift oprukken naar de driesprong zuidoost van Bellestein.

  • Van de groepen der 2e Compagnie moesten twee onder een officier stelling nemen aan de Ruigelaan en zuidwest daarvan, ter dekking van de rechter sectie zware mitrailleurs; de overige twee groepen onder een sergeant moesten de boerderij Bellestein bezetten en daardoor de nieuw aangekomen sectie zware mitrailleurs beveiligen.

Tijdens deze verplaatsing werd vrij hevig vuur ontvangen, waardoor een zware mitraillist van de rechter sectie dodelijk werd getroffen. De bevolen opstellingen werden echter bereikt en ingenomen.

Vrijwel onmiddellijk nadat Tielrooy bovenstaande maatregelen had bevolen (omstreeks 13.00), ontving hij opdracht zich te melden op cp.-C.-III Div. te Oegstgeest.

Hij gaf het commando over aan kapt. Bloemhoff (C.-M.C.-II-1 R.l.) en droeg deze op, het terrein tussen Ruigelaan en de weg langs Bellestein van vijand te doen zuiveren, waartoe ook de 1e Sectie van 2-II-1 R.I., versterkt met zo veel mogelijk zware wapens, moest worden ingezet.

Bloemhoff gaf aan deze opdracht een begin van uitvoering door de ruïne, waar vijand werd vermoed, onder vuur te laten nemen door een stuk pag. en haar daarna door een luitenant met één groep te laten bezetten. De ruïne werd verlaten bevonden, maar de groep geraakte onder vuur en trok terug naar de driesprong.

Omstreeks 15.00 keerde maj. Tielrooy terug van de door C.-III Div. gehouden bespreking.

Hij gelastte de gereedstelling van de aanvalstroepen achter de Kaswetering en wel met de twee daar reeds aanwezige groepen van 2-II-1 R.l. á cheval van de Ruigelaan en met de nog aan te trekken 1e Sectie van deze compagnie ter weerszijden van Bellestein. Zowel aan de groepen op de Ruigelaan als aan de sectie bij Bellestein werd een stuk pag. toegevoegd.

De uitgangsstelling moest om 17.00 zijn ingenomen.

Na een inleidende beschieting door een batterij van III-6 R.A., zou worden opgerukt tot de kunstweg Rijksdorp-De Pan, waarbij Albertushof en de zuid daarvan gelegen boerderijen moesten worden vermeesterd. Het moment van aanval zou kenbaar worden gemaakt door het staken van het artillerievuur gedurende drie minuten en het daarna afgeven van twee duidelijk gescheiden lagen van vier schoten.

Op de cp.-III Div. kreeg majoor Schwing (C.-III-6 R.A.) opdracht voor het uitvoeren van een inleidende beschieting, aanvangende 17.00, op de kunstweg Rijksdorp - De Pan, vanaf de snijding met de Ruigelaan tot 500 m naar het zuidwesten. majoor Schwing ontbood tijdens de bespreking kapt. Walta (C.-2-III-6 R.A.) en droeg deze op, een stelling te verkennen ter hoogte van de kunstweg Haagse Schouw - Wassenaar, zuid van de Maaldrift, hoofdrichting noordwest, en met spoed zijn batterij daarheen te zenden.

Aangezien Schwing wist dat de verplaatsing door Leiden veel moeilijkheden zou opleveren tengevolge van de vele barricades, vroeg en verkreeg hij toestemming om over de Haagse Schouw te marcheren, waartoe de ophaalbrug aldaar zou worden neergelaten. Tijdens de voorbereiding voor de afmars verschenen talrijke vliegtuigen boven het stellingterrein te Oegstgeest, waardoor het vertrek werd vertraagd.

Omstreeks 15.00 kwam Walta terug op de cp.-III Div. en berichtte hij, dat de weg naar Haagse Schouw door bomen was versperd. Het bleek echter, dat deze bomen gemakkelijk op zij konden worden getrokken, zodat Walta opnieuw bevel ontving zijn opdracht snel uit te voeren. Door een en ander was het 17.30 geworden voordat de 2e Batterij in stelling stond, zodat het tijdstip van aanvang der inleidende beschieting moest worden gewijzigd van 17.00 in 18.00.

