22 Depot-Bataljon.
Commandant.
----------------------------
Gevechtsberichten.
---------------------------
Vrijdag 10 Mei 1940 te ca. 6.00 opdracht ontvangen van
C.-II Depot Infanterie :
-
Afsluiten van de toegangswegen naar de stad bij de
spoorwegovergangen aan den Morschweg, Haagweg, Hoogen Morschweg en
Lagen Morschweg ;
-
De brug van de Haagsche Schouw, waarover de verbinding
den Haag - Amsterdam gaat, in ons bezit te brengen. De brug was door
Duitschers bezet.
Uitvoering: Tegen luchtgevaar werd op het dak van
de Infanterie een zware mitrailleur geplaatst onder S.M.I. Mabelis.
Naargelang de troepen gereed waren, werden te ca. 6.30 uitgezonden:
-
Lt. H. Thomasson met 1 sectie van 6-22 Dep.Bat. naar
den Spoorwegovergang van den Lagen Morschweg:
-
Lt. H. Ras met één sectie van 6-22 Dep.Bat. en één
zware mitrailleur ter bewaking van Spoorwegovergang Morschweg en brug
bij Haagweg;
-
Lt. H. Engelman met één sectie naar spoorwegovergang
Hoogen Morschweg;
-
de Kapitein Quack met een deel der Compagnie langs de
Haagweg naar Haagsche Schouw:
-
De S.M.I. Bruil met een sectie kaderopleiding langs
Lagen Morschweg naar Haagsche Schouw;
-
een sectie onder Lt. H. Roessel naar Stafkwartier
Westfront.
De Kapitein de Molenaar werd belast met het commando in de
kazerne.
Na korten tijd kreeg ik bericht van S.M.I. Bruil: "Kan niet verder,
heb versterking noodig". De Vaandrig Zwanenburg met één Sectie ter
versterking gezonden, terwijl ik per fiets mij vast naar den S.M.I. begaf
om poolshoogte te nemen. Ik vond hem met zijn volledige sectie liggend bij
het Kruispunt van den Lagen Morschweg en den grooten verkeersweg Den Haag
- Amsterdam. Hij bleek geen vijand gezien en geen schot ontvangen te
hebben. Al spoedig kwam vaandrig Zwanenburg, die opdracht kreeg op en
links naast de weg de Haagsche Schouw aan te vallen, terwijl ik den S.M.I.
Bruil gelastte rechts van den weg naar de Begraafplaats Rhijnhof
voorwaarts te gaan en zoo gedekt de Haagsche Schouw te naderen.
Daarop reed ik terug naar de kazerne, gaf onderweg den Luitenant H.
Engelman en den Kapitein van Boecop opdracht zich naar den Haagschen
Schouw te begeven resp. langs den Hoogen en Lagen Morschweg. De sectiën
onder Luitenant K. Hylarices en Vaandrig Kallenborn moesten over
den Haagweg den Haagschen Schouw aanvallen, daar mij bleek, dat de
Kapitein Quack zijn opdracht niet juist had uitgevoerd, doch langs den
Hoogen Morschweg voorwaarts ging.
Door een gesprek met burgers kreeg ik den indruk, dat de Duitsche
bezetting van den Schouw auto's dicht lieten naderen en ze dan als
versperring gebruikten. Daarvan besloot ik gebruik te maken. De A.O.I. de
Jager ging ca. 7.30 op mijn last met enige manschappen, korporaals en
onderofficieren in een vrachtauto langs de Haagweg voorwaarts. Na nog
eenige bevelen gegeven te hebben volgde ik met een ordonnans op de fiets,
waarbij wij onderweg door vliegtuigen even werden beschoten. Op ca. 300
meter van de brug trof ik de groep de Jager gedekt links langs den
Haagweg. Tevens vonden wij daar eenige artilleristen mat den A.O. de Vries
van de Remonteafdeeling van 3-4-II Depot B.A., die zich bij de groep aansloten. Daar nog steeds geen schot viel en ik bij het café aan den
Haagsche Schouw burgers zag staan, stak ik naar rechts over en ging met
eenige snellen sprongen naar voren.
Ongeveer 80 m. van den Haagschen Schouw stonden op
zij van een huis een burger en een artillerist. Zij deelden mij mede, dat
ik achter het huis een Duitscher kon zien op de brug. Daar gelukte het mij
met den karabijn van den artillerist met twee schoten één te dooden en
de tweede door de helm aan het hoofd te verwonden. weer met een snellen
loop had ik het geluk den oprit van den Schouw te bereiken. De sergeant
Lovink voegde zich bij mij. Tegelijk schoten wij op den derden Duitscher
die gedood werd, waarop de rest der bezetting zich overgaf. Resultaat: de
brug vrij te ca. 8.00 en van den vijand twee dooden, één gewonde en twee
gevangen. Tevens vonden wij twee mitrailleurs.
