Rapport omtrent optreden Meidagen 1940 van F.J.G. Brackel
Ik was sinds medio Februari als tweede luitenant ingedeeld
bij de instructie batterij 7-veld-III Depot B.A. onder commando van de
kapitein der artillerie C.Tonnet in de Seelig kazerne te Breda.
Op 8 mei in de loop van de avond werd de Instructie Batterij verplaatst
achter de waterlinie naar Rijnsburg. Hierbij werd ik met 3
korporaalsklassen van ongeveer 50 korporaals en manschappen en de twee
klasse-instructeurs, de beroeps wachtmeesters Meyer en Meeuwsen, en circa
100 paarden geplaatst te Katwijk aan Zee bij I Depot B.A. onder commando
van de kapitein Mr. J.C. van Heuven.
Op 9 mei des morgens paarden, tuigen en kamers verzorgd,
legering in barakkenkamp Katwijk aan Zee, waarna des middags met een
aantal paarden en manschappen terug gegaan naar het station in Leiden om
een aantal vuurmonden van het type 7 veld en 8-staal op te halen en deze
naar Rijnsburg gebracht. Om ongeveer 17.30 uur orders voor de volgende dag
gehaald te Rijnsburg bij kapt. Tonnet.
Dien dag geen bijzonderheden. Te ongeveer 18.30 uur terug op de Co-post
van C-I Depot Afd. aan de boulevard te Katwijk aan Zee, alwaar gegeten en
verder gebleven. Des avonds werd op de co-post telegram ontvangen, dat
industrie (zaken) verloven wederom kon worden toegestaan. Te ongeveer
22.00 uur ter ruste begeven in mijn kwartier in hotel de Zwaan op 500m van
de Co-post.
Op 10 mei werd ik bij het aanbreken van de dag om ongeveer 03.30 wakker
door het geluid van vliegtuigen en luchtdoelartillerie kanonnen. In de
kleeren geschoten en onmiddellijk begeven naar de commandopost van het 1e
depot bereden artillerie. Daar te ongeveer 03.45 aangekomen trof ik de
officier van piket, de cadet-vaandrig van Apeldoorn aan, hij stond bij het
open raam. Deze had geen bijzonderheden mede te deelen.
Onder tussen keken wij naar twee jachtvliegtuigen die op
ongeveer 1500 m elkaar achtervolgden, wij konden niet herkennen tot welke
nationaliteit deze vliegtuigen behoorden. Een viel in zee, schatting 3 km
uit de kust.
Ongeveer uit de richting Wassenaar inslagen van bommen te horen en
rookmassa's waar te nemen. Bij de Co-post intussen 2 officieren aangekomen
o.a. res. kapt.-Adj. Goedvolk. Op mijn herhaalde vraag aan de
cadet-vaandrig of hij de telefoon kon horen, antwoordde deze bevestigend.
Op mijn vraag of hij alarm had gekregen zei hij dat er geen alarm was
binnengekomen.
Hierop heb ik mij te 04.00 uur per fiets naar het barakkenkamp begeven wat
lag aan de zuidzijde van de boulevard, hier keken veel mensen uit de ramen
en er was nog geen alarm gegeven en ik heb daar ook geen andere officieren
gezien.
In het barakkenkamp was nog geen alarm was gemaakt. Ik ben naar de barak
gegaan waar het onder mijn bevel staande personeel sliep en heb hen gewekt
en buiten laten aantreden. Tenue: helm, koppel, karabijn. De aanwezige
munitie (10 patronen per man), afkomstig van de stationswacht verdeeld
over de circa 30 manschappen.
Terwijl we aangetreden stonden kwamen er ongeveer 13
Junkers-vliegtuigen met open linker achterdeur op ongeveer 300 meter
hoogte overgevlogen, deze draaiden met een flauwe bocht boven het
kampement en verdwenen over de duinen richting Wassenaarseslag. De
Duitsche emblemen waren duidelijk te onderscheiden, vuur uitbrengen
onmogelijk, geen mitrailleurs alleen karabijnen en een pistool. Het waren
transporttoestellen, dus vermoedelijk parachutisten of luchtinfanterie.
Tot dusverre behoudens mijn personeel nog geen personeel gealarmeerd of
gewapend aanwezig.
Na het zien van deze Duitse vliegtuigen de (beroeps) wachtmeester Meyer
opgedragen de aan de Z-zijde van het kamp hoger gelegen duintoppen met
enige manschappen te bezetten, zich in te graven en deze vliegtuigen te
blijven waarnemen en om te vermijden dat wij overvallen werden, hiertoe
schoppen uit de stal mede te nemen. Ikzelf zou me later bij hen voegen.
