TERUG

Bron: Dhr. T. Lek

Dpl. H. Hoppenbrouwer.
3s-MC-II-4R.I.

 

DE SLAG BIJ VALKENBURG


In een van de vijf dagen, welke wij in oorlog zijn geweest, heb ik het plan opgevat om alles wat we ondervonden hebben hier neer te schrijven. Nu heb ik getracht alles zoo getrouw mogelijk weer te geven, wat we met de 3de Sectie van het 4de Regiment Infanterie hebben ondervonden en ik hoop dat ik daarin geslaagd ben, dank zij de medewerking, die ik van eenige kameraden mocht ondervinden.

Het 4de Regiment Infanterie in vredestijd gelegerd in de Morschpoortkazerne te Leiden. Bij de mobilisatieopkomst van het jaar 1939 moesten wij ons melden in de Graanbeurs te Leiden. Na een verblijf van eenige dagen vertrok het 1ste Bataljon naar Noordwijk/Zee, het tweede naar Noordwijk/Binnen en het derde naar Katwijk/Zee.

De Mitrailleur Compagnie waartoe wij behoorden, een onderdeel van het tweede Bataljon, werd kortweg genoemd M.C. II en stond onder het commando van de res. Kapt. C. Booster. Deze Compagnie werd ondergebracht in de R.K. Jongens school  aan de Zeestraat te Noordwijk/.Binnen, waar we gedurende de geheel mobilisatie gebleven zijn.

Een deel van de 3e sectie op de speelplaats van de Jongensschool St. Joseph aan de Zeestraat te Noordwijk.

*

De M.C.II was verdeeld in vier Secties genummerd 1 t/m 4 en voor de herinnering geef ik hier de namen der resp. Sectie commandanten t.w.
1e Sectie: Luit .Engels met de sergt. Stijnis, Borsboom, Bloemendaal
2de Secte: Sergt. van Duin,
3deSectie: Sergt.Tom, Cornelisse, Terhorst, Borghart
Korporaals: de Jong, Winkel en soldaten:Volwater, Kleef, Jansen, Kroesemijer ,Dool, (platvoet=Dorsman) Molenkamp, Diesch, Veldt, de Bruin, Goorhuis, Speijer, van de Ven,
Tom Vos ,Piet Vlist, Hoppenbrouwer, Jan van Rijn '36, (Luchtwacht=van Dort) Landsbergen, Bohmr, Leen van Tyelingen, Korporaal Joost, van den Nieuwendijk en nog enkele anderen, wier namen ik vergeten ben.

4 de Sectie onder commando van Sgt. Beekman met de Sergt, Krol, Zeilstra. Iedere Sectie heeft drie zware mitrailleurs en de sectie is in drie stukken verdeeld, ieder met 10 man onder leiding van 1 Sergt en 1 Korporaal. De 3de Sectie waarbij wij waren ingedeeld, had als stukscommandant Terhorst van stuk 7, van stuk 8 de Sergt. Borghart en van stuk 9 de Sgt Tom. Het geheel stond onder leiding van de Sectie commandant Cornelisse. Dit was de bezetting op den 10 den Mei 1940.

In den vroegen-morgen van den 10 Mei 1940, omstreeks half vijf werden we door vliegtuigen geronk wakker gemaakt, er zijn veel Duitsche vliegtuigen in de lucht. Om tien min. voor vijf wordt er alarm geblazen en alles word in gereedheid gebracht voor een zoo spoedig mogelijk vertrek. Met de mitrailleurs op de karren tegen land en luchtdoelen vertrekken we om ongeveer half zeven naar de verzamelplaats op de Pickéweg. Het geheele II Bat. rukt daarna op in de richting Katwijk terwijl de 4de Sectie van de M.C.II in Noordwijk achter blijft ter beveiliging tegen luchtaanvallen.

Terwijl we oprukken wordt ons bekend gemaakt, dat er Duitsche vliegtuigen op het vliegveld Valkenburg zijn geland en dat er ook parachutisten in Katwijk en omgeving zijn gedaald en voordat we Noordwijk uit zijn word er al een parachutist gevangen genomen. Deze vroeg aan een paar kinderen de weg naar Leiden en een wachtmeester hoorde dit en arresteerde hem direct. Onze karren worden zooveel mogelijk gecamoufleerd en zoo gaan we de onzekerheid tegemoet.