Om 17.40 was de batterij tot vuren gereed.
Om 17.50 werd bericht ontvangen dat het vuur niet mocht worden geopend.
Nadat inlichtingen waren ingewonnen, werd het bevel tot het neerleggen der wapenen bekend gemaakt.

*****

 

De Haagsche Schouw.

22e Dep. Bat.

De kapt. Tonnet deelde majoor Mulder tegen de avond het bericht van de overgave mede, wat hij niet aannam, daar evenals de vorige dagen, noch de Groep Leiden, noch de IIIe Divisie, noch het eerste Legerkorps Mulder enige tijding deed toekomen. Al die dagen heeft Mulder in Rijnsburg praktisch geheel zelfstandig moeten handelen. Overste Sieperda bevestigde Mulder echter het bericht, waarop hij zijn troepen verzamelde, de wapens en munitie overgaf aan Kapt. Tonnet, die in Rijnsburg bleef en zich weer bij C.II Depot Infanterie te Leiden vervoegde.

10e Depot Bataljon.

Deze dag werd een patrouille vrijwilligers onder leiding van sergeant Silfhout met acht man per motorbootje uitgezonden. Deze patrouille had tot doel enkele huizen en begroeide terreinstroken langs de Rijn te doorzoeken en eventueel te zuiveren. Het motorbootje was met stalen platen en stenen vrijwel kogelvrij gemaakt. Bij deze patrouille werden de sergeant en soldaat K.Muis gewond.

*****

 

III-4R.I.

Nog steeds lagen de twee secties van III-4R.I. in de stellingen nabij de Katwijkse watertoren. 

Pater de Boer;

  • We wisten niet positief, hoe de zaken stonden. Ten opzichte van onze strijdverrichtingen voelden we ons niet zo gedrukt als de vorige dag. De radio werkte onrustig, voortdurend werden hier en daar zoveel en zoveel vliegtuigen gesignaleerd, maar in onze buurt heerste den zeker optimisme.
    We zijn naar de duinen getuft om de soldaten in de daar gegraven stellingen op te zoeken. Van den Overste kregen we opdracht Majoor Mallinckrodt op te snorren en naar het regimentsbureau te sturen. Al die dagen was hij in de weer geweest en nu nog hadden we de grootste moeite hem te overtuigen dat hij gaan moest. Eindelijk deed hij het.

Lt. van Kessel;

  • Wij zien hem kaarsrecht weggaan en na eenigen tijd gebogen terugkomen, Het is, of hij in het laatste half uur 10 jaar onder geworden is. Er moet iets vreeselijks gebeurd zijn! Aan den rand van den kuil gekomen, waarin hij deze 41/2 dag gewoond heeft, zegt hij tegen ons: "Het is afgeloopen. We moeten ons overgeven, Roep de soldaten maar bij elkaar." 
    Spoedig, als een loopend vuurtje, verspreidt zich het gerucht, "Allen naar den bataljonspost!"
    Daar komen ze. Ongewasschen, half vervuild, met baarden van 5 dagen, De oogen liggen diep in de kassen, maar allen hebben hun geweer in de vuist. De Majoor gaat op den rand van den kuil staan, Het nieuws dringt maar langzaam in onze hersenen door.

Dpl. soldaat J. Herbert, 3s-MC-III-4R.I.

  • Dan zien we de majoor komen. We zijn nieuwsgierig of er nog iets bijzonders is. Het is helaas een zware tijding. Werpt de wapens maar neer, zo zegt hij, we zijn verraden en de regering is gevlucht. En dan houdt hij een korte toespraak en gedenkt daarbij onze gevallen kameraden. Gezamelijk zingen we voor het laatst het Wilhelmus. Dan slaan we de wapens in puin totdat ze allen onbruikbaar zijn. De strijd is afgelopen, menig soldaat heeft zijn leven gegeven. Het is een felle nutteloze strijd geweest die niet heeft mogen baten.

Mallinckrodt en zijn staf liepen op hen toe. "Het wordt tijd dat we eens afgelost worden", grapten enkele soldaten tegen elkaar. De majoor zag er vermoeid uit en reageerde verbitterd. "We zijn verraden!". De soldaten keken op, "Dat kan toch niet?". Mallinckrodt vloekte hartgrondig," Jongens, ik heb zelf de stem van de opperbevelhebber gehoord, het hele leger heeft gecapituleerd!". Zo sprak hij even later de hele compagnie toe;

  • Jongens.....
    De Koningin is met de regeering naar Engeland overgestoken....
    Rotterdam is gebombardeerd.....
    De Opperbevelhebber heeft gelast de wapens neer te leggen....