De wachtmeester (capitulant) Meeuwsen en de korporaal
Lioni, ieder 10 patronen erbij gegeven en opgedragen zich per fiets naar
Rijnsburg te begeven om aldaar nadere instructies te ontvangen, daar alle
trekpaarden van de batterij onder mijn commando te Katwijk aan Zee waren.
Per fiets i.v.m. nog niet aanwezig zijn van telefoonverbinding. Zelf
vergezeld van een man op zoek naar het munitiedepot om aanvulling
karabijnmunitie te bemachtigen. Eerste kist karabijnmunitie bevatte
pistoolpatronen. Tweede kist bevatte geweerpatronen en hiermede terug naar
mijn personeel. Hierbij weder in het barakkenkamp aangekomen, was
intusschen gealarmeerd en werden hier karabijnen en munitie aan de
recruten uitgedeeld.
Omdat de burgemeester van Valkenburg om hulp had gevraagd hield de kapt.
Mr. J.C. van Heuven mij staande en gaf mij het navolgende bevel:
Hier staan 25 man (recruten) van I Depot Afd. en daar een
vrachtauto. Begeef U naar het Vliegveld Valkenburg, alwaar Duitsche
troepen zijn geland. Tracht na aankomst aldaar met mij in verbinding te
komen per telefoon en zend auto (zoojuist gevorderd) terug.
De mij aangewezen recruten w.o. 2 korporaals, waren
gewapend, ieder voorzien van 40 patronen, echter zonder mitrailleur of
handgranaten. Bovendien waren zij mij volledig onbekend, daar ik hen voor
de eerste maal zag. Een kaart van de omgeving was niet in mijn bezit noch
uitgereikt. De ligging en de toegangen van het Vliegveld was mij onbekend
i.v.m. mijn recente aankomst. Van een van de aanwezige officieren kreeg ik
nog snel een veldkijker. Direct de manschappen karabijnen laten laden en
instijgen. Wij vertrokken op de open vrachtauto richting naar Katwijk
Binnen richting vliegveld.
Eenmaal op weg bleek de burgerchauffeur de weg naar het vliegveld ongeveer
te kennen. In Katwijk-Binnen werd de auto midden op straat door majoor
Mallinckrodt aangehouden die mij meedeelde, dat zich in de richting
Wassenaar op 600 m Duitse parachutisten bevonden in Hollands uniform.
Ik heb mijn manschappen direct van de vrachtauto laten
afstijgen en de auto teruggezonden. In de looppas, gevolgd door de
manschappen li- en re van de straat, naar de rand van het dorp, alwaar
zich een benzinestation (wit huisje) bevond. Hier in tirailleurlinie
verspreid en stelling genomen achter de boomen in het laantje, loopende in
ongeveer Z.O.-richting. Ik was van plan rechtstreeks op zicht door de
weilanden naar het vliegveld lopen.
Hierbij bleek dat de mij toegevoegde manschappen weinig
geoefend waren, lagen met 4 tot 5 man achter een boom. Heb de noodige
aanwijzingen gegeven, onderwijl het voorterrein met mijn kijker
afzoekende, en tevens korporaal ten Benzel met twee man opgedragen naar
een boerderij op ongeveer 100 m afstand te gaan en vanaf het achtererf het
voorterrein in het oog te houden om van daar uit ons te beveiligen.
Terzelfdertijd vlogen om circa 07:00 uur eenige Junkers toestellen over
ons heen, welke op het vliegveld landden waardoor plaats en richting mij
eenigszins bekend werden. Van Duitse parachutisten al of niet in
Nederlands uniform was niets te zien.
Hierop voorwaarts gegaan en zelf vooropgaande, teneinde de ongeoefende
troep mee te trekken getirailleerd in de richting van het vliegveld over
slooten, hekken enz. Bij een breede sloot moest ik zelf weer eerst
springen voor de troep meetrok. Halverwege een dalende Junkers beschoten,
waarna de re-motor stopte en dit aan de rand van het vliegveld neer kwam.
Op ongeveer 200 m van het vliegveld zagen wij eenige parachutes liggen en
hierheen getirailleerd vonden wij een Duitse kist, welke kennelijk
uitgeworpen was, voorzien van een schokbreker. Erbij liggende deze met een
bajonet geopend en bleek de inhoud, onderin twee mitrailleurs met
hierboven gepakt bevelsmiddelen als kijkers, lampen, touw, inf.schop en
levensmiddelen. Tijdens ledigen der kist op het open weiland met 4 man,
die er omheen lagen, onder vuur genomen.
Enige schoten door de kist en direct ook 3 man gewond t.w.
een in de arm, een in de li-zijde de sold. Phenning M., en ikzelf dwars
door beide voeten waarbij een van de sporen die ik droeg trillend door de
lucht vloog. Vervolgens werden wij door een mortier beschoten.
