Verslag van het gevecht van het 4e G.B. te
Weert .
OVERZICHT VAN DE VERRICHTINGEN VAN HET 4e GRENSBATALJON
IN MEI 1940.
Op 24 feb. 1939 vertrokken de dienstplichtigen van de
lichting 1939 I van het 4e Regiment Infanterie onder commando van Kapt. M.
Verhoeven om 08.14 per trein naar Weert.
29 maart 1938. Presentatie IIe bataljon van 4R.I. (4e Grens
Bataljon) door C.-4GB (met helm) de majoor J.F.W.Hendriksz aan de bevolking
van Weert. Overste Buurman, C.-4R.I., staat rechts naast de tweede pilaar. Geheel links
de majoor-adjudant van de Cmdt Veldleger de Lt.Gen. JJG van Voorst tot
Voorst rechts naast Burgemeester W. Kolkman leest iets voor in de
microfoon.
*
Het 4e Grensbataljon(4 G.B. ) vormde het middelste
bataljon van het vak WEERT ( Commandant Luitenant-kolonel C. van der WOUDE)
van de z.g. "PEEL-RAAMSTELLING’.
Het vak WEERT was het rechtervak van die stelling en was
niet aangeleund. Langs de Zuidwillemsvaart, voor de zinkfabriek te
DORPLEIN tot aan de eerste Belgische opstellingen was een gat van ongeveer
8 Km.
De stelling van 4 G.B. liep langs de noordelijke oever van
de Zuidwillemsvaart van mp. 56 tot mp. 60, achter WEERT langs, links
aangeleund door I-30 R.I., rechts door II-41R.I.
De opstelling was zuiver liniair langs de kanaaloever;
waar huizen waren. waren deze in de stelling opgenomen; slechts bij de
draaibrug te WEERT was een stellingdiepte van ongeveer 100 Mr. Deze vrij
zonderlinge opstelling was te wijten aan het abnormaal breede front.
Er liepen twee stellingen door elkaar. De door de
onderdeelen gebouwde stelling, welke wellicht technisch hier en daar
minder sterk, doch uitstekend aangepast en gecamoufleerd was en de door de
genie gebouwde stelling, uitgevoerd in gewapend beton, doch onmogelijk te
camoufleeren en nog niet geheel gereed.
4 G.B. bestond uit den Staf met Vbd.A..drie
tirailleurcompagnieen, twee secties zware mitrailleurs, vier stukken pag,
vier geweren tegen pantserdoelen (t.p.) en een sectie mortieren. Voorts
was ingedeeld, ter beschikking van den BC., I-20 R.A., bestaande uit 12
stukken van 8 staal.
Een vierde tirailleurcompagnie van het bataljon was
opgelost in vernielingsdetachementen en grenswachten voor het front van
het vak WEERT en stond tactisch onder bevel van den vakcommandant.
Behoudens voor pag. en geweren t.p. was er zeer ruim
munitie aanwezig. Zelfs zooveel, dat 4 G.B. een aanmerkelijke hoeveelheid
kon afstaan aan de minder ruimbedeelde nevenbataljons van het vak.
De geoefendheid van den troep was matig, omdat de
gelegenheid tot oefenen zelden of nooit was geboden. In den
bewegingsoorlog was het laatste jaar practisch in het geheel niet
geoefend. Er was, op last van hoogerhand bijna uitsluitend gewerkt in de
stelling.
Met de geweren t.p. was uitsluitend droog geoefend bij
gebrek aan munitie. Vervoermiddelen voor deze wapens waren niet aanwezig.
I-20 R.A., eenige dagen voor het intreden van den oorlogstoestand
!ingedeeld bij 4 G.B., was, volgens verklaring van den
afdeelingscommandant, met 8 staal volslagen ongeoefend. Noch officieren,
noch onderofficieren of soldaten hadden ooit met deze vuurmond geschoten.
Instrumenten voor de vuurleiding ontbraken.
