TERUG

Sgt. E.F. Evuerhard,

2s-1-II-9R.I

Bron: NIMH

 

Verslag over de oorlogshandelingen van 1-II-9R.I.
 

10 Mei 1940 te 's ochtends ongeveer 3 uur á 3.30 uur werden wij gewekt door schieten uit de richting Schiphol.

Ons bataljon was gelegerd te Heemstede ( 1-II-9R.I. a/d Kerklaan )Het drong pas tot ons door dat de oorlog uitgebroken was, doordat wij overal vliegtuigen waarnamen, en de wachtcommandant op de kamer kwam met de mededeling dat hij lichtsignalen had gezien, hetgeen een week te voren ook had plaats gevonden.

----- aangezien er 's avonds veelvuldig lichtkogels afgeschoten werden, hadden we een week te voren patrouille gereden, terwijl op de R.K. Kerk een uitkijkpost was geplaatst, welke post op zekeren dag werd opgeheven. De reden hiervan is niet bekend, alleen staat vast, dat sedert dien dag geen lichtkogels meer werden gezien -----

Korten tijd later hoorden wij dat er met luchtdoelartillerie geschoten werd, terwijl we de (vreemde) vliegtuigen nu ook boven Schiphol konden zien cirkelen.

Te ongeveer 6 uur moesten de Officieren op het Bat. bureau verzamelen.

De MC die te Zandvoort gelegerd was, had volgens mededeling te ongeveer 5 uur drie mitrailleurs t.l. uitgezet: er mocht evenwel niet geschoten worden.

Nadat we onze orders ontvangen hadden, werd alles voor de eventuele afmarsch in gereedheid gebracht, hetgeen bij onze Cie. vlot verliep.

De toegang tot onze legeringsruimte werd door een post afgesloten, terwijl een andere post rondom het gebouw patrouille liep.

Tenslotte kwamen er nadere orders, waarop wij naar den Herenweg marscheerden en ons in een tuin van een villa onder de boomen opstelden, terwijl een gedeelte van de Compagnie auto's ging vorderen.

Het was toe omstreeks 8.30 á 9.00 uur, in de lucht was het vrij rustig. Intusschen werd nog een Duitsch autobestuurder naar het Bataljonsbureau gebracht.

Eindelijk, naar schatting was het toen 11.30 uur, marscheerden wij af naar de "van Merlelaan", waar even voor de rechterzijweg, welke naar het park "Groenendaal" gaat werd halt gehouden, en vervolgens werd afgehangen.

De andere afdelingen van het Bataljon waren hier ook al aanwezig. De gevorderde auto's (gesloten wagens, verder enkele bestel- en open wagens) waren hier langs de "van Merlelaan" en de bovengenoemde zijweg, goed gedekt (onder de bomen) opgesteld.

Voor het geval van pech was tevens voor eenige reserve wagens gezorgd.

Te ongeveer 13.00 uur was het instappen: korte tijd later zette de colonne zich in beweging, terwijl hier en daar eenige vrachtauto's met mitrailleurs t.l. werden ingelascht.

---- Het collonne-rijden was zeer onvoldoende: aangezien de wagen commandanten, die naast de chauffeurs zaten over het algemeen weinig begrip van dit colonne rijden hadden.

Er werd o.a. zeer slecht afstand gehouden, dikwijls niet meer dan 5 tot 7 meter, terwijl telkens tot snelheidsvermeerdering of vermindering slechts sporadisch doorgegeven werden. In de colonne moest hierdoor dikwijls afgeremd of gestopt worden, aangezien deze zoo nu en dan als een "harmonica" in elkaar schoof.-----

Voor in Sassemheim, even voor het punt waar de zijweg naar Noordwijk (Noordwijkerhout) op de hoofdweg Haarlem - Leiden uitkomt werd halt gehouden en uitgestegen: De Compagnies-Commandanten kregen van de B.C. hun instructie, waarna alles voor den afmarsch in gereedheid gebracht werd.