Hierop dekking gezocht aan de rand van en in een sloot, waarna aanslagen
op ongeveer 30 m achter ons in de sloot, waar vandaan het vuur kwam n.l.
van een mitrailleur 300-400 m afstand richting dorp Valkenburg. Over de
sloot heengegaan en in de richting vliegveld stelling gezocht achter de
steenen muur van een mestput op ongeveer 150m van het vliegveld. Hier
eenige tijd het vliegveld waargenomen, alwaar Duitse troepen zich in
secties verzamelden, afstand 500 m en de weg in de richting Valkenburg
opgingen. Op mijn vraag om vrijwilligers om de kist met de twee niet
uitgepakte mitr. op te halen, melden zich twee man, onder wie de reeds
genoemde soldaat phenning M. (Deze werd door mij voorgedragen voor een
onderscheiding) Het tweetal ging al robbende op weg om de kist te halen,
hetgeen door vij.vuur van mitr. en later mortieren niet mogelijk bleek.
Ondertusschen eenigszins de opstelling gereed gemaakt ter
verdediging. Na eenige tijd vanaf het vliegveld door mortieren beschoten
hierop 3 man rechtop in looppas 50 m teruggezonden om de indruk te wekken,
dat door ons teruggetrokken werd. Deze werden door eigen troepen ongeveer
400 m achter ons beschoten, zonder verder gevolg. Vanuit deze plaats geen
verder resultaat te behalen wegens gebrek aan wapens en manschappen, nog
slechts 8 man over. De Duitse mitr. was door ons vuur niet te bereiken,
bovendien van 3 zijden onder vuur genomen. Hierop teruggegaan op de eigen
linie, waarvan mij niets bekend was, om contact op te nemen. Al robbende
zelf als laatste teruggegaan stuitte ik op de hoek van een sloot op de
patrouille olv ik meen een korporaal met een pistool in zijn hand die in
het voorterrein (voor hen) op verkenning waren. Ik heb hem de situatie
uitgelegd en hem de plaats van de afgeworpen Duitse munitiekist gewezen.
Aangezien ik niet meer op mijn linker been kon staan ben
ik kruipende verder teruggegaan tot ik bij een wetering kwam waar een
praam waar een sectie zware mitrailleurs en enkele manschappen lagen onder
leiding van de luitenant Engels, een stuk in stelling en het andere niet.
De luitenant werd door mij ingelicht omtrent het voorterrein en gezegd het
vuur toch te openen op de marcheerende secties op het vliegveld en verder
met zijn zware wapen voorwaarts te gaan. Volgens zeggen heeft deze de twee
mitr.s des middags bij de aanval op het vliegveld ook gekregen.
De positie van de Lt Engels moet ergens langs de Kampweg geweest zijn, vermoedelijk bij
de Kleine Watering.
Waar de eigen linie voldoende manschappen en wapens scheen te hebben zijn
wij verder teruggegaan teneinde de gewonden te doen verzorgen. Na
kruipende, kon zelf niet meer lopen, nog twee infanterie linies gepasseerd
te zijn, welke beide front richting Valkenburg lagen, ongedekt gezien
vanuit Katwijk-Binnen, aangekomen op de Rijksweg 250 m vanaf reeds eerder
genoemd bezinestation. Hier een ontmoeting met een Luit.-adj. van de
infanterie, mij onbekend, die zijn bataljon zocht. Na hem ingelicht te
hebben verdween hij in het terrein. Ik vond een fiets die in het weiland
lag en zij hebben mij op de fiets gezet en zijn richting Katwijk-Binnen
gegaan. Hierbij passeerde ons een open personenauto, waarin 3 Nederlandse
militairen gezeten waren met het hoofd in verband en een burgerchauffeur.
Deze passeerde ongehinderd meergenoemd benzinestation en verdween in het
dorp Katwijk-Binnen.
Te ruim 12.00 op 50 m afstand van het benzinestation
kwamen plotseling Duitse militairen te voorschijn die eerst gedekt stonden
achter de pomp welke schreeuwden: "Hände hoch" en wapen op ons richtten.
Meteen bij het zien van deze Duitse militairen, duidelijk herkenbaar door
hun markante helm meer dan door de kleur van hun uniform heb ik mij meteen
van mijn fietst op het asfalt laten vallen maar op en naast de weg was
geen dekking aanwezig. Hierop werd nogmaals geroepen: "Hände hoch", waarop
ik bevel heb gegeven aan de mij nog vergezellende militairen, waarvan 3
gewond, de handen omhoog te steken. Hierop kwamen 3 Duitsche militairen
naar voren die ons ontwapenden en mij weer op de fiets lieten zetten en
medenamen naar het benzinestation en het reeds eerder genoemde laantje
onder de boomen. Het detachement Duitse militairen bleek ongeveer 100 man
sterk, bewapend met o.a. mitrailleurs en mortieren.
