10e DEPOT-BATALJON. COMMANDANT. No. 2684. ----------------------------------- Onderwerp: Indienen ven gevechts- berichten. -----------------------------------
Leiden, 11 Juni 1940.
Naar aanleiding van Uw schrijven van 8 Juni 1940, No. 553 G., moge ik U bijgaand doen toekomen een afschrift van de gevechtsberichten van 10 mei tot en met 14 Mei 1940 bij de Haagsche Schouw en
omgeving.
De Bataljonscommandant De Majoor,
F.A.J. Alofs
AAN:
Den Heer Commandant van het
4e Regiment Infanterie.
Te: NOORDWIJK.
van de gevechten van 10 t/m 14 Mei 1940 bij de Haagsche Schouw en omgeving.
Nadat ondergeteekende, Alofs F.A.J., Commandant van het
10e Depot-Bat. de Noordelijke, Oostelijke en Zuidelijke uitgangen van
Leiden had afgezet, kreeg ik om ongeveer 10.30 van den Commandant van het
IIe Depot Infanterie de Luitenant-Kolonel H. Sieperda, het telefonisch
bevel :
"Ga met de beschikbare mortieren van het Bataljon naar de
Haagsche Schouw; tracht via den Valkenburschen weg vooruit te gaan en
verbinding op te nemen met mij nabij of in de Steenfabriek aan den
oostelijken oever van den Ouden Rijn".
Ik heb onmiddellijk de reeds door mij gereed gehouden
sectie mortieren op een vrachtauto doen laden en ben naar de Haagsche Schouw
gereden. Tevoren gaf ik den Kapt. Roeleveld den opdracht om met de
aanwezige 3 zw.mitr., die nog Oost van Leiden in stelling stonden, mij zoo
spoedig mogelijk te volgen naar de Haagsche Schouw.
Toen ik met de sectie mr., onder bevel van Vaandrig
Ferguson, bij den Haagsche Schouw aankwam, stonden op den brug meerdere
defect geraakte auto's en lagen er reeds op en in de onmiddellijke
omgeving der brug talrijke lijken van gesneuvelde Duitsche en
Nederlandsche soldaten. Nadat ik vernam, dat de brug niet of althans zwak
onder vuur stond, trok ik deze over en ging via het café "de
Haagsche Schouw" naar den mij aangegeven Valkenburgsche weg.
Aldaar ontving ik onmiddellijk vuur en vernam, dat er in een schuur
van een boerderij op ongeveer 50 m afstand een aantal
Duitsche soldaten zou zijn opgesteld, hetgeen door het mitrailleur- en
geweervuur ook werd bevestigd.
Ik nam alle, toen bij den Haagschen Schouw aanwezige troepen n.l. een
sectie zw.mitr. en een groep infanteristen, die er hulpeloos rondliepen
onder mijn bevel. De toestand was, doordat overal in het terrein eigen
troepen waren, zeer onoverzichtelijk en door het vele vuur van achter mij
opgestelde eigen troepen zeer gevaarlijk. Terwijl ik mij nog ter hoogte
van den Haagschen Schouw bevond tegenover de in een schuur verschanste
Duitscher, was inmiddels de Kapitein F.H.J. Baron van Boecop van het 22e
Depot Bataljon in een schuitje overgevaren en bevond zich nu geheel achter
de opstelling der Duitschers, waardoor ik, zoals ik oorspronkelijk van
plan was, geen mortiervuur op de door de Duitschers bezette schuur kon
leggen.
Van achteren uit de richting Leiden, ontving ik geregeld van eigen troepen
vuur en moest ik met schreeuwen, teekens en ordonnansen beduiden het vuur
te staken en niet verder op ons te vuren.
In de Haagsche Schouw bevonden zich eenige Nederlandse soldaten
artilleristen en infanteristen, onder den Adjudant-Onderofficier De Jager
van het 22e Depot-Bataljon, die vanuit de ramen aan de achterzijde van het
café "De Haagsche Schouw" de Duitschers, in de hierboven
bedoelde schuur, geregeld onder vuur namen. Ik zond eenige patrouilles uit
om de voor mij gelegen huizen aan weerszijden van den Valkenburgschen weg
te doorzoeken.
Een van de patrouille commandanten de dpl. Sergt.