Onderweg zien we enkele Hollandsche en Duitsche vliegtuigen. De brug bij Katwijk moeten in looppas oversteken en bij de eerste huizen van Katwijk moeten we al stelling nemen, bij het kruispunt Achterweg, Noordwijkerweg. De stukken worden opgesteld tegen vliegtuigen. Intusschen zijn de tirailleurs in Katwijk-Binnen al aan het vechten met de Duitschers, die, zich in schuren en huizen enz. verschanst hebben. Om half elf kregen we onze eerste vuurdoop. We werden toen aangevallen door een serie Duitsche vliegtuigen, gelukkig niemand gewond of gedood.
 

De vliegtuigen vlogen in groepjes van drie rondom Katwijk en bestookte ons met mitrailleurs. Er werd door ons hevig teruggeschoten met zware mitrailleurs en karabijnen. De kogels uit de Duitsche vliegtuigen vlogen rondom ons en enkele ruiten werden kapot geschoten. Door het Lawaai van deze aanval en het dekken van de soldaten der treinafdeelingen, welke achter ons aankwam, sloegen de paarden op hol en maakten een geweldige ravage.

Meerdere paarden werden spoedig gegrepen maar twee paarden moesten worden doodgeschoten om verder onheil te voorkomen. Eenige tijd later kwam de tweede luchtaanval, doch deze verliep evenals de vorige, voor ons zeer gunstig. Daarna gingen de tirailleurs voort, het dorp Katwijk van Duitschers te zuiveren, hierbij werden meerdere Duitschers krijgsgevangen gemaakt. Des middags  moest onze sectie, in opdracht van kapitein Val, welke tijdelijk het bevel over ons had, oprukken naar de ingang van het bosch van het seminarie in Katwijk/Rijn.

Zoo kwamen voorbij het hotel "De Roskam", hiervoor stond, midden op de straat een luxe auto welke doorzeeft was met kogels. Eenige Duitsche officieren hadden ergens bezit genomen van deze wagen, maar waren hier onder vuur genomen door onze soldaten en van de inzittenden bleef niemand in leven. Bij de ingang van het bosch vonden we de eerste Duitsche gewonde, van deze was het scheenbeen kapot geschoten. Hier was hevig gevochten. De ruiten van het seminarie waren grootendeels kapot geschoten, op diverse plaatse waren er gaten in de muur geschoten en meerdere deuren waren geforceerd.

Hier kregen we de droeve tijding, dat twee onzer kameraden uit de eerste sectie, n.l. Vlugman en Tendeloo, gesneuveld waren. Bij de ingang lag een Duitsche handgranaat, die door zijn eigenaardige vorm door ons met de naam van "vatenkwast" werd betiteld. Ze bestaan uit een granaat met een lang uiteinde, deze dient om het projectiel zoo ver mogelijk we te werpen. Ook lagen er eenige uitrustingstukken, wat onderhoud betreft zagen deze er keurig uit. Nadat we enige tijd hadden gewacht moesten we voorwaarts het bosch in, afgelegde stukken, zonder karren, onder leiding van den Sergeant Cornelisse .

De verbindingsafdeeling onder de sgt. Tanis ging ter verkenning voorop en daarna volgde resp. de stukken 8,7,en 9. Dat de verbindingsafdeeling ter verkenning voorop ging was niet overbodig, want nadat we een eind, sprongs gewijze waren voortgegaan, wordt er ineens op ons geschoten, waar het vandaan kwam, konden we niet ontdekken. Ten slotte, na goed verkennen en veel dekken, bereikten we toch het punt waar we zijn moesten. Hier bleek ons dat we midden in het vuur van eigen of vijandelijke artillerie of mortieren kwamen te zitten. Geregeld suisden de projectielen over ons heen en zij ontploften dichtbij. Toch namen we stelling in een ondiepe sloot bij de brug aan de Sandtlaan (de weg tusschen Katwijk en Rijnsburg).