De troep werd evenals de volgende dagen slechts sporadisch en oppervlakkig met den toestand op de hoogte gebracht, hetgeen tenslotte het moreel niet ten goede kwam.

Met beveiliging werd nu afgemarscheerd. Enkele groepscommandanten hadden hun groep onvoldoende in de hand. In de groepen liep men namelijk niet opgesloten of in tirailleurcolonne, maar geheel willekeurig, er was zelfs een groep waarbij de schutter en de helper vooraan achter de Gr.C. liepen. De afstanden tusschen en sectieën onderling was goed.

Tot velen drong de ernst van de toestand nog niet goed door, hetgeen tot uiting kwam in het veelal erg traag opvolgen der commando's, vooral waar dit het dekken tegen vliegergevaar betrof. Er werden twee mitrailleur aangewezen voor het bestrijden van laagvliegende vliegtuigen. Het in gereedheid brengen hiervan nam echter nog veel te veel tijd in beslag. Tijdens het oprukken moest verschillende malen gedekt worden wegens vliegergevaar. Halverwege Noordwijkerhout werd ongeveer dertig minuten gerust.

De sectieën werden in linie opgesteld aan een daar ter plaatse loopende zijweg, welke loodrecht op de marschrichting liep. Na de rust werd verder opgerukt, moeilijkheden kwamen er niet voor of het moest zijn het passeren van de bij Noordwijkerhout onder de bomen opgestelde afdelingen Artillerie. Via Noordwijkerhout marscheerden we naar Noordwijk aan zee, de oude standplaats ven het 4e R.I. waar kwartieren werden betrokken. Een daarvan was een school, waarin het 4e R.I. gelegen had. Hier lagen verschillende particuliere eigendommen, alsmede kleeding en uitrustingstukken zoals gerolde overjassen, verder ook nog een karabijn.

---- Een lid van de luchtbeschermingsdienst, het hoofd van bovengenoemde school, verzocht mij mede te willen gaan, aangezien hij moeilijkheden met eenige personen had. Ongeveer aan het einde van de Boulevard waren twee hotels, die van onder tot boven licht uitstraalden. ---

Ik begaf mij naar één der hotelhouders, die me tegemoet kwam en zei; "U komt zeker zeggen dat het licht uit moet". Deze hotelhouder bleek goed van de desbetreffende voorschriften op de hoogte te zijn; verder was hij volgens mededeling lid van de NSB. Na herhaalde waarschuwingen heeft hij ten slotte de lichten uit gedaan. Genoemd hotel bevindt zich op(bijna) het hoogste punt van Noordwijk aan zee. Deze hotelhouder gaf voor dat hij niet kon verduisteren aangezien hij juist geëvacueerden TBC (?) patiënten moet opnemen.



11 Mei 1940.

Zaterdag morgen te ongeveer 3.15 uur werd in gevorderde bussen en met eenige vrachtwagens (voor rijwielen, raderbaren enz) afgereden in de richting van Katwijk. De bussen zaten geheel vol, zodat bij een eventuele luchtaanval niet vlug kon worden uitgestegen. Voor het kanaal bij Katwijk moesten we stoppen, aangezien er op de brug een versperring tegen pantserwagen gemaakt was. Na verwijdering van deze hindernis konden we doorrijden. Ongeveer aan het einde van de boulevard werd halt gehouden, uitgestegen en alles in gereedheid gebracht voor de afmarsch. Ook nu werd de Troep onvoldoende over de toestand ingelicht. Hierna werd afgemarscheerd; bij het einde van de boulevard maakte de weg een bocht naar links en vervolgens weer naar rechts. Zoodoende hadden links het duinterrein en rechts alleen den enkele duinrug langs de kust.

Over deze weg marscheerden we in Zuidelijke richting naar de Wassenaarse Slag, terwijl een stuk PAG voorop reed als moreele steun.