De OFFICIERSENCADREERING was als volgt.
Commandant van het bataljon: majoor
G.A.FORTANIER. # (Kgf)
Luitenant adjudant: Dr.M.M. FULD. #
Commandant Verbindingsafdeeling: reserve tweede luitenant
J.MULIé. (Kgf)
Verplegingsofficier: vaandrig GROOTENDORST.
Batj.Arts: Res.off.gez.2ekl J.H.H Jasper
Idem: Res.off.gez.2ekl H.P de Pont
Staf
Dpl Sld W.A Heeseman †
Sld. A. Bosma †
Dpl. Verkooijen.
1-4 G.B.
Commandant: reserve kapitein F.G.C.PETERS.
reserve eerste luitenant W.F. ten BOSKE. (Kgf)
Sc1:Vaandrig L.J.C Schellekens
Sc2: Vaandrig W. Kok
Sc3: Sgt.maj. M. Verdaasdonk
2-4 G.B.
Commandant: reserve eerste luitenant P. HARMSEN. (V)
reserve tweede luitenant J.C.GLASER.
Sc1: 2e Ltn A.R.A.L. Norenburg
Sc2: Adj-OO H. v Grootheest
Sc3: Sgt-maj. C.C Verheul
3-4 G.B.
Commandant: reserve kapitein J.DIETZ
Sc1: reserve eerste luitenant PAULUSSEN
Sc2: Res.1eLtn J.A Paulus
Sc3: Sgt-maj. K. Jacobs
Sld. L.L van Waasdijk †
Dpl. sld. G.A. Vasterink †
C.-pag 4 G.B.:vaandrig van der KROEF.(4 stukken)
C.stuk. dpl sgt. Visser
C.stuk. dpl sgt. J. van de Wijngaard
C.stuk. Dpl.sgt. J Lam
Sgt Bokhorst.
Dpl. Idema.
Dpl. van der Hoofd.
Dpl. Vriend.
Dpl. kpl D.M. Boef.
Dpl. Buuren (chauffeur trekker)
4-4 G.B. (vernielingscomp.)
Commandant:kapitein P.A.S. de BOER. (kgf)
AOO Administrateur J.H. Begas
AOO W. van Arnhem
Bij staf vak Weert: reserve eerste luitenant H.G.HAGENS.
(kgf) Bij hulpverbandplaats vak Weert: res.officier van gezondh. 2ekl. JASPER Bij hulppost II-41 R.I. res.officier van gezondh.2e kl. DE PONT.
C.-I-20 R.A. :reserve kapitein E.W. van WESSEEM.
Onbekend in 4 G.B.
F.F.H.J. van der Reyden.
Dpl. Henk van Ruiten.
2e Lt. der Mil. Adm. C.A. Verbruggen.
*
De O P D R A C H T voor alle onderdeelen luidde:
"Standhouden achter de Zuidwillemsvaart tot den
laatsten man en de laatste patroon; overgang van den vijand over het
kanaal met alle middelen beletten.
Alle berichten omtrent terugtrekken uit de stelling zijn
valsch. Er wordt in geen geval teruggetrokken"
De troep was geheel ondergebracht in de van Hornekazerne
tusschen WEERT en de stelling.
In den middag van 7 Mei werd het bataljon gealarmeerd en
kreeg opdracht de stelling te bezetten. Aangezien dit meermalen was
beoefend en ook reeds een paar malen in ernstgevallen was verricht,
leverde de uitvoering geen moeilijkheden op en was de stelling in twee
uren bezet. Om 19.00 kon worden bericht aan den vakcommandant:
"Stelling gereed en compleet bezet".
Aan de hand van de z.g. "Mededeeling van
gegevens" werd een Duitsche aanval verwacht in den morgen van 10 Mei.
De nog beschikbare tijd werd besteed om verbeteringen aan te brengen, de
vuren te repeteeren en het personeel te instrueeren. Het bataljon is, in
afwachting van den aanval, in den nacht van negen op tien Mei geheel in
stelling geweest.
