EHBO verpleegster Valkenburg .
          
    
      Mijn littekens zijn mijn eretekens!
          "Wat wisten wij nou van oorlog? We hadden er toch niet het
          flauwste benul van?
Ik werkte op de tiende mei 1940 als tweedejaars op Heelkunde in het
          Academisch Ziekenhuis Leiden. Negentien was ik. Op tien mei kreeg het
          ziekenhuis een telefoontje uit Valkenburg, waar ik woonde, dat er
          verpleegsters nodig waren voor EHBO werk. De Duitsers waren er in de
          vroege morgen geland en er werd zwaar gevochten. Er waren doden en
          gewonden. Het dorp werd geëvacueerd.
Met nog drie jonge verpleegsters meldde ik mij spontaan aan. We reden
          op onze fietsen naar Valkenburg. Het was een enorme chaos. Overal
          brandde het. Oorverdovend lawaai van geschut en van geweervuur.
          EHBO'ers sleepten bedden en matrassen uit de verlaten huizen. Die
          gingen naar het schooltje, ons noodhospitaal. Er was inderhaast een
          groot rood kruis op de muur gekalkt. Als tweedejaars in een ziekenhuis
          heb je nog niet veel meegemaakt. Maar nu kreeg ik op mijn eerste
          werkdag in oorlogstijd met zwaargewonde soldaten te maken. Ze werden
          in de klaslokalen op de bedden gelegd. Lichtgewonden gingen op
          matrassen op de grond. Wat kon ik voor die stakkers doen? Ze troosten,
          ze in mijn armen nemen en begrip tonen als ze om hun moeder riepen.
De doden, het waren er in de eerste dag wel tien, lagen in de gangen.
          Duitsers en Nederlanders."
      Operatiezuster.
          "Ik werd aangesteld als hulp van een wat oudere Oostenrijkse
          legerarts, die in de pastorie van de dominee spoedoperaties uitvoerde.
          amputaties vooral. Ik had nog nooit een operatie meegemaakt. Nu stond
          ik daar opeens met een geamputeerd been in mijn handen. 'Wat moet ik
          hiermee?' vroeg ik, 'gooi maar ergens neer!' zei de arts.
Veel operatiepatiënten kregen koudvuur en stierven alsnog. Het was
          een hel.
Op de laatste oorlogsdag gingen mijn drie collega's en ik de
          stellingen in om gewonden op te halen. Ik zat met een zwaargewonde
          jongen in mijn armen toen er een voltreffer kwam.
Mijn drie collega's waren op slag dood. Ik werd zwaar gewond naar het
          Academisch Ziekenhuis gebracht, waar ze me niet eens meer herkenden.
          Ik had acht zware verwondingen en begon mijn leven als invalide. Dat
          ben ik nu nog. Wat oorlog is hoef je me niet meer te vertellen."
      Duits bezoek.
          "Ik lag drie maanden in het ziekenhuis toen ik bezoek kreeg van
          een Duitse legerarts, die een dame bij zich had. Haar zoon was in de
          meidagen in ons hospitaaltje overleden. Zij wilde weten of hij als een
          held gestorven was. Ik knikte van ja.
'Danke schön,' zei die dame. Ze legde een biljet van vijf mark op
          mijn nachtkastje neer en verdween.
Omdat ik in mei 1940 formeel 'hospik' was, heb ik nadien de status van
          militair en een militair pensioen gekregen. Behalve het
          Oorlogsgewondenkruis is mij nooit een onderscheiding toegekend. 
Mijn acht  littekens zijn mijn eretekens.
      AUTEUR : TOM KOOPMAN.