Lt. van Kessel;

  • Eén van ons maakt een flauwe tegenwerping, "Kan het geen krijgslist zijn?" "Er is toch gezegd, dat een bericht van overgave altijd valsch zou zijn!"
    Met een welsprekend schouderophalen trekt de Majoor zijn pistool uit het foudraal en werpt het moedeloos in den kuil. Een oogenblik is het doodstil. 
    Dan bekruipt ons allen een gevoel van diepe, intense schaamte. Schaamte, dat we het nog geen 5 dagen hebben kunnen houden. Iedereen springen de tranen in de oogen, tranen, die strepen trekken in het vuil van de gezichten. Sommigen barsten in snikken uit....

    Dan regent het geweren, bajonetten, pistolen, dolken en zelfs trommelstokken van den tamboer in den kuil, het pistool van den majoor achterna. Het is ons, of we, met onze wapenen, tegelijk de eer van ons volk begraven.
    De mannen van "Dappere ongehoorzaamheid", "Geen man en geen cent", Verduiveld mooie muiterij op de Zeven Provinciën", "Kerk en Vrede" hebben hun doel bereikt. We hebben nu "eenzijdige ontwapening" en "gebroken geweertjes";....
    Dan neemt de Majoor weer het woord. Hij verzoekt ons ieder jaar op deze plaats onze dooden te komen herdenken, Dat beloven we allen, van Kapitein tot soldaat. Daarna treden we aan en marcheeren langs den watertoren en over den Cantineweg naar Katwijk terug,..... 

De wapens werden onklaar gemaakt en daarna begon een stille tocht naar het weeshuis. Het laatste stuk door een haag van Katwijkers.

Dpl. soldaat J. Herbert;

  • Dan verzamelt de majoor allen overgeblevenen want er ontbreken er veel en marcheren wij af naar Katwijk. Stil en doods. Er wordt geen woord gesproken. Langs de straat staan overal menschen te praten. We passeren barricades van omvergeworpen wagens en allerlei andere rommel. Behoorlijke barricades. Als eventueel de vijand hier binnen had moeten trekken, dan hadden zij op een krachtige tegenstand gestoten. Hier en daar worden wij hartelijk toegeroepen, doch wij zwijgen. Stil gaan wij verder tot wij op de plaats van bestemming aan gekomen zijn. Degene die hier kennissen heeft kan er naar toe gaan als hij de andere dag om negen uur maar terug is. Ik ga zelf ook naar huis toe en daar slaap ik mijn eerste rustige nacht. Af en toe schrik ik nog wel wakker doch verder rust ik heerlijk uit.

Het bericht van de capitulatie enige uren daarna, wordt door de militairen in de stellingen verschillend ervaren, sommige vervielen tot razernij, anderen waren slechts bedroefd maar er was ook opluchting. De meeste Valkenburgers voelden het als een bevrijding. Ook de meerderheid van de krijgsgevangenen dacht er zo over.

Het tragische bericht werd door de meesten in twijfel getrokken. Men vond het onmogelijk. Geweren werden stuk geslagen, ridderorden afgetrokken, riempjes van helmen stukgebeten. Revolvers moesten uit de handen gerukt worden en een berg patronen werd opgestapeld op de speelplaats van de kleuterschool. Stoere kerels stonden te huilen.
Namens overste Buurman sprak de regimentsaalmoezenier de mannen toe. De overste en soldaten zijn naar het kerkhof gegaan, naar de gesneuvelden. Daar kwam een deputatie burgers van Katwijk aan om de overste en het regiment te danken. 
Overste Buurman kon, oververmoeid als hij was, voor het eerst na vijf dagen gaan slapen waarvoor hij van de dokter nog een slaapmiddel kreeg.

**

 

Het dorp Valkenburg.

Krijgsgevangen soldaat B. van Hemert van III-4R.I. schreef op de 14e in de garage van Poot:

  • Leef nog steeds en ben gezond, doch wederom slecht geslapen, daar de nachten koud zijn en we geen bedekking hebben, zoo op de cementen vloer liggen. Ik bemachtig een sigaar en een stukje kip... Hoera, om negen uur krijgen we brood. Het is wel niet veel, maar het stilt de honger enigszins. Twee uur: een fles inmaak snijbonen delen onder vijfentwintig man! We maken ruzie om het nat. Hoe lang nog?