Aan de andere kant van de brug in de richting van Rijnsburg lagen onze tirailleurs en stonden stukken geschut van de PAG opgesteld, alle vuurden op de Kalkzandsteenfabriek. Zoo kwamen we toch in stelling met de stukken ongeveer tien meter uit elkaar, tenminste we hadden de mitrailleurs en affuiten er gebracht of daar ontplofte een granaat op ongeveer vijftien meter van stuk zeven, direct hierop was het bevel van onze Sectie Commandant om terug te trekken en toen dit geschied was en we weer allen bij elkaar waren, bleek dat de granaat midden In stuk 8 terecht was gekomen.

Sergt. Tanis, Sold Pauw, Sergt v.d.Ven en korp. Winkel hadden hierbij verwondingen opgeloopen. De eerst genoemden waren er erg aan toe. Tanis had een scherf in zijn bovenarm gekregen en hierdoor was een slagader doorgesneden, Pauw had een ernstige verwonding aan de onderbuik. Sergt. v.d.Ven en Korp Winkel waren op de rug verwond, maar gelukkig niet van ernstige aard. De overige van stuk acht waren allen besmeurd met slijk, en modder en meerdere hadden een herinnering aan hun uitrusting zooals een krom gebogen bajonet, stukgeslagen eetketel enz. enz.

De gewonden werden zooveel mogelijk door ons geholpen en daarna naar een post gebracht, waar men voor medische hulp en voor transport naar en ziekenhuis zorgden. Toen we weer bij de ingang van het bosch kwamen, werden de mitrailleurs weer opgesteld tegen luchtdoelen. Bij het inspecteeren van het materiaal, bleek dat we in onze haastige terugtocht een armstuk van het luchtdoelaffuit en eenige kistjes munitie vergeten hadden. Onze Sectie Commandant vroeg eenige vrijwilligers om deze voorwerpen terug te halen.
 

Hiervoor gaven zich op: Veldt, Vos en mijn persoon. Met zijn drieën gingen we weer terug tot de plaats waar de granaat was ingeslagen. Hier aan gekomen,konden we de verwoesting zien welke het projectiel had aangericht. Boomen en takken waren neergeslagen een diepe voor was in de grond zichtbaar. Spoedig hadden we het vermisten materiaal gevonden en daarna aanvaarden we weer de terugweg. Dat we met dit uitstapje door het oog van een naald waren gekropen, is ons naderhand door een kameraad verteld. Deze verzekerde ons dat er drie Duitschers in het bosch geweest waren en die hadden het pas verlaten toen onze Sectie alweer vertrokken was.

Toen we weer bij onze Sectie aankwamen stond alles in gereedheid om weer ergens anders naar toe te gaan; de mitrailleurs waren op de karren gelegd maar waren toch tot direct vuren gereed gehouden en ieder had zijn plaats voor de karren weer ingenomen. Direct gingen we ook op weg in de richting Valkenburg. De huizen in de straten welke we doorgingen,waren overal bijna beschadigd; de kogelgaten zaten hier en daar in de muren, deuren waren hier en daar doorschoten en vooral de ramen hadden het moeten ontgelden.

Nadat we enige tijd geloopen hadden, kwamen we aan de molen (Valkenburgscheweg) ,die we eerste onder vuur hadden moeten nemen. Het was reeds avond geworden er werd besloten hier de nacht door te brengen. De karren werden in de zijweg (Molentuinweg) geplaatst en zoo opgesteld, dat zij bij een onverwachte aanval, direct het vuur kon geopend worden. Ook werden er voorposten uitgezet. Deze posten bestonden uit groepjes van drie á vier man en stonden op ongeveer honderd meter van de stukken. De groep waartoe ik behoorde kwam achter een heining te zitten. Hiervoor lag een groot open terrein, waarover we een goed uitzicht hadden, zonder zelf gezien te worden. We verspreiden ons met een tusschenruimte van ongeveer 5 meter om zoo min mogelijk trefkans te hebben.

Nadat we daar een poos hadden liggen wachten zonder iets verdachts te zien en het reeds donker begon te worden en het ons begon te vervelen, vooral het liggen op de grond, stonden we op we liepen een paar passen heen en weer; plotseling klonk er een schot en een kogel vloog door de heining rakelings lange mij heen. We lagen direct al weer op de aarde en wachtten of er nog meer geschoten zou worden, maar het bleef voorloopig stil. We konden niet vaststellen waar het schot vandaan gekomen was, maar een ding wisten we zeker, we waren ontdekt, dus was het dubbel oppassen om ons zoo weinig mogelijk te laten zien.