In den vroegen morgen van 10 Mei werd opdracht ontvangen
de bruggen voor de stelling in het vak Weert te doen springen, omdat de
Duitsche troepen de Nederlandsche grens hadden overschreden.
Vrijwel tegelijkertijd kwamen tallooze Duitsche
vliegtuigen op groote hoogte in Westelijke richting overvliegen. Deze
vliegtuigen, waarop, als zij onder het bereik van het vuur van zware
mitrailleurs kwamen het vuur werd geopend, hebben zich ten opzichte van de
troepen in stelling, van gevechtshandelingen onthouden.
De beide bruggen voor Weert werden nog eenige uren
gespaard op initiatief van den B.C. om de voorgenomen evacuatie van Weert
minder tijdroovend te doen zijn.
Al vrij spoedig meldden zich, met uitzondering van de
grenswacht NEERITTER., waarvan nooit meer iets werd vernomen, alle
grenswachten en vernielingsploegen na de gegeven opdracht te hebben
vervuld.
De ladingen van de beide spoorbruggen voor Weert
weigerden, doch werden op last van den B.C. door een
reservevernielingsploeg van de genie vernieuwd, waarna de bruggen werden
opgeblazen.
Intusschen waren alle aspergehindernissen in en rond WEERT
gesloten. Deze werden bij gebrek aan personeel niet bewaakt of verdedigd,
zooal sinds eenige weken was bepaald door hoogerhand.
Eenige achtergebleven schepen in de Zuidwillemsvaart
werden op een na, opgeblazen.
Regelmatig vloeiden de berichten binnen omtrent den
opmarsch van de Duitsche troepen, waarvan langzamerhand een duidelijk
beeld ontstond.
Omstreeks 11 uur werd op aandringen bij het
gemeentebestuur van de. B.C. een aanvang gemaakt met de evacuatie van
Weert. Nog werd eenigen tijd gewacht met het doen springen van de bruggen,
maar toen onderdeelen van 17 G.B., welk bataljon de Maasverdediging had
gevoerd bij Roermond zich meldden met de laatste berichten werden de
bruggen opgeblazen en geschiedde de overtocht van de burgerbevolking over
een dwars in het kanaal gelegde aak. Uit den aard der zaak duurde deze
overtocht uren.
Enkele militaire politiesoldaten, die in de brugkazematten
voor de stelling hadden gestreden, meldden zich met berichten omtrent den
opmarsch, waarop C.-4 G.B. de evacuatie van de burgerbevolking in de
richting Eindhoven stop zette en de bevolking in Westelijke richting heeft
doen trekken.
Order werd ontvangen de etappenverplegingsdienst te doen
vervangen door streekverpleging.
Opdracht werd verstrekt in te koopen en te koken voor twee
Engelsche of Fransche bataljons, welke het vak Weert zouden komen
versterken. Er werd uit Weert aan levensmiddelen weggehaald, wat
mogelijk was.
In den loop van 10 Mei stootten de Duitsche pantsertroepen
door tot aan de bruggen over het kanaal NEDERWEERT-WESSEM. Hier werden
offensieve bruggehoofden gevormd en bij KELPEN werd een schraagbrug
geslagen.
Zware Duitsche colonnes van alle wapens marcheerden achter
deze flankstelling over den z.g. Napoleonsweg in Z.W. richting over
ITTERVOORT België binnen.
Zeer goede berichten werden ontvangen van de
postduivenpatrouilles die op belangrijke punten in het voorterrein van de
stelling waren opgesteld.
In den avond van 10 Mei kwam het bericht binnen, dat
Duitsche troepen een voorpostenopstelling hadden betrokken aan de
spoorwegovergang in den weg van Roermond naar Weert.