Huzaar J. van der Zon, 3-2-1RHM, ook in de garage van Siem Poot:

  • Op de vroege ochtend van de 14e mei 1940 sloeg er door de Westelijke achterwand van de garage Poot, waar we gevangen zaten, door een halfsteens muur nog een artillerieblindganger van onze eigen artillerie naar binnen. Dit gaf een flinke paniek onder de gevangenen. Ik zelf, een gevangen genomen luitenant en nog een burger hadden ons geregeld opgehouden bij de gesloten garagedeuren om indien mogelijk te ontvluchten. We observeerden de granaat, die niet was ontploft en besloten hem naar buiten te brengen. Alle Hollandse gevangenen dromden in dekking samen in de uiterste hoek van de garage. De burger onder ons drieën stond er op om dit karwei te klaren, "dat ben ik jullie minstens verschuldigd" was zijn reactie.

Jac. v.d. Zwart, inwoner van Valkenburg:

  • Ik werd erg licht in mijn hoofd en dacht: ik ga stilletjes naar buiten om wat op adem te komen. Zo lag ik dan om 2.30 uur in de nacht buiten tegen de dijk aan in de dauw, waar ik geweldig van opknapte.  Ik luisterde almaar of ik de Duitsers kon horen, die zich aan de overkant van de weg bevonden. Maar ik hoorde niets. Dit verwonderde mij zo, dat ik nieuwsgierig werd en mij telkens op mijn buik in hun richting vooruit bewoog. Dan lag ik weer goed te luisteren met mijn oor op de Straatweg. Ik hoorde weer niets en schoof dan weer een eindje vooruit, totdat ik eindelijk over de dijk heenkeek, waar de Duitsers achter gelegen hadden. Ik zag ze nu niet, zodat ik kon vaststellen, dat ze achteruit getrokken waren. Zij hadden een hoeveelheid spullen achtergelaten. Ik kroop nu vlug op hand en voeten naar huis terug en ging naar Gerrit Bol om hem te zeggen dat de Duitsers weg waren.  Ik vroeg hem of hij meeging om een emmer spinazie te gaan snijden. Dichtbij stond een heel veld spinazie die er nodig af moest. Hij was dadelijk bereid en Dik de Vries ging ook mee. 
    Met een grote emmer kropen we over de weg en zo vanuit de greppel zaten zij met z'n drieën spinazie te snijden. Ik stelde voor dat ik even zou gaan staan, om te zien of ze op mij zouden schieten. Dit verliep goed want er werd niet geschoten. Nu nog even langer geprobeerd en dat ging ook goed, want er werd weer niet geschoten. Nu waren wij klaar, wij gingen naar de sloot en vulden emmers met water om te spoelen, wat dat moesten wij doen van de vrouwen. 

    Nu kregen we eindelijk frisse lucht in ons huisje. De blinden werden geopend en de ramen opengezet. Dit deed de gewonden enorm goed. Nu werd er aan gedacht om het een en ander op te knappen. De dekens werden uitgeklopt, de vloer geveegd hetgeen een geweldige verbetering gaf. Zo waren wij buiten druk bezig met het kloppen van de kleden, toen er opeens op ons geschoten werd. De gewonden waren toen zo bang, dat alles weer dicht moest. Dit schieten kwam uit de richting van de Slotlaan, waar de Duitsers nog waren. Maar Gerrit Bol en ik waren niet zo bang, we gingen dan ook, ieder met een wit vlaggetje in de hand, de Rijnkant afzoeken. We wilden zien of er soms een schuit lag, waar we allen mee naar de overkant konden komen. Er lag evenwel niet anders dan een gezonken roeiboot, zodat dit tevergeefs was. We zagen geen levend wezen in de gehele omtrek.