Links van de marschweg hoorden we in de verte het vuren van 4 R.I. tegen de parachutisten. Tijdens de opmarsch zagen we aan de rechterkant van de weg tegen de duinen een gedoodde Duitscher liggen. Tot zijn uitrusting behoorde een pionierschop, welke veel gelijkenis met de Hollandsche schop vertoonde, verder een kijker en een pistool, waarvan alleen nog de foudralen aanwezig waren. Aan de kant van de weg lagen verder nog eenige uitrustingstukken, waaronder stukgeslagen karabijnen. Iets verder zagen we links uitrustingen liggen, die evenals bovengenoemde stukken aan het 4e R.I. bleken toe te behoren. Eenige tijd later werd ook nog een defecte mitr. M20 gevonden. Op een gegeven oogenblik werd halt gehouden en werden orders gegeven voor het verder oprukken.

1-II-9R.I. werd linker-voorcompagnie en moest verband met 4 R.I. opnemen; de opstelling van het Bataljon was als volgt: 3-II, 1-II, 2-II in reserve.

De sectieën kwamen in linie, met voorgeschreven afstanden en tusschenruimten, de groepen bleven in colonne. Kort na het voorwaarts gaan, moesten we door een dal waar hier en daar infanterievuur lag. Uit latere mededeelingen bleek det er vanaf het dak van een wit huis geschoten werd en dat dit vijandelijke vuur door één onzer zw. mitrailleurs met een vuurstoot, welke zeer goed gericht was, werd beantwoord.

Op last van de B.C. moest het vuren worden gestaakt. Bij de 3e sectie van onze Cie, kwam de linker-mitrailleurgroep achteraan op een afstand van wel 100-125 meter. In de functie van sergt.toegevoegd deelde ik den S.C., de 2e Lt. Von Münching mede, dat deze groep bijgetrokken moest worden, aangezien het verband er zoo totaal uitging; hierop deelde Lt. Von Münching mij mede, dat hij de betrokken sergeant reeds herhaalde malen teekens had gegeven, maar dat bovengenoemde sergeant niet kwam. Korten tijd later hadden we verband met 4 R.I.

Door snel optrekken onzerzijds was het verband echter spoedig verbroken, mede doordat vanwege het contact met de vijand 4 R.I. slechts langzaam vooruit kwam.

Tenslotte hadden we nog een duinvallei voor ons, welke door een duinkam van een volgende vallei, waarin aan een duinweg de villa (hotel) Wassenaarse Slag stond, was afgescheiden.

Links van de villa stonden verder nog twee houten gebouwen, die groen waren geschilderd; tevens lag er ook nog een hoeveelheid paalhout, die wel iets weg had van een mortieropstelling. Hier bleven we geruimen tijd liggen, zonder dat er ook maar iets gedaan werd. Vanaf de duintoppen werd nu en dan gevuurd, terwijl hier en daar in het terrein zich eenige Duitsche scherpschutters hadden ingegraven. We konden echter met geen mogelijkheid ontdekken waar ze zaten. Vanaf dit oogenblik werd er geen enkele order meer gegeven., alle leiding ontbrak. Tenslotte ging de PAG voorwaarts, maar kwam toen ze ter plaatse door de bocht van de weg ging, onder vuur te liggen. De bediening moest dekken en de infanterie afwachten. Er werd nog verder "opgerukt", zoodat het bataljon voor het grootste gedeelte in het dal kwam te zitten, waar we naar schatting één á anderhalf uur gelegen hebben, zonder dat maar ook één bevel werd gegeven.

Geen enkel bericht, ook niet ter geruststelling, kwam er door. Volgens mededeling van verschillende personen bevond de BC zich in schuilplaats (onderkomen) waar een commandopost was betrokken. Nog éénmaal hebben we de BC gezien en verder pas toen wij bijna tot op Katwijk teruggetrokken waren.