In den morgen van 11 Mei werden pantserwagens gemeld voor
de versperingen in WEERT. Verschillende artilleriestellingen van de
Duitschers werden, ook door passeerende burgers, gemeld. Gezien de korte
dracht van 8 staal kon hierop echter geen vuur worden gebracht.
Een patrouille onder commando van C.-4 G.B. zelf,
constateerde omstreeks 10.00 dat de stad nog niet was bezet. Wel waren
pantserwagens aanwezig bij de slachterij aan den Roermondschen weg.
Op het postkantoor, dat nog door personeel was bezet, werd
een bericht opgevangen van den burgemeester van Weert, die zich ten Zuiden
van Altweert bevond, dat hij getuige was van den opmarsch van een
vijandelijke colonne van 200 pantserwagens en de noodige motorrijders. Dit
bericht werd oogenblikkelijk doorgezonden aan den C.-vak Weert. Ook op
deze colonne kon door te korte dracht van 8 staal geen vuur worden
gebracht.
Van de patrouillegang in Weert werd gebruik gemaakt om het
telefoonkantoor te vernielen.
Tegen 12.00 werd door een der compagnieën een
vijandelijke artilleriemeetafdeeling gemeld in WEERT. Hierop werd met 8
staal het vuur geopend, zooals direct bleek met succes. Ondanks het feit,
dat de artilleristen niet geoefend waren met 8 staal, werd uitnemend
geschoten. Een der andere compagnieën en een burger meldden een batterij
artillerie op het snijpunt van de BIEST en de EMMASINGEL in WEERT. Voorts
een concentratie van pantserwagens, gemeld door een burger uit de stad. Op
deze drie doelen zijn 360 granaten verschoten.
Volgens een ooggetuige, apotheker HUPPERETZ uit Weert
heeft ook het vuur op de batterij direct goed gelegen.
Intusschen had de vijandelijke colonne welke Zuid van
Altweert oprukte, zonder lastig gevallen te worden, een meegevoerde
pontonbrug geslagen over de Zuidwillemsvaart in één uur tijd, tegenover
het onverdedigde DORPLEIN en had, zonder tegenstand te ontmoeten, BUDEL en
MAARHEEZE bezet, aldus optredend in den rug van het vak WEERT.
Eenige verkenningsvliegtuigen vlogen over de stelling. Een
van deze vliegtuigen is door de compagnie PETERS getroffen en buiten het
stellinggebied neergevallen.
Meermalen werd vanuit de huizen aan de overzijde van het
kanaal geweervuur afgegeven op de troepen instelling, zooals werd gemeld
geschiedde dit door personen in burgerkleeding. Dit vuur werd telkenmale
spoedig tot zwijgen gebracht.
Een soldaat van 2-4 G.B. werd bij de draaibrug door een
burger neergeschoten. Deze burger werd gedood.
In den loop van den middag werden eenige Duitsche
patrouilles aan de zuidoever van het kanaal onder onder vuur genomen.
Twee pantserwagens werden door pag-vuur verjaagd.
Op last van C.-vak Weert werden. teneinde de
rechtervleugel te kunnen versterken met onderdeelen van 1-30R.I., alle
beschikbare motorvoertnigen voor de verplaatsing van die onderdeelen ter
beschilkking gesteld. Het meerendeel van die voertuigen is niet meer
teruggekomen en vermoedelijk in ‘s vijands handen gevallen.
Zooals later bleek zijn omstreeks den middag van 11 Mei de
verenigde levensmiddelen- en keukentreinen door Duitsche pantserwagens
nabij MAARHEEZE genomen.
Bevel was ontvangen vier mitrailleurgroepen en twee
stukken pag ter beschikking te stellen van den vakcommandant voor de
verdediging van de spoorwegovergang nabij de Maarheezerhutten, front
Noord. De luitenant NORENBERG werd belast met het bevel over deze
afdeeling.
Omstreeks 13,00 bracht de vakcommandant persoonlijk aan
C.-4 G.B de order 4 G.B. gereed te maken om de stelling op een nader te
bepalen moment te doen ontruimen.
