Naar aanleiding van een oproepje in Checkpoint krijg ik op een dag Dhr. J.
van Dam aan de telefoon. Hij vertelt mij dat hij - evenals mijn inmiddels
overleden vader, H. Nieuwenhuizen - uit Rotterdam-Zuid afkomstig is en tegelijk met mijn
vader in dienst is gekomen in februari 1940. Beide waren gelegerd in de
voormalige Chassée-kazerne in Breda, vanwaar zij op 8 mei 1940 naar
Leiden zijn gegaan. Beiden zaten bij het 15e Depot Bataljon
6-5-15. Mevrouw zegt hij mij, u wilt graag weten wat het aandeel van uw
vader was in de strijd om vliegveld Valkenburg, ik zal het u komen
vertellen, mijn verhaal is uw vaders verhaal. Alhoewel hij zich niet zo
goed meer kan herinneren mijn vader persoonlijk te hebben gekend vanaf een
foto die gemaakt is toen ze in dienst gingen, is hij ervan overtuigd samen
met hem gevochten te hebben. Daar hij binnenkort in Dordrecht op
familiebezoek komt, spreken we af dat hij bij ons langskomt om zijn
verhaal te vertellen.
Zijn belevenissen heeft hij op een opgenomen cassettebandje staan, hij
is geïnterviewd voor de radio omdat hij na 61 jaar het draaginsigne voor
gewonden uit handen van de burgemeester van Lelystad zal ontvangen.
Dan is het zover. Wij zien hem langs rijden en iets in ons zegt dat dit
Dhr. Van Dam moet zijn, een bijzonder sympathiek ogende 80er. Hartelijk
begroeten we elkaar alsof wij elkaar al jaren kennen en niet vanmiddag
voor het eerst kennis maken. Nadat hij het één en ander over mijn vader
wil weten en dus bijna zeker blijkt dat ze naast elkaar gevochten hebben,
begint hij te vertellen. Sommige gebeurtenissen kosten hem zichtbaar
moeite om over te praten en menig keer schiet hij vol, zichzelf daarbij
excuserend. Telkens schiet hem weer wat te binnen en hij vertelt en
vertelt maar, als het hem teveel wordt zegt hij ik zit nou wel gelijk te
vertellen, maar luister maar naar het bandje. Trouwens, wat ik nou
vertelde, wist je dat niet?
Nee, ik wist het niet, ik had een vermoeden dat het een hel geweest
moet zijn. Mijn vader vertelde er sporadisch iets over, achteraf begrijp
ik dat hij het niet kon. Het enige dat hij mij ooit vertelde was: ach
kind, je deed wat je moest doen, maar één keer kon ik het niet, ik stond
oog in oog met een Duitser, we stonden recht tegenover elkaar. Ik wist dat
ik die trekker moest overhalen, hij wist dat hij die trekker moest
overhalen, maar ik kon het op dat moment niet. We keken elkaar aan en ik
draaide mij om, erop hopende dat hij hetzelfde deed. Toen ik snel over
mijn schouder keek, zag ik dat hij zich ook omgedraaid had.
Uit verhalen van anderen begon mij langzamerhand duidelijk te worden
waarom mijn vader al die tijd gezwegen had. Om zichzelf en zijn gezin te
beschermen. Ik pak de penning van De Gemeente Leiden die hij uitgereikt heeft gekregen en begrijp nu
waarom die de zogenaamde "moed, beleid en trouw" penning werd
genoemd.
We gaan terug naar 9 mei 1940; de oorlog komt steeds dichterbij en het
vliegveld Valkenburg is onder water gezet. Het peloton van de toen
20-jarige Jan van Dam - bijna allemaal Rotterdammers - is in stelling
gebracht, de vliegtuigen van de Duitsers zijn in aantocht.
Van Dam was ingedeeld bij de artilleristen die zogenaamde zandhazen
genoemd werden.
De vliegtuigen die landden stonden gelijk op hun kop, ze zakten gelijk
weg in de bagger en zodoende kwamen die Duitsers allemaal rollend de
vliegtuigen uit. Wij hadden ingesteld op die vliegtuigen en hebben alleen
maar zitten schieten, schieten en nog eens schieten met een zware
mitrailleur met z’n vieren. Ik had toentertijd heel veel interesse in
die mitrailleur, ik mocht er graag mee schieten op de schietbaan en het
ding uit elkaar halen, daarom was ik als schutter aangewezen en ik kan je
zeggen: ik heb m’n hart opgehaald.
Later heb ik het daar heel erg moeilijk mee gehad. Het gaat nooit uit
je gedachten, die beelden blijven op je netvlies zitten. Nu nog, na 61
jaar is Jan van Dam zichtbaar geëmotioneerd en moet hij af en toe stoppen
met vertellen.
Bij elke kogel die ik toen afschoot heb ik er niet bij stil gestaan dat
degene die ik doodschoot ook een moeder of een vriendin had, je deed wat
je verplicht was om te doen, je was soldaat en je ging je gang maar, alles
alles wat maar voor die mitrailleur kwam hebben we dood geschoten daar zat
soms nog wel eens een koe tussen. Het ergste waren die valschermjagers,
die parachutisten die met bosjes naar beneden kwamen. Toen was het maar
goed dat ik niet alleen zat, anders hadden we het nooit overleefd. Alles
en iedereen zat op die Duitsers te schieten, er zijn er heel wat
gesneuveld toen. De meeste Duitse soldaten zijn bij Valkenburg gesneuveld,
vergeet niet dat die Duitsers die uit de vliegtuigen kwamen er nooit op
hadden gerekend dat ze in de bagger vast zouden blijven zitten, dus het
enige dat wij hoefden te doen was richten en schieten, en we stonden goed
gericht, dat weet ik wel.