Eenige tijd daarna bemerkten wij dat er een fouragewagen gekomen was en nu moesten we zien dat we ook wat te bikken kregen, want we rammelden. Een voor een zouden we gaan eten, toen de tweede man weg wilde gaan vloog er een kogel door de heining, nu meenden we ontdekt te hebben waar vandaan gevuurd werd en we beantwoordden het vuur; verder werd er dien nacht niet meer op ons geschoten.


ZATERDAG, 11 Mei
Toen het dag begon te worden zijn we naar de molen terug gegaan. Hier aangekomen bleek er een van de drie patrouilles der voorposten nog niet te zijn terug gekeerd, er werden weer vier man uitgezonden om hen te zoeken. Van onze sectie Commandant hadden we vernomen dat ze zich ergens langs de weg moesten bevinden. Ze waren op post gegaan in de richting van de huizen,van waar uit wij hoogstwaarschijnlijk dien zelfde nacht waren beschoten. Toen we een eind gelopen hadden, steeds hun namen roepend, werden we opeens beschoten, niet wetende waarvandaan.

Na nogmaals hun namen geroepen te hebben zijn we snel teruggekeerd en toen we nog bezig waren onze ervaringen te vertellen, kwamen opeens de vermisten opdagen, Ze vertelden dat ze 's avonds in een schuurtje waren gegaan om daar vanuit de ramen het voorterrein te kunnen overzien en om zelf zooveel mogelijk gedekt te zijn. Maar toen ze er na eenige tijd uit wilden gaan was de deur dicht gemaakt en bij hun poging om de deur open te maken werd er op hen gevuurd, zoodat er voor hen niet anders opzat om stil te blijven zitten. Ze zijn daar toen gebleven, totdat zij hun namen hoorden roepen, en zijn er toen uit gekomen.


Van de enkele Duitschers die daar geweest zijn hebben we niets meer gezien en ze hebben het schijnbaar verstandiger gevonden om bij het aan breken van den dag een beter heen komen te zoeken.
's Morgens moest een stuk stelling gaan nemen op de zolder van het huis van den molenaar. De bedoeling hiervan was, vuur uit te kunnen brengen op den weg (brug) welke naar Valkenburg leidt, bij eventueele aanval der Duitschers. Stuk acht nam stelling op den Molentuinweg en stuk negen in een ouden schuur,van waaruit men een goed gezicht op den Rijn had. De tirailleur compagnieën begonnen langzaam aan een aanval te doen op het dorp Valkenburg. Ze ondervinden weinig tegenstand en komen een heel eind over de brug. Bij deze aanval moeten wij ook vooruit. Nadat de stukken verzameld zijn, gaan we voorwaarts, onder leiding van onzen kapitein.

Deze aanval geschiedde niet zooals wij van het onzen Sectiecomm. Sergt. Cornelisse geleerd hadden en zooals het ook uitgevoerd had moeten worden. Het ging n.l. met afgelegde stukken in een gesloten groep. Hier werd een kardinale fout gemaakt, die gelukkig voor ons zonder kleerscheuren is verloopen. Zenuwen enz. hebben toen blijkbaar zoo een groote invloed gehad bij het bevel voerend gedeelte, dat zij ons zoodoende onnoodig aan doodsgevaar hebben blootgesteld. We kwamen dan ook niet ver want even voor de brug worden we ineens onder vuur genomen, wat ook niet te verwonderen was. Bij het vuren op ons dekten we ons onmiddellijk en bij de geringste beweging die we maakten werd er op ons gevuurd en een poging om verder voorwaarts te gaan stond gelijk met zelfmoord. Waar het vuur vandaan kwam is mij tot op heden niet duidelijk, maar ons stond niets andere te doen dan terug te trekken naar de Molen van den Heer Bos. De tirailleurs kregen ook bevel om terug te trekken. Naar aller waarschijnlijkheid waren we bevuurd door enkele Duitschers van uit de huizen die langs de weg stonden zooals de terugtrekkende tirailleurs ons vertelden. Bij de aanval van de tirailleurs hadden ze deze rustig voorbij laten trekken, toen wij echter voorbij kwamen werd er op ons gevuurd.