Met 4 G.B. als voorhoede en II-41 R.I. I-20R.A. en I-30
R-I als hoofdmacht zouden de troepen van vak Weert achterwaarts
doorstooten en een nieuwe stelling innemen achter het Wilhelminakanaal
nabij OIRSCHOT, front Zuid.
Hoe de opdrachtgever, de divisiecommandant, zich dit heeft
voorgesteld met honderden pantserwagens in den rug en met alle bruggen in
den opmarschweg vernield, was niemand geheel duidelijk.
Aangezien alle beschikbare voertuigen voor het vervoer van
onder deelen van I-30R.I. moesten dienen, heeft het vervoer van munitie
uit de stelling zeer veel tijd gekost, zulks temeer omdat dit, althans bij
de compagnie PETERS moest geschieden, onder vrij sterk vijandelijk vuur.
Voor zooveel bekend zijn de geweren t.p. niet in actie
geweest; daarentegen heeft de pag hier en daar goed werk verricht. O.a.
bij de compagnie DIETS en bij de compagnie PETERS zijn vijandelijke doelen
buiten gevecht gesteld.
Zeer goed werd opgetreden door de twee stukken pag nabij
de Maarheezerhutten, waar de vaandrig van der KROEF persoonlijk drie
vijandelijke pantserwagens in brand heeft geschoten, welke deel uitmaakten
van een colonne van twintig wagens, en daarop zijn teruggetrokken. De
vaandrig werd daarbij door een schot in de borst gewond.
Den geheelen middag was het vrij onrustig in front.
Onder dekking van de infanterie in front werd op last van
C.-4 G.B. I-20 R.A. uit de stelling genomen en met de nog aanwezige
voertuigen verzameld en gedekt opgesteld in een boschperceel nabij de
Maarheezerhutten.
Op een bericht dat vijandelijke pantserwagens waren
doorgedrongen tusschen de commandopost van commandant vak WEERT en die van
C.-4G.B. begaf de bataljonscommandant zich naar voren om het bataljon te
verzamelen.
Als verzamelpunt werd genomen de school aan den kunstweg
naar Eindhoven, ongeveer 1 Km. noord van de Zuidwillemsvaart.
In den tusschentijd was II-41 R.I. en eenige onderdeelen
van de compagnie DIETZ, welke aan II-41 R.I. grensden van de
rechtervleugel af door Duitsche troepen opgerold en gevangen genomen. De
opmarsch van den vijand teekende zich door brandende boerderijen en
brandend bosschen. In het linkernevenvak werd artillerievuur gehoord.
Omstreeks 18.00 was het bataljon verzameld. Marschorde:
2-4 G.B. met een stuk t.p. op een kruiwagen als voorhoede, voorafgegaan
door een stuk pag met eenige wielrijders; B,C. met gedeelte staf ; 3-4 G.B.
secties zware mitrailleurs;1-4 G.B., tevens belast met de rugdekking (1
sectie met een stuk pag).
Hoewel de onderdeelen nog niet geheel compleet waren op
het verzamelpunt, moest tengevolge van de actie van den vijand, de
afmarsch bespoedigd worden.
Het bataljon bereikte zonder contact met den vijand de
Maarheezehutten en werd aldaar in de naast den weg staande bosschen
opgesteld. De B.C. ging zich melden bij den vakcommandant en ontving order
den marsch voort te zetten. Aangezien II-41 R.I. niet meer bestond en 1-30
niets van zich had laten hooren zou de vakcommandant zich met zijn staf
bij 4 G.B. aansluiten.
Terwijl in het duister, wat bijgelicht door de brandende
bosschen bij de spoorwegovergang de marschcolonne werd geformeerd met de
artillerie in het midden en 2-4 G.B. als voorhoede en toen deze voorhoede
de spoorwegovergang was gepasseerd, werd de colonne aangevallen door 20
vijandelijke pantserwagens en ongeveer 60 motorrijders met mitrailleurs.