---- Volgens mededeling hadden we een gedeelte van de Bataljonsstaf per rijwiel vooruit als verkenningsorgaan. Bij de Wassenaarse Slag werden zij door Duitsche parachutisten gevangen genomen. (op enkele mensen na!) ----

De mitrailleurcompagnie was over de voorcompagnieën verdeeld. Na ongeveer anderhalf uur tot twee uur ben ik naar mijn CC gegaan om nadere orders te vragen, maar de Kapitein had er nog geen ontvangen. Hierop heb ik de Kapitein gevraagd of HIJ dan nadere orders wilde geven, aangezien onze toestand (in het dal) niet zonde gevaar was, waarop de Kapitein antwoordde, dat de Majoor hiervoor zorg moest dragen.

Hadden de Duitschers van onze besluitloosheid afgeweten, dan hadden zij vermoedelijk de duintoppen bezet, en zou een beschieting van ons Bataljon, zooals het daar voor het grootste gedeelte in genoemd dal lag, een paniek tengevolge gehad hebben.

Op al de vragen, welke door de soldaten gesteld werden -- of we niet verder moesten, of we niets moesten doen, wat er aan de hand was, e.d. --- kon geen afdoende antwoord gegeven worden. Het is te begrijpen hoe het moreel van velen er hierdoor op achteruit ging.

Van 1-II-9R.I. heb ik de twee linker sectieën links en de twee rechter sectieën rechts een hek met prikkeldraad op laten stellen met voorlopig verkleinde tusschenruimten en afstanden. Voor de 1e Compagnie lag een stuk vlak, deels oplopend terrein, hetwelk doortrokken moest worden om op de duinrug te komen. Vervolgens heb ik mij tot C.3-II gewend met het verzoek ons bij het voorwaarts gaan over genoemd stuk vlak terrein, zoonodig met vuur te willen steunen. Ik kreeg ten antwoord: "Geef de Compagnie maar opdracht namens mij".

Deze opdracht heb ik vervolgens aan de betrokken Compagnie doorgegeven, waarna deze langs de rechterkant van de (opgehoogd) weg (in de tweede bocht.) werden opgesteld. Vervolgens heb ik op fluitsignaal aan 1-II-9 het teeken voorwaart gegeven, waarna zonder moeilijkheden de duinrug werd bereikt, terwijl de 3e Cie. volgde. Voor ons hadden we een terrein, dat geleidelijk afliep, en slechts enkele dekkingen bevatte. De frontbreedte van het Bataljon was naar schatting 250-300 m. In en om het eerder genoemde hotel en gebouwen zaten vermoedelijk circa 25 á 40 parachutisten. Het juiste aantal was echter doordat ze goed dekking zochten en slecht weinig vuurden moeilijk in de schatten. Het vuur werd nu op huis en bijgebouwen geopend, maar aangezien hierin geen leiding was en men schoot als men iets MEENDE te zien, werd het een schietpartij in het wilde weg. De zw. mitrailleurs werden op last van de Vaandrig Kampinga in de voorste lijn opgesteld en openden eveneens het vuur (breedte spreiding.) hierdoor was het mogelijk, dat op een gegeven oogenblik de tirailleurs over deze zw. mitrailleurs heen vuurden.

Een der sergeanten vertelde mij, dat hij naar den BC was toegegaan en gevraagd had of de tirailleurs niet verder konden oprukken, waarna hij ten antwoord kreeg: "Ja sergeant stuur de tirailleurs maar naar voren". Verdere orders kwamen er echter niet.

Het leek er op dat de Duitschers bij het Hotel slechts eenige posten hadden zitten en het meerendeel van hen verder naar achteren opgesteld was of tenmiste zich daarheen teruggetrokken had. Vanuit het Hotel werd nu en dan geschoten, vooral gedurende de oogenblikken dat ons vuur verminderde of ophield. Links op de achtergrond was een bosch van betrekkelijk laag hout. We kregen de indruk, dat uit die richting (d.i. bijna zuid-oost) ook geschoten werd, vooral later op den dag, terwijl het vuur uit de richting Hotel steeds minder werd. Hete is mogelijk dat het meerendeel der Duitschers langzamerhand op het bosch was teruggetrokken.