Bij de molen moesten we onze oude stellingen weer innemen, dus maar weer naar boven geklauterd en de stukken in stelling gebracht. Ondertusschen is de kalkzandsteenfabriek, dien gisteren door de P.A.G onder vuur is genomen weer door onze jongens bezet. Het gebouw ziet er nogal beschadigd uit en het zit vol met gaten. Tegen de middag begint de artillerie Valkenburg onder vuur te nemen ook de P.A.G neemt hieraan deel. Het bombardement begint bij de eerste huizen en gaat steeds verder. De projectielen treffen bijna allen hun doel en er wordt heel wat vernield. De artillerie stond opgesteld in Katwijk / Binnen, zoodat ze over ons heen moesten vuren om hun doel te bereiken. Het suizen van deze granaten is,wanneer men er eenmaal aan gewend is een aardig gehoor.

Een keer schrokken we wel een beetje; er ontplofte n.l. een granaat te vroeg en dit geschiedde juist boven ons; zoodat de stukken op de pannen terecht kwamen, maar gelukkig zonder ongelukken te raaken. De P.A.G. vuurt ook op de hangars van het vliegveld welke nog in Duitsche handen is. De bezetting zal het daar wel zwaar te verantwoorden hebben gehad met de aanval der Duitschers op Vrijdagmorgen,

Er zijn heel wat krijgsgevangenen gemaakt. des middags krijgen we. versterking van het 9de Reg. uit Haarlem. Deze jongens waren met auto's naar Katwijk gekomen en hadden onderweg een luchtaanval meegemaakt. Bij Postbrug even buiten Sassenheim werd een autobus van hun colonne door een voltreffer getroffen; elf jongens verloren hierbij het leven. Ze vonden hun graf in een weiland naast de weg bij de plaats waar het gebeurde. Toen deze jongens bij ons aankwamen ondernamen ze direct een aanval op Valkenburg de art. en de pag. hadden opgehouden met vuren zoodat deze jongens direct voorwaarts konden gaan. Door het vuren van de art. was de vijand een heel eind terug gedrongen, zoodat ze direct een groot gedeelte van het dorp konden bezetten. Het was jammer dat wij werkeloos echter moesten blijven,we hadden gaarne mee gegaan.

Tusschen 2 en 3 uur In de middag komen er weer eenige Duitsche vliegtuigen uit eenige daarvan springen ongeveer  twintig parachutisten, ze worden door onze troepen hevig onder vuur genomen. Bij het oprukken worden er door onze troepen veel munitie e.d. buitgemaakt. De Duitsche munitie heeft rookloos kruit, zoodat dit voor hen een groot voordeel is wanneer zij bij daglicht vuren, want dan kan men niet zien waarvandaan gevuurd wordt en het projectiel is bijna geheel van koper. Tegen de avond komen er vluchtelingen voorbij ,die hun huis en haard hebben moeten verlaten voor het vuren van onze artillerie. Vele huizen zijn dan ook in puin geschoten. Ook de huizen in onze omgeving zijn door de burgers verlaten.

's Avonds worden onze troepen weer terug getrokken en wij installeeren ons zoo goed mogelijk op onze zolder en hier kunnen we behoorlijk rusten, want hier staan twee bedden. De wacht wordt bekend gemaakt en ieder dien geen wacht heeft maakt het zich zoo makkelijk mogelijk om te slapen.

Zondag 12 Mei:
eerste Pinksterdag. De nacht is rustig voorbij gegaan; we hebben wel wat hard geslapen, maar voor een nachtrust in oorlogslinie ging het best. Heel wat soldaten zullen het die nacht slechter gehad hebben! Het vliegveld Valkenburg is weer in Hollands bezit gekomen. Hierop staan ongeveer 40 vliegtuigen, die er Vrijdagmorgen op geland zijn, maar zij kunnen voorloopig niet meer opstijgen,daar zij meerendeels in de drassige grond weggezakt zijn. Er waren met ieder vliegtuig ongeveer twintig manschappen meegekomen en met de parachutisten meegerekend waren er in Valkenburg ongeveer duizend man geland en allen waren goed bewapend ergo hadden wij er onze handen aan vol. De tirailleurs gaan weer naar Valkenburg toe en even later hooren we weer schieten. Deze morgen zien we de eerste Engelsche vliegtuigen, maar ze vliegen helaas heel hoog voorbij.