Achter de benzinepomp stond een gevorderde groentenwagen, mijn manschappen
kregen bevel in de laadbak te gaan zitten en ikzelf naast de chauffeur
teneinde afgevoerd te worden naar het dorp Valkenburg. Toen ik dit
weigerde omdat ik zei: " Sie werden mir gegen die eigene truppen fahren"
heeft een Duitse officier zijn pistool op mij gericht en zei kort "Einsteigen",
deze opdracht heb ik uitgevoerd. Wij werden richting Valkenburg gereden,
ik zag dat op geregelde afstanden Duitse militairen in stelling lagen
langs de weg deze werden bevoorraad met munitie en levensmiddelen.
In het dorp Valkenburg aangekomen te ongeveer 13.00 werd ik naar een
noodhospitaal gebracht dat in de school was ingericht en werden de 3
gewonden door een Duitse militaire arts verzorgd, voorzien van een
Wundezettel enz. Daar werd ik door een Duitse arts behandeld en kreeg een
tetanusinjectie. Mijn laarzen werden van mijn voeten afgesneden en beide
voeten werden verbonden. Daarna werd ik in een bed gelegd. De overigen
werden opgesloten in de kerk.
Op 11 Mei 1940 werd het dorp Valkenburg onder vuur genomen door de
Nederlandse artillerie, waarbij de kerk getroffen werd. Hierbij sneuvelde
de korporaal te Bensel, welke tot het mij toegevoegde detachement behoorde
en ook de school werd getroffen. Tegen de avond, na mijn bovenkleeding te
hebben aangetrokken, getracht te ontsnappen, hetgeen niet gelukte doordat
Duitse mitrailleurs voor en achter de school waren opgesteld.
Op 12 Mei 1940 wederom artillerievuur op het dorp Valkenburg, hierbij weer
de school, nu eenige malen getroffen waarbij omstreeks 17.00 de sold.
Phenning m. in de oksel en ikzelf zwaar gewond werd aan mijn linker heup
en in de schouder door granaatscherven werd getroffen en naar achteraf in
het academisch ziekenhuis bleek dat ik ook twee scherfwonden had in mijn
rechterschouder en rechterkant van mijn rug. Ik ben van uit dit lokaal
naar een klein lokaaltje gekropen en heb zelf een verband om mijn linker
heup gedaan. Later kreeg ik van een van de Nederlandse rodekruishelpers
een lange onderbroek.
In de morgen getracht met de Duitse militaire arts tot overeenstemming te
komen, teneinde de burgers in het dorp die ook in het noodhospitaal
dekking zochten, af te voeren.
Onder het motto: Nederlandse troepen schieten op Roode Kruis vlag werd dit
afgewezen.
Op 13 Mei 1940 wederom artillerievuur op het dorp hetgeen vrij veel
gewonden veroorzaakte.
Op 14 Mei 1940 wederom artillerievuur. Des avonds te ongeveer 24.00 kwamen
Nederlandse geneeskundige troepen, welke het bericht van de capitulatie
medebrachten en ons afvoerden naar het Academisch Ziekenhuis te Leiden. Ik
werd als eerste door Nederlandse rodekruisverzorgers op een brancard
gelegd die hebben mij vervolgens op een geïmproviseerde
ambulancevrachtauto gelegd en naar het ziekenhuis in Leiden gebracht. Daar
ben ik meteen naar de röntgenkamer gebracht en vervolgens naar de
operatiekamer waar ik verder werd behandeld.
******
Waar, zie bovengenoemd rapport, de mij toegevoegde
militairen mij geheel onbekend waren, en door mijn verblijf tot midden
Aug. in het ziekenhuis te Leiden, niet in staat was verder contact met hen
op te nemen, kan ik alleen de sold. Phenning M., huidig adres mij
onbekend, als getuige op geven.
De sold. Phenning M. studeerde in 1941 aan de Koloniale Landbouw school te
Deventer.
Daar ik wijlen de toenmalige kapitein C. Tonnet op 9 Mei 1940 bij het
orders halen te 17.00 in Rijnsburg het laatst heb gezien en hem pas
terugzag bij zijn bezoek aan het Academisch Ziekenhuis ongeveer 20 Mei
1940, kan ik U over zijn optreden niets mede deelen.
Nadere inlichtingen omtrent de door mij ontvangen opdracht en mijn
optreden, kunnen m.i. verschaffen:
res. luit-kolonel Mr. Trapman, advocaat en procureur, Rijnsburgerweg 24 Leiden.
kapitein Mr. J.C. van Heuven, adres mij onbekend.
res. kapitein Mr. van Gorcum van I Depot Afdeeling, adres mij onbekend.