---- In de ochtenduren heeft de Vaandrig Kampinga de omgeving van het Hotel verkend: bijzonderheden hieromtrent zijn niet bekend. ---

Bij de zw. mitrailleurs ontstonden opeenhoopingen van tirailleurs, die waarschijnlijk dachten, dat zij zoodoende betere dekking hadden, hetgeen daar ongeveer 2/3 van het Bataljon achter deze duinrug zat, niet kon uitblijven.

De frontbreedte was nu ca. 300-350 meter bij een diepte van +/- 50 meter.

Intusschen werd er maar steeds doorgevuurd, zonder dat er bevelen werden gegeven. Vervolgens heeft de PAG met enkele granaten op het Hotel geschoten. De linker sectie van onze Cie. heb ik nog iets naar voren laten gaan, zoodat deze nog 50 meter verder naar voren kwam te zitten. In de loop van den middag cirkelden schuin links achter ons op naar schatting 1 á 2 km afstand een achttal Duitsche vliegtuigen, die parachutisten of althans parachuten met toebehoren zooals munitie, wapens, eten e.d. naar beneden wierpen. Dit gebeurde ongeveer in de omgeving van een groot wit huis, vermoedelijk in front van 4R.I.

Op zeker oogenblik werd er geroepen dat er een aanval zou plaatsvinden. Degene die de order gaf is mij onbekend, vermoedelijk was het Vaandrig Kampinga. Op zeer onvoldoende wijze werd de aanval voorbereid, alles; groepen, sectieën en zelfs de compagnieën zaten door elkaar, terwijl de meesten niet goed wisten wat hun te doen stond. Er werd heen en weer geloopen (enkele kropen heimelijk achteruit.) maar werkelijk voorbereid werd er niet, hetgeen ook moeilijk kon aangezien een duidelijk bevel ontbrak. Vervolgens kwam even plotseling het commando TERUGTREKKEN. Hierop renden de meesten hals over kop, zonder ook maar naar iets (gewonden!) te kijken terug in de richting van Katwijk. De vooruitgeschoven sectie kwam hierdoor ongedekt te zitten, onder het nu vrij hevige vuur der parachutisten. Zoodoende kon deze sectie slechts met de grootste moeite terugtrekken, waarbij nog een sergeant gewond werd.

Ook bij één der andere sectiën was een sergeant gewond geraakt. Het vervoer van de gewonden was heel moeilijk, aangezien er geregeld uit Oostenlijke richting gevuurd werd.

Tijdens het terugtrekking werd door de Duitschers met PAG geschoten, en wel met brisant-pantser granaten. Volgens mededeling was dit stuk door de Duitschers op 4R.I. buitgemaakt.

Bezuiden Katwijk sloegen deze projectielen op het strand in. Na ongeveer 10 á 15 minuten geloopen te hebben vonden we onze C.C. met ongeveer 7 man terug; na een korte rust werd verder teruggetrokken. Ongeveer 1500 meter voor Katwijk stond een wacht, bestaande uit een Vaandrig en eenige manschappen van de PAG, terwijl iets verder een witte vlag geplaatst was, welke de commandopost van den B.C. aanduidde.

Hier kregen we opdracht om verder terug te marscheeren. In Katwijk aangekomen werden de compagniën verzameld, terwijl vervolgens het eten uitgedeeld werd, na afloop waarvan we naar het Barakkenkamp afmarscheerden om daar te overnachten. Het bleek dat men in de duinen nog een fiets en een draagbare zendinstallatie van parchutisten gevonden had.