Onderwijl was de linkergroep onder vij. mitrailleurvuur gekomen en op Adj.
de Jager en korp. de Leeuw na gedood. De twee voegden zich bij mij.
Gesneuveld waren, voor zoover ik kon nagaan, de A.O de Vries, mijn
ordonnans Velders, een wachtmeester en twee artilleristen. Toen ik mij
voorzichtig op de brug begaf, kreeg ik vuur uit de richting Morschweg,
vermoedelijk van eigen troepen van den Kapitein van Boecop. Door burgers
gewaarschuwd namen de A.O.I. de Jager en Korp. de Leeuw een uitkijkpost
in, in een kamer aan de achterzijde van het café, van waaruit een groot
deel van het voorterrein was te overzien.
Wij besloten de mitrailleur, die goed gedekt op den
Valkenburgschenweg zat en den Haag onder vuur had, waardoor nadering van
daar hoogst gevaarlijk was, tot zwijgen te brengen. Uit het café werd
door de Jager en mij een sprong dwars over den Valkenburgschenweg gedaan
naar een steenhoop. Vandaar werd de commandant Leutnant Grissel en een
soldaat getroffen, waarop de verdere bediening in het terrein verdween.
Door welgericht vuur werd boven uit het café verder het voorterrein bij
het genoemde boerderijencomplex in bedwang gehouden aan de oostzijde. Weer
voorwaarts gaan was ons niet mogelijk, daar de vijand een
boerderijencomplex links vooraan van den Valkenburgschenweg sterk bezette,
nu op zijn hoede was en elke gewaagde onderneming afstrafte.
De tamboer Jansen J.G. werd gedood bij een poging om
geweren en munitie van de gesneuvelden te halen en ook viel de Heer G.J.
Wickevoort Crommelin. De inmiddels gearriveerde sectiën van den Luitenant
Hylarides en de Vaandrig Kallenborn kregen opdracht links van den Haagweg
langs het klooster het bezette complex aan den Valkenburgschenweg
omvattend van het Zuiden aan te vallen. Beide commandanten werden al
spoedig gewond door vuur, dat van de westzijde van een boerderijencomplex
kwam. Weldra kwam de Commandant II Depot Infanterie, de Overste Sieperda,
over de brug bij ons. De troepen, die onder de kapiteins Quack en v.
Boecop op de Hoogen en Lagen Morschweg lagen, kregen de opdracht aan de
rechterzijde van den Rijn voorwaarts te gaan, teneinde den vijand op den
Valkenburgschenweg in de flank aan te tasten.
Gebied ten noorden van de Haagsche Schouw.
Overste Sieperda nam verder de leiding in handen: Het 10e
en 15e Depot-Bataljon werd aangetrokken en de Sergt. v.d. Schoor wist door
het door ons in bedwang gehouden terrein de voordeur van het bezette
boerderijencomplex te bereiken. Door beleidvol en stoutmoedig optreden
slaagde hij erin de Duitsche soldaten tot overgave te dwingen, doordat hij
van de zolder af er eenige neerschoot en een gevonden Duitsche handgranaat
tusschen hen wierp. Er gaven zich negen man over, bovendien vonden wij in
de schuur zes zwaar gewonden bij elkaar, terwijl in de omgeving nog
tenminste vijf dooden lagen. Bovendien maakten wij zeer veel materiaal en
wapenen buit. Op last van C.-II Depot Infanterie heb ik nog een verkenning
gedaan O. punt langs den Rijn tot den landweg ca. 500 m. Z. van de Groene
Steeg, waarbij bleek, dat het terrein van de Steenfabriek tot den Landweg
voortdurend onder vuur lag van automatische wapenen links van den Rijn.
Te ca. 17.00 kreeg ik van den Commandant II Depot
Infanterie de last het commando over te nemen van w.n. Commandant van
II-1R.I. met de opdracht den vijand te verdrijven, die volgens de
berichten ageerde in het boschterrein 500 m. W. van Maaldrift, aan den weg
Haagsche Schouw - Wassenaar. Deze opdracht was uitgevoerd 24.00, waarbij
bleek, dat de vijand aan de N.W. rand van Maaldrift zat. Er werden
gevangen genomen drie onderofficieren vliegeniers, twee schutters, twee
zwaargewonden en verder vonden wij twee lijken. Onder het buitgemaakte
materiaal bevonden zich o.m. seintoestellen en mortiergranaten, alles op
een wagentje, dat uit een neergeschoten vliegtuig gekomen was. Tevens
vonden wij twaalf motoren terug, die door de Duitschers buitgemaakt waren
op 1-R.H.M. Een uitvoeriger verslag van de opdracht is door mij gezonden
aan C.-1-R.H.M.