Deze sterkte werd later bekend door de mededeeling van den luitenant
MULIé, met eenige motorrijders door C.-4G, ter verkenning vooruitgezonden
tegen Maarheeze en Leende en onmiddellijk over de spoorbaan in handen
gevallen van den vijand.
Er werd een hevig. doch slecht gericht vuur afgegeven op
de Nederlandsche troepen, waarbij verschillenden werden gewond, o.a. de
kapitein DIETZ door een scherf in den onderarm.
Van Nederlandsche zijde werd een ongeregeld vuur geopend,
gevaarlijk voor vriend en vijand.
Het werd op den weg een chaos. Het gros van de
artilleristen die tusschen twee vuren waren gekomen, was verdwenen;
paarden, kanonen en wagens op en naast den weg achterlatend. Eenige
spannen paarden, vermoedelijk gewond, sloegen op hol met de voorwagens
achter zich aan.
C.-4 G.B. gaf een paar luitenants der artillerie opdracht
een paar stukken op den weg in stelling te brengen, hetgeen gelukte.
Door het sterke vuur, mede onder druk van een kleine
afdeeling, welke een flankstoor heeft ingezet op de linkervleugel van den
vijand, werd de weerstand nabij de spoorwegovergang gebroken.
Ook nadien bleven de Nederlandsche troepen doorvuren. Het
heeft de B.C. en diens adjudant heel wat moeite gekost dit vuur tot
zwijgen te brengen. Bovendien bleek, dat verschillende onderdeelen het
bosch waren ingevlucht, deels met achterlaten van wapenen.
0p een overigens onbegrijpelijke wijze is bij den troep
bekend geworden dat, nu de spoorwegovergang bezet bleek te zijn, zou
worden verzameld bij STERKSEL. Eenige onderdeelen, o.a. het gros van
1-4G.B zijn naar STERKSEL afgemarcheerd en aldaar den volgenden dag
gevangen genomen.
Nadat het vuur tot zwijgen was gebracht, bleek de
voorhoede, welke reeds, de spoorwegovergang was gepasseerd toen het
gevecht begon verdwenen. De commandant meldde zich met 4 man. Eveneens was
de afdeeling van den luitenant Norenburg, die over de spoorwegovergang in
de richting MAARHEEZE stelling had genomen ter verdediging van de,
overgang
Vermoedelijk zijn deze afdeelingen door den vijand
gevangen genomen.
Kapitein DIETZ kreeg opdracht met het restant van zijn
compagnie waaraan toegevoegd een stuk pag en een geweer t.p. een nieuwe
voorhoede te vormen.
De rest van het gehavende bataljon, in totaal ongeveer 250
man, artillerie inbegrepen, werd in marsch gezet in de richting LEENDE.
Omdat de weg van de Maarheezerhutten naar Leende om de 50
Mr. was 8 versperd met eggen, ploegen, karren, rollen prikkeldraad enz.,
tegen het landen van vliegtuigen was de marsch naar LEENDE in het donker
zeer bezwaarlijk. Overigens ongehinderd kon de marsch worden voortgezet
tot in Leende.
Bij Leende brandde een boerderij, waartegen de
voorbijtrekkende Nederlandsche colonne zich scherp afteekende waarvan de
Duitschers, zooals even later bleek, een dankbaar gebruik hebben gemaakt.
In Leende meldde zich de kapitein DIETZ, wiens voorhoede
het dorp reeds was gepasseerd bij den B.C. met de mededeeling, dat het
dorp bezet was door de Duitschers en dat de uitgangen door pantserwagens
waren afgesloten.
Nauwelijks was deze melding verricht of de geheele colonne
werd beschoten door mitrailleurs uit pantserwagens, voorzien van
zoeklichten. Ook uit de huizen en van de daken, werd geschoten.