Een patrouille komt melden dat er een gewonde op eenige afstand van het vliegveld ligt. Vrijwilligers gaan deze, onder vuur van beiden kanten halen. De gewonde vertelde, dat hij daar twee dagen had gelegen met een Duitsche gewonde, die hem uitstekend had verzorgd. 's Middags begint de artillerie weer op Valkenburg te vuren. De Duitschers worden nu van alle kanten aangevallen. Ook van de kant van de Haagsche Schouw worden ze bestookt.

In de middag brengen de tirailleurs drie zware mitrailleurs mee, die onze bezetting op de fatale vroege Vrijdagmorgen in alle haast moesten laten staan. Ze waren door onze jongens, toen zij gevangen werden genomen of gevlucht waren onklaar gemaakt door er zand in te gooien. Vaandrig Bangert heeft zich hierbij onderscheiden. We hebben ze direct weer geheel schoon gemaakt en gevechtsklaar gemaakt. Later zijn ze door de Comp. aan wie ze behoorden weer weggehaald. Om een uur of drie komen er weer parachutisten maar deze zijn ten doode opgeschreven. Alle vuurwapens worden op hen gericht en ik meen dat er niet een levend op de aarde terecht is gekomen.

's Avonds komen er weer vluchtelingen voorbij, van wie er enkele door het bombardement verwond zijn. De tirailleurs trekken alle weer terug en gaan de nacht in het dorp Katwijk doorbrengen. Onze foerageverzorging is prima in orde en we krijgen goed en aardig op tijd ons eten. Vooral het brood is voortreffelijk en het is een groot verschil met de kuch die we anders kregen en de toespijs is ook voortreffelijk. In de verlaten huizen is ook nog wel het een en ander te vinden zooals suiker en jam en van Kleef zorgt er voor dat we op tijd koffie en thee krijgen en zoo ook af en toe een gekookt eitje, wat hij voor ons ergens in een keuken klaar maakt.

Maandag 13 Mei, tweede Pinksterdag.
De nacht is weer voorbij, af en toe is schieten, maar verder is alles rustig. In de loop van de morgen neemt de P.A.G. weer bepaalde doelen onder vuur en op verschillende plaatsen wordt weer gevochten. Wij blijven nog steeds in onze stelling en het niets doen begint ons danig te verveelen, we zouden graag naar voren gaan, maar we moeten hij onze stukken blijven. Op de weg die wij bewaken is geen sterveling te zien en er zal wel niemand meer komen ook want de Duitschers beginnen langzamerhand terug te trekken.  Zoo nu en dan gaan we eens een kijkje nemen in de uitkijkpost boven in de molen; men heeft hier een pracht uitzicht!

Van de Duitsche soldaten is weinig meer te zien en de Hollandsche soldaten kan men in het terrein aardig volgen. Iedere middag om twee of drie uur kom er Duitsche vliegtuigen hierboven, ze vliegen echter zoo hoog, dat de Hollandsche afweer art. hen niet kan bereiken. Uit een van deze vliegtuigen ook nu weer parachutisten, ongeveer vijftien in aantal. Ze worden hier echter zoodanig ontvangen, dat ze allen buiten gevecht zijn gesteld voor dat ze de aarde bereikt hebben.

In de namiddag wordt er ook naast het dorp gevochten, maar lang zoo hevig niet meer als in de vorigen dagen. Over het algemeen is de strijd kalmer geworden. De reden hiervan zal wel zijn, dat de Duitschers steeds manschappen verliezen en waar afgaat en niet meer bij komt wordt steeds minder en ditzelfde gold natuurlijk ook voor hun munitie.


Dinsdag 14 Mei.
's Morgens in alle vroegte komen er honderden vluchtelingen voorbij, alle  ouden van dagen, vrouwen en kinderen; een ontroerend schouwspel is dat. Menschen dien niet kunnen loopen worden vervoerd met bakfietsen overspannen met witte doeken, ten teken dat men er niet op zal schieten. Om tien uur komt er een Duitsche officier uit Valkenburg om te onderhandelen over het begraven en weghalen van dooden en gewonden. Volgens de vluchtelingen zijn Duitschers zeer correct tegenover burgers. Bij het bombardeeren van de kerk van Valkenburg waar o.m. onze soldaten als krijgsgevangenen waren opgesloten hebben de Duitschers, tijdens het bombardement de gewonden er uit helpen halen.