A.v.d.Schoor, 6e Compagnie van het 22e Depot-Bat. - adres - , heeft zich
daarbij zeer onderscheiden. Hij n.l. vergezeld van slechts een soldaat n.l.
de dpl. H.v.Straaten 5e Compagnie v.h. 15e Depot-Bataljon, - adres- ,via de
voorzijde van het woonhuis, dat behoort bij de schuur, waarin de
Duitschers zich verscholen op den zolder van die schuur gekomen. Hij zag
toen door de trapopening een 12 a 13-tal Duitsche soldaten. op handige en
koelbloedige wijze wist hij telkens als de Duitschers schoten gelijktijdig
zijn pistool af te schieten, waarbij telkens, tot driemaal toe, een
Duitscher trof en zwaar verwondde.
Doordat het geluid van zijn pistool samenviel met het schot van de
Duitschers, bemerkten zij niet vanwaar die treffers kwamen. Toen de
soldaat van Straten met zijn geweer een 4e Duitscher neerschoot, werd men
attent op de Nederlandsche patrouille. Van der Schoor wist toen echter nog
een Duitsche handgranaat, die hij op zolder van een gewonde Duitscher had
gevonden, in de schuur tusschen de Duitschers te slingeren. Daar van der
Schoor van buiten af hoorde roepen dat alles terug moest komen, omdat er
mortiervuur op de schuur zou worden afgegeven, heeft hij het huis langs
een dakraam verlaten om te waarschuwen, dat eigen troepen gevaar liepen en
van Straten boven aan de trapopening ter bewaking achtergelaten.
Inmiddels
was het moreel der Duitschers blijkbaar zoodanig gezakt - een officier en
een onderofficier waren 's-morgens reeds gesneuveld - dat zij na de
explosie van den handgranaat de witte vlag uitstaken, waarna een
negental Duitschers naar buiten kwam en zich aan ons overgaven. de
verklaringen van de sergeant van der Schoor werden gedekt door de
aanwezigheid van vier zwaar gewonden, welke ik in de schuur onmiddellijk
na de overgave aantrof, en Later bij een nader onderzoek door de
aanwezigheid van hulzen van onze pistool- en geweermunitie. de kapitein
Roeleveld c.-6-10e Depot-Bataljon was intusschen met 3 zware mitrailleurs
aangekomen evenals de 2e Luit. Engelman met de kaderklasse 1940/II van het
22e depot-Bataljon.
Ik gaf den Kapt. van Boecop den opdracht, om gedekt door
de kaderklasse van den Luit. Engelman naar voren te gaan, terwijl ik
Kapitein Roeleveld ter dekking Haagsche Schouw en voor luchtafweer, op het
Oostelijk gedeelte van den Valkenburgsche weg deed opstellen. tijdens deze
bewegingen werden wij door een laagvliegende Duitsche bommenwerper
bestookt. De kapitein van Boecop ging daarna vooruit tot het bruggetje
over de korte Watering.
Onderwijl gaf ik den dpl. Sergt. van Meerendonk van het
22e depot-Bataljon last om met zijn groep in mijn rug de huizen aan den
Valkenburgsche weg nog eens te doorzoeken. deze sergeant is echter met
zijn groep spoorloos verdwenen.
In den middag verscheen ook de A.O. Pluister en de Vaandrig de Wolf met de
kaderklasse 1940/II van het 10e Depot-Bataljon. Eerst genoemde kreeg
opdracht de brug Haagsche Schouw te bewaken en de andere helft van deze
klasse ging onder Vaandrig de Wolf ter versterking van de bezetting
Rijnhof naar Kapt. Quack van het 22e Depot-Bataljon.
Tegen den avond kwamen een tweetal bataljons van het 1e R.I. per auto
resp. uit de richting Haarlem en uit de richting Leiden bij den Haagsche
Schouw aan. Deze Bataljons ontvingen in korten tijd orders en
contraorders. Bij het Bataljon dat uit de richting Haarlem kwam was een
vrij grote wanorde, toen zij uit de auto's stapten. Men had blijkbaar geen
begrip van den juisten gevaarlijken toestand. een der Bataljons kreeg o.m.
den opdracht om via Valkenburg en Wassenaar naar den Deyl te rijden.
Een opdracht, later gelukkig weer ingetrokken, daar zoals later bleek, om
en nabij Valkenburg 5 a 600 Duitschers goed waren opgesteld. Niet alleen
kregen zij van hogerhand geen orders, maar ook geen inlichtingen omtrent den toestand, zoodat wij ten onrechte meenden slechts met enkele
verspreide groepen parachutisten te doen te hebben.