12 Mei 1940

's Morgens kreeg on Bataljon tot taak Katwijk te beveiligen. Tot dit doel werden wachten betrokken, rondom het kamp en verder aan de toegangswegen tot Katwijk, terwijl er door de plaats zelf patrouille geloopen werd.

Aan de toegangswegen tot Katwijk werd pantserafweergeschut geplaatst, aangezien er bericht ontvangen was, dat Duitschers in buitgemaakte "VIOS" bussen in Noordelijke richting reden en dus binnen niet al te lange tijd in (bij) Katwijk verwacht konden worden. Ik moest een stuk 8-staal dat als PAG gebruikt werd beveiligen. Het stuk werd aan een weg in N-O Katwijk opgesteld om vervolgens verplaatst te worden naar het midden van de Boulevard. Weer werd de opstelling veranderd en werd het stuk geplaatst in de bocht van de weg, welke aan het einde van de Boulevard binnen de eerste duinrij in Zuidelijke richting loopt. Tegen 12 uur werd ik afgelost door een collega eveneens met 6 man en kreeg de opdracht direct terug te gaan en me bij mijn C.C. te melden.

Het Bataljon was reeds verzameld en de C.C.'s bleken een nieuwe opdracht ontvangen te hebben. Er zou namelijk een aanval op Valkenburg gedaan worden, waar Duitsche parachutisten stelling genomen hadden. In groepscolonnes werd afgemarscheerd. (een groep links, een groep midden en een groep rechts van den weg.)

Buiten Katwijk gekomen konden we de kerk van Valkenburg zien branden, terwijl men boven de kerktoren een Duitsche uitkijkpost kon waarnemen.

Intusschen vuurde de bij het schietterrein opgestelde artillerie op de parachutisten, die zich in en nabij de kerk verschanst hadden. We trokken nu langs stukken geschut, die zeer goed gecamoufleerd waren. Even voor de watertoren werd halt gehouden, de Troep wist nog niet wat er nu eigenlijk ging gebeuren. De Kapitein Dijkstra van 3-II vertelde dat Valkenburg aan 3 kanten door Infanterie was ingesloten en dat ons Bataljon aan de overgebleven zijde zou oprukken om vervolgens aan te vallen. Er werd vervolgens tot aan de watertoren doorgemarscheerd, alwaar nu de compagnieën in de duinen achter elkaar werden opgesteld, juist voor de grens tusschen duinterrein en het zich tot Valkenburg uitstrekkende weiland.

Hierna heb ik de Cie. van onze opdracht op de hoogte gebracht. Op een vooruitstekend duingedeelte werd een vuurbasis voor de zw. Mitrailleurs ingericht. Deze mitrailleurs hadden een geheel vrij schootsveld en konden in voorkomend geval meer dan voldoende hoog over de tirailleurs heen vuren; m.a.w. een opstelling welke zich bij uitstek voor het beoogde doel leende.

---- Het herkeningsteeken was het brengen van den militairen groet. ----

Er werd in twee colonnes vanaf de duinen naar het weiland en zoo in de richting van het vliegveld, dus loodrecht op de eigenlijk aanvalsrichting opgetrokken. We moesten in de lijn Watertoren-Vliegveld komen te zitten met front Valkenburg; halverwege deze lijn werd naar links afgebogen zoodat we nu in het goede front kwamen te zitten, vervolgens werd nog iets opgerukt.



Toen kwam Vaandrig Kampinga met het bevel van den B.C. TERUGTREKKEN. Aangezien de mogelijkheid dat men in dezelfde fout van de vorige dag zou vervallen, gaf ik door dat men gedekt moest blijven liggen en op nadere orders moest wachten, aangezien bij een algeheele terugtocht het gevaar om beschoten te worden, zonder dit vuur afdoende te kunnen onderdrukken vrij groot was. Hierna heb ik den Kapitein, die schuins rechts voor me zat, het bericht overgebracht, waarop deze zich met de Kapitein Berger van 2-II in verbinding stelde. Er werd besloten een schriftelijke bevestiging van het bericht te vragen.

