Op 16 mei werd de wagen gevorderd. Wij, mijn baas en
ik, moesten op het politiebureau van Katwijk komen. Een schilder
werd opgedragen hakenkruizen te schilderen op de portieren en
achterop de trailer; zo gingen we rijden. Ik mocht niet meer naar
huis en werd ingekwartierd aan De Lus in Wassenaar. Daar heb je in
de bocht drie of vier huizen staan en in de middelste heb ik één
of twee nachten geslapen. Die mensen vonden het vreselijk dat bij
hun zo'n chauffeur in huis kwam. Ik had niets bij me, ik was zo van
de straat geplukt. Vrij snel heb ik voor elkaar gekregen dat ik 's
avonds weer naar huis kon. Ze vorderden toen maar, wat ze met je
doen moesten, wisten ze zelf niet, maar ze wilden graag je auto
hebben. Rond 20 mei werd ik naar Valkenburg gestuurd waar ik zo'n
zes weken gewerkt heb. Ik reed toen met de grootste trailer van
Nederland. Die was veertien meter lang. De Junkers op het vliegveld
werden uit de modder getakeld en op platen neergezet. Ik reed de
trailer erachter waarna ze erop werden getakeld. Alleen de romp, de
vleugels waren al gedemonteerd. Ik bracht ze naar Schiphol, waar ze
op een boot werden geladen en vandaar gingen ze naar de
Fokkerfabrieken aan de andere kant van het IJ. Daar kon ik met mijn
trailer met vliegtuig niet komen. Ik heb een stuk of twintig goede
vliegtuigen weggebracht. Met één vliegtuig, een Nederlandse G-1
die ook op Valkenburg stond, ben ik naar huis gereden. Ik haalde het
niet meer naar Schiphol en heb hem voor mijn huis neergezet. Ik heb
er toen nog een kompas uit gesloopt.