Zaterdag 11 mei te 11.00 kwam de commandant II-1R.I., die
ziek geweest was (1*) zich melden, waarop ik van het commando ontheven werd en
mij weer bij C.-II Depot Infanterie voegde. Mijn bataljon was toen onder
commando deels van den Majoor v. Weenen deels van Majoor Alofs resp.
C.-15e Depot Bataljon en C.-10e Depot Bataljon. Tegen den avond werd ik
belast met het waarnemend commando van het II Depot Infanterie te Leiden.
Te ongeveer 23.00 kwam een bericht binnen van den
commandant van de troepen bij het Pesthuis, waarin hij meedeelde, dat hem
telefonisch gemeld was, dat bij Leiderdorp parachutisten waren geland. Het
bericht zou van de politie afkomstig zijn. Toen wij terug belden bleek het
bericht valsch.
Zondag 12 Mei ca. 2.30 tot 5.00 heb ik verkenning
uitgevoerd in het terrein westelijk van het Pesthuis waar een soldaat
volgens zijn verklaring parachutisten had zien dalen ca. 50 á 60 man. De
man moet hebben gedroomd of heeft hallucinaties gehad. Om 6.00 werd mij
opgedragen door C.-Depot Infanterie met alle beschikbare menschen, dit
waren er 65 een afsluitende keten te vormen ten N.O. van Valkenburg.
Bovendien kreeg ik ter beschikking een sectie van het 10e Depot Bataljon
onder Luitenant v. Ooijen. Deze sectie werd na verkenning onder Overste
Sieperda toegevoegd voor dekking aan den Kapitein Maris van K.R.A., die
met zijn troep, waarbij één stuk van 7-veld en zware mitrailleurs, een
opstelling had ingenomen nabij het viaduct Groene Steeg - Groote
Verkeersweg. In het dorp was de Kapitein Tonnet van de instructiebatterij
7-veld. Hij werd onder mijn commando gesteld, waardoor ik beschikte over
twee stukken 7 veld, 6 zware mitrailleurs van 9R.I. en één zware
mitrailleur van het 22e Depot-Bataljon. Lichte mitrailleurs waren er niet.
Er werd de volgende opstelling ingenomen:(2*)
-
50 m. O. van de brug op de Zandlaan, N. van Valkenburg
twee groepen onder den Res. 1e Luit. v.d. Brugge, rechts aangeleund
aan een compagnie van 4R.I., die de brug bezette;
-
de zw, mitrailleurs links en rechts van den weg
Rijnsburg - Valkenburg; Z. van Rijnsburg:
-
tusschen a. en b. nog een groep onder den Res. 1e
Luitenant Rodermond:
-
één groep tusschen zw. mitrailleurs en den Leidschen
weg:
-
twee groepen van de instructiebatterij en twee groepen
van 22e Depot-Bataljon langs den Leidschenweg van Rijnsburg naar het
Zuiden toto ca. 400 m. van de Groen Steen.
Voor de verpleging werd gezorgd door Kapt. Tonnet.
Maandag 13 mei werden twee zw. mitrailleurs verplaatst
naar den Leidschenweg ca. 100 m. van den handwijzer. De tegenstander
ontdekte klaarblijkelijk deze verandering en schoot met zw. mitrailleurs
zonder ander resultaat, dan dat wij de plaats van zijn mitrailleur
ontdekten.
Aan C-4R.I. , den eenige van wien ik in die dagen eenige berichten
doorkreeg, verzocht ik toestemming met de twee stukken 7-veld het z.g.
burgemeestershuis in Valkenburg onder vuur te mogen nemen, waar toen een
uitkijkpost en commandopost van de Duitschers gevestigd was, terwijl in
het huis en de omgeving ook mitrailleurs stonden opgesteld. (*3)
Tegen ca.
16.00 werd een direct vuur geopend - onze zw. mitrailleurs vuurden mee,-
dat zeer goed lag. Echter kregen wij na een twaalftal schoten order van
C.-III Divisie, dat het vuren gestaakt moest worden, omdat eigen troepen
gehinderd werden.
Dit laatste moet een vergissing geweest zijn, want zonder
eenigen twijfel hebben wij kunnen waarnemen, dat in de buurt van het
burgemeestershuis nimmer eigen troepen waren. Het burgemeestershuis ligt
aan het eind van het korte wegje, dat van Valkenburg naar het Oosten loopt
onder pa. van Pannenbakkerij. Korte tijd daarna moesten de zw.mitr,
van 9R.I. zich bij hun regiment voegen, waardoor wij nog maar één zw.
mitraileur over hielden. In den nacht heeft S.M.I. Mabelis toen een lichte
mitrailleur uit het voorterrein gehaald, die er vrijdagmorgen door
aanvallende troepen was achtergelaten. Deze mitrailleur werd schietklaar
gemaakt, alsmede een tweede, die nog gevonden werd, waardoor onze
vuurkracht weer iets werd verhoogd. Al de dagen, die wij in Rijnsburg
hebben doorgebracht, ontvingen wij vooral tegen den avond en in den
nacht vuur uit Valkenburg, dat echter geen levende doelen trof.