Van onze zware mitrailleurs schijnen de Duitsche soldaten erg bang te zijn. We hebben nog steeds niets te doen dan dag en nacht de wacht te houden bij de stukken. Vuren doen we niet, want er zijn geen doelen, alleen stuk negen vuurt zoo nu en dan wel eens op een bootje dat probeert de Rijn over te steken.

's Middags komen er weer Duitsche vliegtuigen en een daarvan werpt eenige bommen uit in de huurt van de Kalkzandsteenfabriek, waarin natuurlijk onze soldaten zaten. Het toneel van de strijd is nu geheel naast het dorp het open veld. Daar hebben de Duitschers eenige loopgraven gemaakt in de omgeving van de boerderijen. Het vuren van hen wordt steeds minder van onze kant  begint het nu eerst goed en het lijkt wel of er alles op gezet wordt de Duitschers tot overgave te dwingen.

De P.A.G. vuurt zonder ophouden op de boerderijen, waarin de Duitschers zich ophouden. De mitrailleurs van de eerste Sectie vuren rondom de boerderij, zoodat elke Duitscher, die er uit komt in zand bijt, zoover hij nog bijten kan. Stuk acht gaat stelling nemen in de Kalkzandsteenfabriek om vuur uit te brengen op de loopgraven. Het stuk werd boven in de fabriek op eenige lege vaten in stelling gebracht en het was een lieve lust om dit stuk onder leiding van Sgt. Cornelisse aan het werk te zien. Band na band werd verschoten, het water begon zelfs te koken, het kon niet lang meer duren of de Duitschers zouden zich overgeven. Tirailleurs trekken van verschillende kanten op om de strijd te beslechten. 's Avonds om half zeven komt opeens het bericht van de Opperbevelhebber van Land & Zeemacht, generaal Winkelman, dat de wapens moeten worden neergelegd. Nederland heeft gecapituleerd.

Dat had niemand kunnen denken, de wapens neerleggen terwijl men zoo aan de winnende hand is en er nog zooveel kameraden liggen te sterven. Waarvoor vielen deze? Het was vreeselijk voor ons.
In de avond werd de geheele Compagnie, voor zoover, die hier in de omtrek aanwezig was, bij de molen verzameld en toegesproken door de kapitein. Het was een ontroerend oogenblik, waarbij verschillende zich niet meer meester konden blijven.

 

Woensdag 15 Mei.
's Morgens moeten we onze wapens onklaar maken. Op bevel van de kapitein werden de karabijnen stuk geslagen, de grendels uit elkaar genomen en in het water geworpen, pistolen werden ook onklaar gemaakt en in het water gesmeten. Evenzoo de slotdeelen van de zware mitrailleurs.
De karren en de overblijfselen van de wapens werden de andere dag op het seminarie in geleverd.
De gehele dag was het verschrikkelijk druk vanwege bezoek zooals familieleden en kennissen, die hun zoon, verloofde broer of wat het ook wel kon zijn kwamen opzoeken. Vele zag men loopen met beangst gezicht daar ze het ergste vreesden als ze hun zoon of verloofde niet zagen. Maar gelukkig het tafereel van ontmoeting, hoe sterk kwamen dan de banden van vriendschap en liefde tot uitdrukking en niemand spotte daarmee men achtte het zelfs. Wat een oogenbllkken waren dat !
's Middags werd de Compagnie verzameld en vanuit het Seminarie marcheerde het ontwapende Bataljon van Majoor Cramer naar Noordwijk. Dien zelfde nacht werd de Duitsche tijd ingevoerd.

De andere dag werden in de kerken van Noordwijk kerkdiensten gehouden voor de gesneuvelden.

Hiermede ben ik aan het einde gekomen van mijn verhaal, dat ik heb geschreven ter herinnering aan die dagen.
De gewonden van ons zijn voor zoover mij bekend,allen hersteld, alleen Sergeant Tanis heeft zijn linkerhand moeten missen.

Noordwijk, Juni 1940                                                                                   H.Hoppenbrouwer