Die slag om het vliegveld duurde twee tot drie dagen. We moesten
ophouden vanwege de capitulatie, nu komt het weer allemaal boven drijven
en tot op de seconde toe kan ik vertellen wat er allemaal gebeurd is. We
zaten daar en hadden geen angst, geen honger. Op een gegeven moment hebben
we gezien dat de sergeanten de strepen van hun mouwen aftrokken en wij het
als soldaten zelf uit moesten zoeken, zodoende zijn wij bijna beschoten
door onze eigen manschappen. Het was een chaos. We hebben een sergeant op
zijn ’smoel’ moeten timmeren omdat hij compleet door het lint ging.
We zaten op een punt wat de Duitsers weg wilden halen, op een heel
strategisch punt. We zaten in een betonnen put waar normaal gesproken het
water voor de beesten van de boer inzat. Bovenop die put lagen van die
houten spoorbielzen. Toen vielen de bommen de één na de ander bij ons in
de nabijheid en één bom kwam vlak voor de put terecht, waardoor al die
balken omhoog vlogen en er één balk op de mitrailleur en op ons terecht
kwam. Jan van Dam kreeg die balk op zijn knie en raakte gewond. Toen die
bommen vielen, kwamen de Duitsers uit de boerderijen in aanval naar ons
toe en dat was grote paniek. Maar ondanks de paniek zagen we toch kans om
onder die balken vandaan te komen en de mitrailleur weer in stelling te
brengen, ja en wat er toen voorkwam hebben we neergeschoten, daar heb ik
nu geen moeite meer mee om dat te vertellen. Daar komt nog bij dat wij ’s
nachts Rotterdam zagen branden, nou dat gaat er toch wel iets verbranden
bij jou hoor !
Het gaat niet over de angst heen. Angst, wisten we niet wat dat was. Ik
weet niet wat het geweest is, je doet het automatisch en daar denk je niet
bij door, er gebeurt zo ontzettend veel op die momenten dat je er niet bij
nadenkt, je doet wat je geleerd hebt op dat moment en dat is doden ……,
soldaten doden, Duitsers, ik heb er geen spijt van.
Het was wel heel erg moeilijk om dat een plaats te leren geven later.
Dat heeft heel lang geduurd, vooral omdat het ineens afgelopen was en wij
door hadden willen gaan, het ging goed bij ons. Maar toen was het
capitulatie en moesten we ons daarbij neerleggen. Alle wapens werden in
beslag genomen, Duitsers om ons heen, en die luitenant Bol, ik zal het
nooit vergeten, die zegt; jongens zullen we het Wilhelmus zingen….van
Dam slikt en zegt, nou daar kwamen niet meer als twee woorden uit,
iedereen stond te huilen. Dat was niet leuk.
Ze hebben van Dam op de fiets gezet en zo naar Leiden gebracht met zijn
knieën in het verband en toen ging het pas tot je doordringen wat je had,
de één had dit, de ander dat, op het moment dat je aan het schieten bent
besef je dat niet, heb je daar geen last van, je hebt geen tijd om eraan
te denken. In het ziekenhuis in Leiden deden ze helemaal niks, alles was
toch één grote wanorde, één grote chaos, er was niets geregeld. Wat
moesten ze in Godsnaam doen met die lui? We moesten maar naar huis gaan,
we wisten niet wat we hoorden, we konden stomweg naar huis gaan, ze wilden
van ons af natuurlijk, ze wisten geen raad met ons, wat moesten ze nou met
zo’n zootje kreupele soldaten? Ga maar naar huis……zo werden we
afgedankt.
Van Dam is de enige die nog in leven is van de mensen die op de foto’s
staan uit zijn diensttijd.
Een bijzondere brief van Prins Bernhard, handgeschreven nog wel, leest
hij voor:
Voor vier lange dagen wens ik mijn dank uit te spreken voor de
toewijding en de belangrijke diensten welke u ten behoeve van ons land
heeft betoond. Ik hoop dat u ook in de toekomst met dezelfde toewijding uw
diensten voor ons land zult voortzetten. Beste wensen voor uw verdere
levensloop moge u vergezellen. Bernhard.
Van Dam vond deze brief iets moois om te bewaren samen met de medaille
die erbij hoort.
Na zestig jaar kreeg hij erkenning in de vorm van de erepenning het
draaginsigne voor gewonden, voor de verwondingen die hij opliep toen hij
met zijn peloton vliegveld Valkenburg verdedigde tegen de invasie van de
Duitsers in 1940. Hij kreeg de penning uit handen van burgemeester Leeuwen
van Lelystad.
Na uren van vertellen gaat hij weer, ons achterlatend met zijn en mijn
vaders herinneringen, die een diepe, diepe indruk op ons gemaakt hebben.
Als ik hem een week later opbel om hem te bedanken drukt hij mij op het
hart toch vooral van het leven te genieten. "Probeer altijd de
horizon te blijven zien kind", zijn wijze woorden van een bijzonder
wijze en zeer sympathieke man. Wij besluiten elkaar niet uit het oog te
verliezen en houden contact.
Mijn man en ik zijn Jan van Dam erkentelijk voor het feit dat hij na
zoveel jaar vraagtekens voor ons de sluier van de gevechten van mijn toen
20 jarige vader heeft opgelicht.