In den nacht van Zondag op Maandag ontvluchtte uit de
Duitsche krijgsgevangenschap de Res. 1e Luit. v. Gunsteren die zich bij
mijn posten meldde en door mij werd doorgezonden naar C.-4R.I. In den
nacht van 13 op 14 Mei kwam nog een gewonde uit het voorterrein terug, die
daar van 10 Mei af gelegen had en waarvan was gezegd, dat hij was
gesneuveld. Bovendien ontvluchtte toen uit Valkenburg een meisje Leni
Jansen en een korporaal E. Dreme van 4R.I.. Beiden waren gewond.
14 Mei, tusschen ca. 8.00 en 9.00 vond een uittocht plaats
van burgers uit Valkenburg naar Katwijk. In dien tijd werd er niet
gevuurd. Tegen 12.00 kwam een Kapitein van den Staf van de IIIe Divisie
(naam ontschoten) om zich op de hoogte te stellen van onze opstellingen,
terwijl eenige uren later nog de overste Stürm kwam met hetzelfde doel.
De Kapitein Tonnet deelde mij tegen den avond het bericht van de overgave
mede, wat ik niet aannam, daar evenals de vorige dagen, noch de Groep
Leiden, noch de IIIe Divisie (4*), noch het eerste Legerkorps mij eenige
tijding deed toekomen. Al die dagen heb ik in Rijnsburg practisch geheel
zelfstandig moeten handelen. De C-II depot Infanterie bevestigde mij
echter het bericht, waarop ik mijn troepen heb verzameld, de wapens en
munitie overgaf aan Kapt. Tonnet, die in Rijnsburg bleef en mij weer bij
C.II Depot Infanterie te Leiden voegde.
Leiden, 22 Mei 1940,
De Commandant van het 22e Depot-Bataljon,
De Reserve-Majoor,
w.g. H. Mulder.
Geschreven tekst toegevoegd.
(1*) Dat was Majoor
Tielrooij, die verpleegd werd in een ziekeninrichting te 's Gravenhage.
Toen hij vernam dat wij in oorlog waren gekomen onmiddelijk de
ziekenhuisinrichting heeft verlaten en zijn bataljon heeft opgezocht en
na veel moeilijkheden ook heeft bereikt.
(2*) dit alles was aan
C.-III Div onbekend.
(3*) In verband met
berichten, dat eigen troepen last hadden van eigen vuur. gaf ik order
het vuren van de desbetreffende afdeling te doen ophouden. Toch werd nog
steeds doorgevuurd. Het heeft zeer veel moeite gekost om tot de
ontdekking te komen, dat dit vuur van dezen twee stukken afkomstig was,
aangezien C.-4R.I. desgevraagd mededeelde, niet te weten waar dit vuur
vandaan kwam en ook niet begreep waar het vandaan kon komen.
(4*) Dit betreft dan
toch zeker alleen 13 & 14 mei, terwijl op 13 mei xxxxxxx C.III
Div. de juiste opstelling, sterkte enz. zijn opgezonden, juist om tot
eenig xxxxxlijke groeperingen en bevelvoering over alle heterogene &
schromelijk door elkaar geraakte troepen te komen.
Iedereen, C.-4R.I., C-1R.I., C-II Depot Infanterie &
ondercommandanten leende "op eigen houtje" troepen uit, zonder
zulks aan C-III Div te melden, terwijl C.-4R.I. ondanks herhaalde
pertinente orders van C.-III Div.het hoofddoel " oprukken naar
Wassenaarsche slag," enz. te veel uit het oog heeft verloren en
foutieve meldingen deed omtrent het aanwezig zijn aan of bereiken van
den Wassenaarsche Slag door verschillende bataljons. terwijl geen enkel
bataljon blijvend zijn doel bleek bereikt te hebben
De bevelvoering is daardoor ten zeerste bemoeilijkt.
Zo leende men door elkaar onderdelen van; 4R.I., Depot Instellingen,
15M.C., Depot infanterie, 3M.C., 9R.I., 1R.I. en I-III Bat. Pag.
Hoewel van meet af aan II-1R.I. xxxx met zijn compagnie met een paar sectiën
was verzwakt, zijn II-1R.I. & III-1R.I.nog het meest in tact
gebleven