    Toen we aan de Straatweg stonden te kijken, kwam tot onze grote verwondering van de kant van de Haagsche Schouw, een juffrouw op de fiets aangereden. Wij ondervroegen haar natuurlijk. Het bleek dat zij van Wassenaar kwam fietsen om te Katwijk bij het Rode Kruis te gaan werken. Het verbaasde ons geweldig en wisten niet hoe het mogelijk was, dat zij zover met de fiets gekomen was. We besloten dadelijk dat er een met haar mee zou gaan naar Valkenburg om brood en vlees en zo mogelijk hulp voor de gewonden te gaan halen. We grepen een fiets, waarvan er wel 4 of 5 aan de kant lagen, en vroegen aan Henk Ravensbergen of hij mee wilde gaan naar het dorp. Deze durfde eerst niet erg, tenslotte reed hij toch mee. Dat dit de blijdschap bij ons verhoogde, valt licht te begrijpen. Ook de gewonden lagen om hulp te roepen door de geopende vensters. 

    Er ging een uurtje voorbij toen Jo Rhijnsburger, die ook even buiten was, iets had zien bewegen aan de overkant van de Rijn. Zij meende dat het een mens w as, hetgeen ze ons mee deelde. Gerrit Bol en ik gingen nu weer ieder met een wit vlaggetje in de hand zwaaiende en roepende naar de Rijnkant. En ja waarlijk, daar liet zich een soldaat aan de overkant bij het huis van Giel Verhaar zien. Wij riepen Holland - Holland! Help ons. Zo zwaaiden en schreeuwden wij maar door. De Hollandse soldaten richten wel hun geweren op ons maar schieten deden zij niet. Daar kwam een luitenant naar de Rijnkant en hij nam ons van over het water een scherp verhoor af. Hij vroeg hoe wij hier kwamen en of er nog Duitsers waren. Nadat wij een en ander verschillende malen uiteengelegd hadden en om hulp gevraagd hadden, moesten wij met onze handen in de hoogte blijven zitten. Er werd een soldaat aan de Rijnkant gezet met het geweer in de aanslag op ons gericht. Intussen werd het huis en de kassen van Giel Verhaar onderzocht. Ook kwam er een luitenant dokter langs de waterkant. Ook aan hem moesten wij alles vertellen. En ja hoor. Daar kwamen twee luitenants met een boot naar ons toe. Wat waren wij blij. Ze wilden patrouille gaan lopen, achter elkaar. We wezen er evenwel op, dat er geen Duitsers meer in de buurt waren. Behalve dan de 5 die bij ons waren, maar die hadden geen wapens bij zich. Ik stelde voor, dat ik wel vooraan zou lopen met Gerrit Bol en daar achter de soldaten. En dat gebeurde. 

    We geleidden ze naar het huisje en toen was de taak aan de luitenant. Eerst ging men naar de Duitse soldaten, die krijgsgevangenen werden verklaard. De dokter ging in huis om zich met de gewonden op de hoogte te stellen. Toen hij een kort onderzoek had ingesteld verklaarde hij, dat de toestand vreselijk was. Hij vroeg mij om planken om de zieken naar de schuit toe te brengen, want ze moesten zo vlug mogelijk naar een ziekenhuis vervoerd worden. De blinden van de ramen werden er afgenomen en twee ladders waren beschikbaar om als draagbaar dienst te doen. De gewonden die nog lopen konden liepen zelf naar de schuit. De ander werden naar de schuit gedragen. Dat ging alles heel vlug in zijn werk. De luitenant vroeg waar de munitie was. Dat werd door hem als oorlogsbuit in beslag genomen, waar hij zeer blijde mee was. Het was nog een hele voorraad die de Duitsers achter gelaten hadden. Alles brachten wij in de schuit. 

    De vrouwen die niet gewond waren, mochten langs de Straatweg naar de Haagsche Schouw lopen. Dit aanvaardden zij gretig. Maar even over de Wassenaarsebrug gekomen werden ze gezien door de Hollandse soldaten, die niet zoetsappig tegen hen waren. De geweren werden op de vrouwen gericht, waarna een angstig geschreeuw ontstond. Ze kregen toen te horen dat ze met de handen in de hoogte verder mochten lopen, na eerst goed ondervraagd te zijn. Daarna ging het gemakkelijker en zo kwamen zij bij B. de Koning aan de Haagsche Schouw. Vele ontmoeten daar hun mannen, die de oorlogsdagen daar doorgebracht hadden.