Tijdens den Nacht van 10 op 11 Mei heeft Majoor v.Weenen
de afzetting van den Haagschen Schouw en omgeving geregeld.
Nadat in den morgen van 11 Mei 2 secties tirailleurs en 1
sectie mortieren van het 1R.I. ter versterking waren aangekomen, heb ik
het commando weer opgenomen.
De beide tir.secties gaf ik ter versterking aan kapitein van Boecop, West van den Ouden Rijn, terwijl ik de sectie mr. bij de Steenbakkerij heb geplaatst. In den middag ontving ik nog versterking
van een sectie zw. mitr., welke ik nabij de Steenbakkerij plaatste. Deze steenbakkerij lag geregeld onder mortier-, mitr.- en geweervuur der Duitschers, die hadden stelling genomen langs de bedekte rand bij
Rijnvliet. In den loop van 11 Mei is de kapitein van Boecop onder leiding van Overste Sieperda opgerukt tot de Wassenaarse Wetering. De kapitein Qauck verplaatste ik van Rijnhof naar de Steenbakkerij.
Inmiddels werd op mijn verzoek door C.-4R.I. artillerie vuur afgegeven op hoeve Zonneveld en terrein de Woerd achter de door de Duitschers bezette rand Rijnvliet. Een cornet der artillerie werd bij
mij gedetacheerd als waarnemer.
Gebied ten noorden van de Haagsche Schouw.
Van een bij de Haagsche Schouw posteerend peloton pantserwagens vroeg ik voor verkenning tijdelijk een pantserwagen, hetgeen werd toegestaan. Later kwam door tusschenkomst van Overste Sieperda het
geheele peloton. Gedurende de nacht bleven twee wagens West en één wagen Oost van den Rijn bij onze voorste troepen.
De geheele nacht lag er mortiervuur van Duitschers op de Steenbakkerij. Eerst vermeenden wij, dat dit verkeerd liggend storend eigen artil. vuur was, en belden wij daartoe meerdere artil.
Commandanten in de omgeving op.
12 Mei des morgens kwam al vroeg bericht, dat de pantserwagens weer vertrekken moesten. Ik liet, daar de Duitschers vrij zeker geen pag hadden, een verkenning door een der pantserwagens doen. Deze
verkenning geschiedde langs de Oostelijke oever van den Rijn en uit de geheele rand van Valkenburg werd daarbij vuur ontvangen.
Wij hebben den geheelen dag afwisselend goed gelegd mortiervuur afgegeven op de bezette rand van Rijnvliet en de boerderij aan de Oostelijke uitgang daarvan. Zooals ik later vernam is dit vuur zeer
succesvol geweest en hebben de Duitschers zoowel in de boerderij als in de sterk bezette rand van Rijnvliet, groote verliezen geleden. De vuurleiding werd zeer bevorderd doordat een telefoonverbinding door de Rijn
tusschen de beide oevers was aangelegd.
Maandag 13 Mei. Na een vrij rustige nacht is op mijn verzoek artil. vuur afgegeven op Zonneveld, het vliegveld en de hangar. Ik kon dit vanuit mijn uitkijkpost leiden. De hoeve Zonneveld was steeds
veel beweging van Duitschers, terwijl op het vliegveld geregeld lichtkogels werden afgegeven en met een sterke seinlamp verbinding met Duitsche vliegtuigen gezocht werd. Het artil. vuur door een houwitser afdeeling
afgegeven lag zeer goed o.a. drie voltreffers op de hangar van het vliegveld.
Des middags nogmaals, nu vanuit de Zuidelijke door een andere afdeeling hetzelfde artil. vuur afgegeven, waarbij meerder granaten over onze opstelling bij de Steenfabriek suisden. Toen ik de
kapitein Wierden in de richting Maaldrift zond, om na te gaan wie die voor ons gevaarlijke artil. vuur afgaf, kwam hij met de mededeling terug, "de majoor Tielrooi weet niet dat U bij de Haagsche Schouw bent
opgesteld en de artil. die vuurend is, niet telefonisch te bereiken is."
Daar ik na het artil. vuur van dien morgen de indruk had en ook uit andere berichten van mijn uitkijkpost vernomen, dat Zonneveld verlaten was, heb ik de Overste Sieperda verzocht om Zonneveld te
doen bezetten. De Overste Sieperda heeft enkele secties naar voren doen gaan en een patrouille per motorbootje onder 2e Luitenant Engelman over de Wassenaarse Wetering gezonden om de mogelijk daarvan te doen
nagaan.
