Gepubliceerd door Redactie op 23/06/2022
Op 11 november 1918 werd de wapenstilstand getekend in de spoorwegwagon in
het bos van Compiègne, waarmee de Grote Oorlog in Europa ten einde kwam.
Het einde van de oorlog betekende ook het einde van het Duitse keizerrijk;
de keizer trad af en vluchtte naar Nederland. Eerder al, in 1917, had de
keizer van Rusland afstand gedaan van de troon en was in Rusland een
burgeroorlog uitgebroken, waarin de communisten onder leiding van Lenin de
macht hadden gegrepen. Ook aan de Oostenrijkse dubbelmonarchie kwam een
einde.
In Duitsland ging de omwenteling gepaard met grote revolutionaire
activiteiten, ingezet door socialisten en communisten. De nieuwe regering
van Duitsland werd gevormd door de sociaaldemocraten.
Na een lichte aarzeling sprak socialistische voorman in de Tweede Kamer
Pieter Jelles Troelstra in de Tweede Kamer de mening uit, dat er ook een
omwenteling in Nederland zou moeten plaatsvinden en dat de socialisten aan
de macht moesten konen, maar al heel snel verklaarde hij dat er geen
sprake was van een voorstel tot revolutie.
Bijzondere Vrijwillige Landstorm1918: De Bijzondere Vrijwillige
Landstorm
De revolutionaire gedachte van Troelstra kreeg weinig steun en leidde
ook niet tot revolutionaire woelingen. De regering kwam nadien wel aan een
aantal eisen tegemoet, onder andere de invoering van de 8-urige werkdag,
enkele sociale wetten en de invoering van het algemeen vrouwenkiesrecht in
1919. De keerzijde was, dat de SDAP tot 1939 buiten de regering werd
gehouden.
Enkele dagen nadat Troelstra zijn gedachten over een omwenteling openbaar
had gemaakte en weer had ingeslikt, vond er in Den Haag een grote betoging
plaats van Oranjegezinden. Ze vreesden, dat de revolutionaire krachten ook
aan de Nederlandse monarchie aan einde wilden maken.
In deze dagen van revolutionaire spanningen ontstond een nieuwe
organisatie, de Bijzondere Vrijwillige Landstorm. De BVL stond open voor
mannen met een militaire achtergrond, die een bijdrage wilden leveren aan
de handhaving van de openbare orde, mochten er rellen plaatsvinden. De BVL
was erg Oranjegezind. Hoewel de BVL een militair karakter had, was het
geen verlengstuk van het leger en vonden er geen trainingen of oefeningen
plaats. Het was vooral een organisatie die fungeerde als een
ontmoetingsplaats voor oud-militairen met plaatselijke afdelingen over het
hele land. Meestal hield men alleen schietoefeningen en -wedstrijden. In
1939 waren er 94.000 leden.
Bij het Landstormbesluit van 1936 werd de BVL ondergebracht bij de
Vrijwillige Landstorm, dat wel een militaire taak had. De Vrijwillige
Landstorm kreeg drie vrijwillige Landstormkorpsen, de vaartuigdienst, de
motordienst en de spoorwegdienst. In 1939 werd de Luchtwachtdienst aan het
drietal toegevoegd. In geval van oorlog zouden de Landstormkorpsen worden
gemobiliseerd, maar van de BVL alleen de dienstplichtigen, het
reservepersoneel en vrijwilligers. Wie van de BVL niet tot die drie
groepen behoorde zou dus niet worden gemobiliseerd. De BVL zou alleen
civiele taken krijgen bij de handhaving van orde en rust, maar daar is de
BVL nooit voor ingezet.
De BVL in Leiden
In Leiden werd in 1936 een nieuw bestuur gevormd van de plaatselijke
Landstormcommissie. Voorzitter werd A. Parmentier, secretaris J.J. van
Seventer. Verder maakten de leraar C.A. de Bruijn, prof. J. van Bemmelen,
deken A. Homulle, B. de Koning, P. Wijkmans en prof. J. de Zwaan deel uit
van het bestuur. Plaatselijk leider werd Th. Zouteriks met J.A. Bronk als
zijn assistent. Over het aantal leden van de Leidse BVL vóór mei 1940 zijn
geen exacte cijfers voorhanden.
Mobilisatie
Behoorlijk wat BVL’ers werden in augustus 1939 tot hun grote
verrassing wel degelijk geconfronteerd met een oproep zich voor werkelijke
dienst te melden. Hoe kwam dat? Vrijwilligers tekenden een contract voor
één jaar, dat telkens stilzwijgend werd verlengd. Nu bleek dat contract
een clausule te bevatten, waarin de vrijwilliger akkoord ging met een
oproep voor werkelijke militaire dienst. Wie dat niet wide moest deze
clausule doorhalen, maar velen hadden dat niet gedaan omdat ze er overheen
hadden gelezen, of dachten dat het zo’n vaart niet zou lopen. Van 6500
opgeroepen BVL’ers verklaarden er 5000 nooit het voornemen te hebben gehad
op deze manier in dienst te treden. Ze voelden zich geronseld. Wellicht
waren er ook bij die op deze manier toch aan de dienstplicht wilden
ontkomen. De kostwinnersvergoeding bijvoorbeeld was uiterst laag en veel
BVL’ers waren al op de leeftijd dat ze een gezin te onderhouden hadden.