    Nu gaan we terug naar de gewonden. Die zijn inmiddels in de schuit gebracht. Ze liggen allen naast elkaar dwars in de schuit, zodat deze geheel vol is. Die nog konden lopen, zaten boven op de roef. Ook Mien Meurs is hierbij. Zij gaat ook mee naar Leiden. O was dan alles in de schuit geladen, ook de munitie die buit gemaakt was. Nu geeft de luitenant orders, dat de manspersonen die niets mankeren de weg af kunnen lopen naar de Haagsche Schouw. Er wordt op gewezen, dat we niet met de handen in de zakken moeten lopen en niet te dicht op elkander. Zo zakt de schuit vol bepakt zachtjes naar de overkant van de Rijn, om de gewonden vervolgens per ziekenauto naar het ziekenhuis te vervoeren. De mannen begeven zich nu naar de Haagsche Schouw. De Wassenaarsebrug genaderd zijnde wordt ons door de Hollandse soldaten toegeroepen dat we met de handen in de hoogte verder kunnen komen. Hier geven wij onmiddellijk gehoor aan. 

    Even over de brug is een barricade over de weg gemaakt. Er staat er een militaire auto dwars over de weg en vlak daarachter liggen een menigte motorfietsen dwars over elkander heen. Even daar achter, bij H. Verhaar zijn de Hollandse soldaten, die ons ook ondervroegen, en dan verder lieten gaan tot de woning van P. Verboom. Daar was een hele menigte soldaten die ons weer ondervroegen. Wij werden ook nog in verhoor genomen door een kapitein. Daar we erge honger hadden vroeg ik de kapitein of hij ook iets voor ons te eten had. Het antwoord was bevestigend. Hij ging zelf mee en bracht ons naar de R.K. kerk aan de Haagsche Schouw. Daar werden we, in het gras liggende, verzorgd met koffie en brood. Daar hebben we in de schuilgaten tussen het hout met de soldaten liggende, omdat het telkens luchtalarm was, heerlijk gegeten en gedronken. Vervolgens zijn we verder gegaan en bij B. de Koning aangeland. We zijn daar geëvacueerd met 19 personen. Wanneer ik nog terugdenk aan die moeilijke eerste dagen in de woning van de familie Langeveld, dan moet ik eerlijk bekennen, dat wij wonderlijk gered zijn. Al hadden wij vele boden uitgezonden om hulp, het mocht ons toch niet gelukken om voor dinsdag 14 mei om 2 uur in de middag te vertrekken. Van onze boden die wij uitgezonden hebben, heb ik nog niets gezegd maar ik wil daar toch niet van meedelen. 

*

Verslag Res. Kapt. von Hemert (C. Depot Afd. R.A.) op 14 mei te Oegstgeest :

  • Omstreeks 18.50 uur het bericht ontvangen "ophouden te vuren" en dit aan de Commandanten der beide Depot-btn. doorgegeven.
    Daar van Duitsche zijde nog onophoudelijk werd doorgevuurd, dit aan C.-IIIe div. gemeld.
    Hij verzocht mij, indien dit mogelijk bleek, naar de Duitschers te gaan en den Commandant te verzoeken eveneens met vuren op te houden.
    Daartoe per motor_zijspan met een wachtmeester als motorrijder en voorzien van een witte vlag van Oegstgeest over "Groenesteeg", Leidschenweg Rijnsburg, Katwijk a/d Rijn, naar de noordelijke ingang van Valkenburg gereden, alwaar eene barricade was opgeworpen en eenige met handgranaten en automatische handvuurwapenen gewapende Duitsche soldaten en een officier zich vertoonden.

    Aldaar aan den Officier mijn bericht overgebracht en geblindoekt naar een Comp.C. gebracht in een kelder binnen het dorp. Aldaar wederom mijn bericht herhaald.
    Nadat mij was verzocht dit bericht op papier te stellen en het stuk te ondertekeenen werd ik enkele minuten later verzocht bij den Duitsche Commandant te komen.
    Daar deze, dien middag, was gewond, werd ik bij hem geleid en vond ik hem liggende tusschen een aantal andere gewonden in een andere kelder.
    Aldaar vroeg hij mij o.m. of het mogelijk ware enkele zwaar gewonde Duitsche en Hollandsche soldaten direct naar een hospitaal te evacueeren, daar zij onmiddellijk chirurgische hulp behoefden.
    Nadat ik hem had geantwoord dat ik zeker dacht dat zulks zou worden toegestaan werd overeengekomen dat ik een Duitsch officier als parlementair naar C.-IIIe Div. zou begeleiden, teneinde eene zoodanige regeling met spoed tot stand te brengen.
    Omstreeks 19.30 uur bij C.-IIIe Div. aangekomen vernam ik dat het Nederl. Veldleger gecapituleerd had.
    Aan de Duitschen Officier werd onmiddellijk hulp toegezegd en vertrok hij direct daarop, in gezelschap van enkele Hollandsche Officieren van Gezondheid.