Hiervan is echter niets gekomen, aangezien men bij de achterste sectieën reeds begon terug te trekken, niettegenstaande dat er verschillende malen het teken werd gegeven. Direct hierna werden we vanuit Valkenburg hevig onder vuur genomen, ongeveer uit de richting welke het midden hield tusschen kerk en steenfabriek, hetgeen bleek uit het schieten mat lichtspoormunitie.

In plaats van nu te dekken begon alles terug te trekken, hetgeen vooral voor de meest vooruit geschoven sectieën gevaarlijk was. Alles liep nu door elkaar, terwijl men hier en daar wapens wegwierp; zoo werden bij een breede sloot 2 mitrailleurs M20. tot vuren gereed, en een compleete schuttersuitrusting gevonden. Deze wapens zijn aan ander personeel medegegeven. Tevergeefs wachtten we op het vuur van de vuurbasis, welk vuur uitbleef, aangezien deze basis (als eerste) direct op last van den B.C. moest terugtrekken. Volgens mededeling had de Commandant vuurbasis den B.C. toen medegedeeld, dat hij met zijn stukken de terugtocht van de tirailleurs moest dekken, de B.C. bleef echter bij zijn besluit, zoodat de vuurbasis alsnog terugtrok.

We hebben één onzer ordonnansen, die tijdens het terugtrekken door een schot in de buik was getroffen, naar de watertoren vervoerd. Deze toren werd bewaakt door personeel van 4R.I.; de schildwacht stond voor den ingang. In de toren was een hulpverbandplaats ondergebracht, waar zich op dat moment ongeveer 8 á 10 gewonden bevonden. Vervolgens heb ik me bij den Kapitein Berger, die +/- 20 man bij zich had gemeld. Op zeker oogenblik werd de schildwacht aangeschoten. Daar het bovendien volle maan was, was het dus niet goed mogelijk de toren ongemerkt te verlaten. Daar de lucht eenige tijd later bewolkt werd, heeft de Kapitein zich toen telefonisch verbinding gezocht met de artillerie en gemeld dat hij met een kwartier daar aan zou komen, zoodat de wachten hiervan op de hoogte gebracht konden worden.

Hierop hebben we de watertoren verlaten en zijn zonder verdere moeilijkheden via de wachtposten van bovengenoemde artillerie naar het barakkenkamp teruggekeerd, waar we omstreeks 1.30 uur aankwamen. Het grootste gedeelte van het Bataljon bleek reeds tusschen +/-23.00 en 23.30 uur te zijn teruggekeerd.



13 Mei 1940

's Morgens kwam de order, dat we in autobussen naar Zoeterwoude zouden vertrekken met het oog op e bestrijding van parachutisten. We kwamen daar ongeveer tegen het middagurr aan, waarna onmiddellijk door personeel van onze commandogroep een uitkijkpost op de kerk werd geplaatst. Te ongeveer 16.30 werd de post opgeheven, aangezien we naar Zoeterwoude-Zuidbuurt gingen, waar we ingekwartierd werd. De commandopost kwam hier in de pastorie van de kerk, waar zich eveneens het kwartier van de Kapitein bevond. Bij de commandopost werd een piket geplaatst, het welk tevens de voertuigen moest bewaken. De sectieën werden zooveel mogelijk in hun verband gelaten, met het oog op eventueel alarm. De verste post was +/- 500 meter van de kerk verwijderd.



14 Mei 1940.

's Morgens werd op de kerk een uitkijkpost geplaatst. Toen 's middags het bericht van het bombardement van Rotterdam doorkwam kregen we de order om de toegangswegen tot Zoeterwoude af te sluiten met het oog op vluchtelingen uit R'dam en O. Dit geschiedde bij ons door het ophalen van een brug. Deze afsluiting is echter van korten duur geweest, aangezien kort hierop de capitulatie plaats vond.