Kapitein DIETZ wist met 30 man van zijn voorhoede
EINDHOVEN te bereiken, onmiddellijk voor de Duitsche troepen en is met
twee gevorderde autobussen tot in DUINKERKEN gekomen, niet overal even
vriendelijk ontvangen door Fransche en Belgische troepen.
Het doel van den kapitein Dietz was Nederlandsche troepen
in VLAANDEREN of elders te bereiken.
Het gros van de colonne, midden in het dorp staande, van
alle zijden belicht en beschoten, werd gevangen genomen door Duitsche
troepen, beschermd door de langzaam oprijdende pantserwagens,
De B.C., de luitenant adjudant en een twintig man konden
na een kort vuurgevecht dwars door tuinen en kippenrennen in oostelijke
richting het vrije veld bereiken en ontsnappen. Dien nacht werd met een boog om Leende heen gemarcheerd in noordwestelijke
richting. De afdeeling telde toen nog 12 man.
‘s Morgens van den 1sten Pinksterdag werd in een
afgelegen boerderij aangetroffen een afdeeling, sterk ongeveer 70 man van
II-41R.I. Zij waren onbewapend en werden daarom achtergelaten.
Er werd geprobeerd te marcheeren over Ter AALST doch
overal patrouilleerden vijandelijke pantserwagens en motorrijders. Met
veel omzichtigheid is het tenslotte gelukt door te marcheeren langs
VELDHOVEN naar een gehucht noordoost van EERSEL, midden in de bosschen,
waar in een afgelegen boerderij de nacht werd doorgebracht.
Op 2de Pinksterdag ging de patrouille richting EERSEL,
omdat volgens inlichtingen van de bewoners, aldaar FRANSCHE troepen zouden
zijn.
Fransche troepen zijn in of nabij EERSEL niet ontdekt, wel
Duitsche colonnes, pantserwagens, motorafdeelingen, artillerie enz.
Bij EERSEL wilde de B.C. zich voorzien van twee
boerenwagens met paarden om vlugger vooruit te komen, want de afdeeling
kwam steeds meer midden in de Duitsche troepen te zitten. Een der boeren
heeft blijkbaar de aanwezigheid van de Nederlandsche militairen verraden
want in den kortst mogelijken tijd werd de patrouille opgejaagd door naar
verhouding sterke afdeelingen wielrijders.
Noordoost van DUIZEL was een vuurgevecht niet meer te
vermijden.
De B.C. stootte plotseling op twee motorrijders met
duozitters, wist er drie neer te schieten maar door vuur aangetrokken,
kwamen steeds meer Duitsche troepen tegenover de Hollandsche patrouille te
staan.
Hier sneuvelden de wachtmeester TERSTROET van I-20R.A. en
de soldaat HEEZEMAN van Staf 4 G.B. De luitenant adjudant werd gewond door
een schot in het hoofd, verschillende anderen werden gewond en gevangen
genomen. Slechts de B.C., diens adjudant en een soldaat konden ontkomen
door een bosch in brand te steken.
Na vele wederwaardigheden werd tenslotte het kanaal bij
OIRSCHOT, overeenkomstig de opdracht bereikt. Aangezien echter ter plaatse
wel Duitsche troepen doch geen Nederlandsche of andere aanwezig waren werd
de marsch voortgezet MIDDELBEERS, HILVARENBEEK, GOIRLE, RIEL zuid van
GILZE in de richting ULVENHOUT, d.w.z. met vermijding van alle genoemde
plaatsen, welke bezet waren door Duitschers.
Op Donderdag 16 Mei werd vernomen uit een krantenbericht
dat de O.L.Z. op Dinsdag tevoren het nederleggen van de Nederlandsche
wapens had gelast.
C.-4 G.B. en diens adjudant hebben zich toen gemeld bij de
Duitsche troepen en zijn "mit Waffen entlassen".
# = Krijgsgevangen
Kgf = krijgsgevangen in 1942
V = Kon in mei 1940 Engeland bereiken.