 

In het hospitaal lagen 115 gewonden. Voor de EHBOers was er handen vol werk te doen. Een geblinddoekte Nederlandse officier werd binnen geleid. Hij verbleekte bij het aanzien van de ellende. Hij werd rondgeleid door het dorp. Een uur daarna hoorden de gewonden en de gijzelaars van de capitulatie. Tegen de middag kwamen de rode kruis auto's. Patiënten werden vervoerd naar ziekenhuizen in Leiden, Noordwijk, Katwijk, Rijswijk en Voorburg.

**

 

Afvoer van Duitse krijgsgevangenen naar Engeland.

BRON : Lt.Kol. E.H. Brongers.

 

Op de 14e mei bevonden zich nog steeds vele gevangen genomen Duitsers in den Haag. Er was daarom besloten wederom een trein naar IJmuiden te sturen. Ditmaal werd de 1e luitenant der Koninklijk Marechaussee A.JF.M. Egter van Wissekerke met het transport belast. Voor begeleiding en bewaking kreeg hij een detachement marechaussee mee.

De Duitsers in het KLM-gebouw had men ondertussen bij hun lotgenoten in de Oude Alexanderkazerne gevoegd. Vervolgens werd de gehele afdeling, ter sterkte van 277 niet geregistreerde krijgsgevangenen, onder leiding van de genoemde luitenant naar het station Hollands Spoor afgemarcheerd.

In de Nieuwe Frederikkazerne waren volgens een bewaard gebleven lijst met namen en rangen, precies 176 Duitsers ondergebracht. Slechts 62 van hen, onder wie alle officieren, arriveerden eveneens op het station. Alle overigen hadden niet levensgevaarlijke schotwonden opgelopen en waren na in hospitalen te zijn verbonden naar laatstgenoemde kazerne doorgestuurd. Daar medische nabehandeling gedurende het transport niet kon worden verzekerd, liet men ze achter. Na de capitulatie zijn ze voor verdere verzorging wederom opgenomen.

De meesten in het Centraal Hospitaal St. Antoniushoeve in Voorburg; een kleiner aantal in de gemeenteziekenhuizen en het militair hospitaal. Op het station werd door de Duitse officieren weer heftig geprotesteerd.

Ze zagen niet in waarom ze nu weer verplaatst moesten worden; de oorlog zou immers toch snel afgelopen zijn. Luitenant Egter van Wissekerke kapte dit af met de mededeling, niets met hun verhalen te maken te hebben: ze hadden maar te doen wat bevolen werd.

Omstreeks 16.00 u. kwam de trein met de 339 krijgsgevangen op het station in IJmuiden aan waarna de Duitsers onmiddellijk werden geëmbarkeerd a/b van de Texelstroom.

Voor de overtocht naar Engeland had men het s.s.Texelstroom van de Hollandse Stoombootmaatschappij bestemd. In die bewogen namiddag van de 14e mei vond het terreurbombardement op Rotterdam plaats. Ook Utrecht was met verwoesting bedreigd. Het leidde uiteindelijk tot generaal Winkelmans besluit de strijd te staken. Dit laatste werd om 16.50 uur per telexbevel aan de ondercommandanten bekend gesteld.

Volgens het verslag van A.J.E. Lefering, de gezagvoerder van de Texelstroom, lag men nog te wachten toen een kapitein van het Algemeen Hoofdkwartier hem zei dat het schip, met of zonder krijgsgevangenen, om 17.00 uur moest vertrekken. In zijn boek 'Geschiedenis van de Nederlandse Koopvaardij in de Tweede Wereldoorlog' geeft K.W.L. Bezemer de volgende beschrijving van wat er daarna gebeurde: 

  • De kapitein van de Landmacht herhaalde: "Wij moeten weg, Winkelman heeft gecapituleerd." Dit weigerde Lefering te geloven, waarna hij de officier de noodlotstijding in het bijzijn van zijn 1ste stuurman liet herhalen. Toen de kapitein nogmaals nadrukkelijk zei dat er was gecapituleerd, zwichtte de gezagvoerder van de Texelstroom en vertrok. Na voorzichtig manoeuvreren werd de open zee bereikt en op dat ogenblik verscheen een marinesloep met de order terug te keren, omdat de krijgsgevangenen toch waren gearriveerd. Het was de laatste groep, een 3 á 400 man Duitse parachutisten, onder marechausseebewaking per extra trein uit Den Haag weggestuurd.