De Overste Siperda en ondergetekende zijn ook met een patrouille naar voren gegaan. Tijdens deze patrouilletocht werden wij nabij de ruïne van een verbrande boerderij met mitrailleurvuur uit de
bezette rand Rijnvliet beschoten, waarbij een man ernstig werd gewond, terwijl ook vij. mortiervuur op en nabij deze boerderij-ruïne viel, zonder echter slachtoffers onder deze patrouille te maken.
De door de Duitschers bezette rand werd dien dag door mortieren en mitrailleurs bevuurd. Vooral het mortiervuur heeft, zooals ik later vernam, succes gehad. Onze mortieren hielden ook geregeld het
vliegveld, waarop talrijke Duitsche machines stonden, onder vuur. Tegen de avond kwamen geregeld Duitsche vliegmachines, die met parachuten de Duitschers van voorraden voorzagen. Des avonds gierden nog vele
projectielen over de Steenfabriek zonder dat wij konden constateeren vanwaar deze kwamen.
Dinsdag 14 Mei is vrij rustig verloopen, behalve het gewone wederzijdse vuur. Vermelding dient nog een vrijwillige patrouille per motorbootje door sergeant Silfhout met 8 vrijwilligers. Deze
patrouille had ten doel enkele huizen en bedekte terreinstrooken langs den Rijn te doorzoeken en eventueel te zuiveren. Het motorbootje was met steenen en pantserplaten vrijwel vuurvrij gemaakt. Bij deze patrouille
werd sergeant Silfhout en de soldaat K. Muis gewond. De Sergeant Silfhout heeft zich ook op andere wijze onderscheiden. Hij is een viertal dagen dag en nacht in de voorste lijn geweest. Heeft door zijn voorbeeld
veel gedaan en heeft zelf meerdere Duitschers door zijn juistheid van schot doen sneuvelen. Onder meer heeft hij een tweetal Duitsche boomschutters neergeschoten. Des middags moest ik op het bureel III Divisie
komen en was een aanval op Valkenburg voor de Depottroepen weggelegd. Deze aanval ging in verband met andere orders van den Commandant I Legerkorps niet door. Des middags vernamen wij de order om de wapenen neer te
leggen.
Het gemis van een algemeene leiding bij de operaties om en bij Valkenburg, werd dikwijls als een ernstige belemmering om succes te verkrijgen aangevoeld. Sommige aanvallen op Valkenburg waren ons
bekend, andere weer niet. Zoover mij bekend hebben de bataljons van 4R.I., 9R.I. en 1R.I. aanvallen op Valkenburg gedaan. Of bataljons van 12R.I. ook daaraan meededen is mij niet bekend.
De Oostzijde van den Rijn was door den Overste Sieperda vanaf Rijnsburg tot aan de Steenbakkerij door verschillende detachementen afgesloten, terwijl door andere detachementen van het IIe Depot
Infanterie, die aan de Westzijde van den Rijn stonden in aansluiting met de bezetting der Steenfabriek, het Zuiden afgesloten werd. M.I. was waar de duinen door onze troepen bezet waren, de aangewezen
aanvalsrichting op Valkenburg, uit het Zuiden en Westen van den Rijn geweest. Na een goed voorbereid artil. vuur, zoo nodig met begeleidende artil. vuur op Rijnvliet, had deze stelling als 1e phase genomen kunnen
worden; de volgende en 2e phase had de Zuidrand van 't Marktveld moeten zijn. Met de noodige mortieren en begeleidende artil. zou het pleit dan waarschijnlijk spoedig zijn beslecht.
Meermalen heb ik verzoeken van troepen Commandanten van het Veldleger gekregen, om vanuit het Zuiden aan te vallen. Waar 4 regimenten Infanterie blijkbaar ter beschikking waren, was het m.i. niet
toelaatbaar om met de nog geheel voor den aanval ongeoefende en onvoldoende bewapende Depot-troepen, zulk een uitgebreide en ingewikkelde aanval te ondernemen. Pantserwagens hadden in 't algemeen tegen de
Duitschers die niet van pantserafweergeschut waren voorzien, voor verkenning benut, en wellicht bij een aanval met veel succes kunnen worden ingezet.
Hoewel de troep na een viertal dagen zeer vermoeid raakte, bleef de geest, op enkele overspannen uitzonderingen bij Officieren en manschappen na, zeer goed en betreurde men het, dat de wapens
moesten worden neergelegd.