TERUG

G. van Dyun-Imthorn,

Bron : Leidsch Dagblad. 5 mei 1990.

 

EHBO.

 

Soms beleeft Geertje van Duyn-Imthorn de meidagen van 1940 in gedachten opnieuw. De Valkenburgse, pas 22 jaar oud toen, werd ze van de ene op de andere dag betrokken  bij weerzinwekkende oorlogshandelingen.


  • "Daar stond ik met een kort tevoren behaalde diploma op zak, maar dat papiertje houdt niets in als er links en rechts van je mensen liggen dood te bloeden". zegt ze. Als EHO'ster verzorgde zij de vele ernstig gewonden die vielen nadat de Duitsers ons land waren binnen gevallen.

Het waren verschrikkelijke uren en dagen. 

  • "Je liep heen en weer om de mensen te verzorgen, terwijl er vanaf het vliegveld door de Duitsers werd geschoten op alles wat bewoog in de buurt. Dat besef je eigenlijk niet, omdat je zo ontdaan was over alles wat er om je heen gebeurde. Maar dat was snel voorbij. Het deed me ontzettend veel verdriet toen ik de eerste jonge soldaat uit Haarlem en zijn leeftijdgenoot uit het Duitse Bleifeld huilend om hun moeder naast elkaar zag sterven, maar daarna raak je er als het ware aan gewend. Dat er mensen voor je ogen doodgingen deed je eigenlijk niets meer omdat je volkomen versuft was en tegelijk ook enorm verharde. Hoe keihard dat nu misschien klinkt. Maar de zorg voor de gewonden was er niet minder om. Je deed alles om iemands leven te redden."

De EHBO'ster had samen met de toevallig aanwezige dokter H. Hueting uit Katwijk de zorg voor de vele gewonden in het dorp.

  • "De dokter kreeg toen hij door de Hoofdstraat op weg was naar een bevalling in het dorp steentjes op de motorkap van  zijn auto. Althans, dat dacht hij, maar het bleken Duitse kogels te zijn. Hij vroeg zich verbaast af wat er in Valkenburg allemaal aan de hand was. Daar kwam hij snel achter, want ook hij is het dorp niet meer uit geweest."

Volgens de nu Katwijkse was het vooral de eerste dag uitermate moeilijk om de gewonden te verzorgen. Niet in het minst door het ontbreken van de noodzakelijke medische apparatuur. Provisorisch werden de gewonden in een schoolgebouw achter het voormalige gemeentehuis in de Hoofdstraat door dokter Hueting, mevrouw van Duyn en andere helpers verzorgd en behandeld. Later in de ochtend kregen ze daarbij steun van Duitse legerartsen en Rode Kruis-soldaten. "Dat mag zeker worden gezegd. Ook die mensen deden er alles aan om de gewonden te redden. Niet alleen de Duitse militairen, maar ook de Nederlandse soldaten en de burgers."

Naar het oordeel van de oud EHBO'ster zijn de meeste burgerslachtoffers gevallen omdat zij probeerden het strijdgewoel te ontvluchten. 

  • "Zij poogden weg te komen naar de Haagsche Schouw en werden onderweg in het toen nog open veld beschoten. Op een gegeven moment lag er een gordijn van machinegeweervuur over het dorp, vanaf het punt waar nu het meer is aangelegd tot aan de Katwijkse kant. Het was levensgevaarlijk om buiten te komen. Vanaf de tweede dag zijn we dan ook vrijwel de schuilkelder niet meer uitgeweest." 

Het einde kwam op dinsdag, toen de gevechten bijna waren beslecht. In samenspraak met de aanvallers, tijdens een wapenstilstand van een uur, werd besloten dat ouden van dagen, vrouwen en kinderen naar Katwijk konden worden overgebracht. Alleen de mannen tussen 16 en 70 jaar moesten in het dorp blijven; ze werden in schuilplaatsen, waaronder de toen nog niet verwoeste Hervormde kerk, ondergebracht. De tocht naar Katwijk werd gemaakt met door de Duitsers gevorderde vrachtwagens. Onderweg moest iedereen weer uit de auto's, omdat Duitse vliegtuigen de stoet met vluchtelingen beschoten.

  • "Ik herinner me wel dat ik grote Katwijkers heb zien huilen toen zij die Valkenburgers zagen komen. Op dat moment merkten ze pas wat er in die dagen een paar kilometer verderop was gebeurd. Uiteraard hadden zij wel wat vermoedens, maar daar was het bij gebleven."