Een Engelse officier wijst in Dover een krijgsgevangen Duitser van IR47, die juist van de Texelstroom afkomt, waar hij zich moet opstellen. Op het schip één van de Nederlandse militairen van het bewakingsdetachement.

 

Kort fragment, deels in kleur, van de debarkering van Duitsers vanaf de Texelstroom in de haven van Dover.

De Atjeh, met stuurman W.Soolsma aan boord, sleepte de Texelstroom de haven uit.
Zo kon ook dit laatste transport aan boord worden gebracht. Ná de capitulatie, waarvan luitenant Egter van Wissekerke echter niets had vernomen. Hij hoorde dat pas toen hij met zijn marechaussees op de terugweg was naar Den Haag. Met enkele Duitsers had hij moeilijkheden gehad omdat ze niet aan boord wilden, maar de dreigende karabijnen van de marechaussees hadden hen spoedig op andere gedachten gebracht. Voor de bewaking op het schip was een detachement van ongeveer 40 man kustartillerie aangewezen onder commando van res.-kapitein mr. R.P.J. Derksema (Chef Staf der Artillerie).

Volgens Bezemer was de Texelstroom eerst omstreeks 19.00 uur weer in zee. Even later werd men vanuit de lucht met mitrailleurvuur aangevallen. Het koste één gewonde. In de vroege morgen van de 15e mei was de overtocht met 553 mensen aan bewakingspersoneel, vluchtelingen, bemanningsleden en krijgsgevangenen naar Dover via de rede van Downs voltooid. 

*

Over de Texelstroom dient nog voor de volledigheid het volgende vermeld te worden.

Bezemer :

  • In de ochtend van 14 mei lag de Texelstroom in een hoek van de haven van IJmuiden, doch kon niet zonder sleepboothulp vertrekken (Atjeh. F.O.). Tijdens het manoeuvreren in de haven en tijdens het innemen van Duitsers werd het schip bestormd door burgers, volgens de gezagvoerder voornamelijk Joodse.
    "Zelfs op het laatste ogenblik", schreef de gezagvoerder, "toen het schip al los was, zag ik nog dat er kinderen en vrouwen door de soldaten aan boord getrokken werden, elk moment vrezend dat ze tussen de steiger en het schip zouden vallen. En hoevelen zullen er nog te laat gekomen zijn? Veel, heel veel ging er in die ogenblikken in mij om, maar ook mocht mijn gevoel niet laten werken, ik liet zelf immers ook zoveel achter wat mij lief en dierbaar was"

Nog geen tien maanden later lag de Texelstroom met zijn gezagvoerder op de bodem van de Atlantische Oceaan. 

*

Van de krijgsgevangenen die opgenomen waren in de Leidse ziekenhuizen, en zodanig gewond waren dat zij niet afgevoerd konden worden, zijn opnamelijsten bewaard gebleven. Waarschijnlijk, gezien het gebruik van de Duitse taal, waren zij door de nieuwe machthebbers opgesteld. Het meest voorkomende veldpostnummer in deze lijsten was 18705 voor 47IR. Van vliegend personeel was dat 627490. Negen overleefden het ziekenhuis niet. Eén gewonde kwam niet uit de buurt, bij zijn naam stond vermeld, Pantzer Abwehr 227.
Opgenomen, en dus krijgsgevangen gemaakt, waren 147 man:

Academisch Ziekenhuis te Leiden: 66.
St. Anna kliniek te Leiden: 7.
St. Elisabethziekenhuis te Leiden: 44.
Diaconessenhuis te Leiden: 30.

Over het aantal Duitse gewonden, die door de Duitsers aan de Wassenaarse Slag aan de Nederlanders zijn overgedragen en naar verpleeginrichtingen in Wassenaar en Den Haag zijn overgebracht is (nog) niets bekend.

 

13 mei  |  15 mei.  >