TERUG

Res. Lt. Kol. H. Sieperda.

C.-II Depot Infanterie.

BRON :O.S.V. 4R.I.

 

 

II Depot Infanterie.
Commandant.
--------------------

 

Gevechtsbericht, loopende over het
tijdvak 10 t/m 14 mei 1940.

--------------------------------

Toen mij in mijn kwartier op 10 mei 1940 te ongeveer 5.30 uur van den Kapitein-Adjudant N.M.J.C. Cikot telefonisch het bericht bereikte, dat vele Duitsche parachutisten op en in de omgeving van het vliegterrein te Valkenburg waren geland en ook de Haagsche Schouw hadden bezet, heb ik mij onmiddellijk naar mijn Bureau (voormalig Hospitaal, Morschweg 1) begeven. Daar voor een dergelijk geval (het optreden van vijandelijke parachutisten in de omgeving van Leiden) het Depot te voren bevelen noch aanwijzingen waren gegeven en bevelen op het moment zelve uitbleven, heb ik gemeend op eigen gezag onmiddellijk maatregelen tot beveiliging van de stad Leiden en tot herovering en veilig stellen van de Haagsche Schouw - belangrijk en zeer kwetsbaar punt in de groote verbinding 's-Gravenhage naar het noorden - te moeten nemen.

  1.  Allereerst heb ik de troepen doen alarmeeren;

  2. daarna heb ik C.- 22e Depot-Bataljon, met zijn troepenonderdeel grootendeels in het Westen der stad Leiden gelegerd, de volgende bevelen gegeven:

    1. afsluiten van de toegangen naar de stad bij de spoorwegovergangen aan den Morschweg, Haagweg, Hooge Morschweg en Lage Morschweg;

    2. de Haagsche Schouw hernemen;

  3. Vervolgens heb ik aan de depotbataljons 10 en 15 bevolen, gezamenlijk de overige toegangen tot Leiden af te sluiten;

  4. Verder is - bij nog niet aanwezig zijn van den B.C. - den commandanten der 5e en 6e compagnie van het 15e Depot-Bataljon opgedragen, op te rukken naar de Haagsche Schouw en in samenwerking met de reeds vooruitgezonden onderdeelen (van 22e Depot-Bataljon) het bezit van dit punt en omgeving te verzekeren. Voor de uitvoering van deze bevelen zij verwezen naar de hierbijgaande gevechtsberichten van de bataljons- en lagere Commandanten. Omdat deze berichten een niet-deelnemer aan de gevechten waarschijnlijk niet in alle opzichten een voldoend duidelijk beeld van de loop van de strijd geven, lijkt het mij dienstig in het kort weer te geven, hoe ongeveer de gang van zaken is geweest. Ik bepaal mij hierbij tot het terrein ten Z.O. en ten 0. van Valkenburg, en vermeld niet hetgeen is voorgevallen bij de door onderdeelen van het IIe Depot Infanterie ingenomen gevechtsopstellingen bij de uitgangen van Leiden, omdat de gevechtsactie bij die onderdeelen zich heeft beperkt tot het vuren op vijandelijke vliegtuigen, patrouillegangen, enz.

De C.- 22e Depot-Bataljon, de reserve-majoor H. Mulder, zijn taak kennend, heeft de actie tegen de Duitsche bezetting van de Haagsche Schouw op energieke wijze gevoerd. Na het doen uitzetten der wachten, onder b 1 genoemd, zijn verschillende onderdeelen van zijn bataljon (deelen van de 3e, 5e en 6e compagnie) langs drie wegen - Lage Morschweg, Hooge Morschweg en Hooge Rijndijk richting Haagsche Schouw opgerukt. De linker groep (langs de Hooge Rijndijk) werd ingehaald en daarna voorafgegaan door een vrachtauto, bemand met eenige onderofficieren en minderen onder commando van den adjudant-onderofficier-instructeur de Jager. Nu volgt het persoonlijk en moedig optreden van den Bataljonscommandant, die, vergezeld van enkele mannen, zelf de bezetting van de brug neerschiet of gevangen neemt. Het café aan de Westzijde van de brug wordt bezet, vervolgens de ingang van den Valkenburgscheweg (den kustweg naar Valkenburg) geforceerd, waarbij de Duitsche officier Leutnant Grissel, zeer waarschijnlijk de commandant ter plaatse, sneuvelt. Middelerwijl was ik persoonlijk, na den Kapitein-Adjudant Cikot voorloopig met de zaken te Leiden te hebben belast, langs den middelsten opmarschweg

image-1 Situatie aan de Haagsche Schouw.

image-1 Gebied ten noorden van de Haagsche Schouw.

blad 2 Gevechtsbericht C.- II Depot Infanterie.

(Hooge Morschweg) per auto richting Haagsche Schouw gereden en bereikte den Majoor Mulder via de brug. Na door dezen omtrent de situatie te zijn ingelicht, heb ik de leiding in handen genomen. Daar de vijand, verschanst in het eerste boerderijcomplex links aan den Valkenburgscheweg, ernstig weerstand bood - zijn mitrailleurs bestreken den grooten weg naar den Haag, den weg naar Leiden (Hooge Rijndijk) en ten deele de Haagsche Schouw - was het noodig hem van achteren of in de flank aan te pakken. Ik dirigeerde daarom een deel der langs den Lage en den Hooge Morschweg opgerukte troepen langs den Rhijnhofweg, deed de buitenplaats Rhijnhof en de begraafplaats bezetten en liet twee bemande vaartuigen ca. 200 m ten N.W. van de brug den Rijn oversteken. Voorts werd een sectie van de 6e Compagnie van het bataljon Mulder over de brug naar den Valkenburgscheweg gezonden. Door samenwerking van de per vaartuig overgestoken groep en de over de brug opgerukte groep en de daar aanwezige onderdelen van het Depot volgt thans het heldhaftige optreden van den dpl. sergeant A. van der Schoor (6-22), die met den dpl. soldaat van Straaten (5-15) in korten tijd de sterke Duitsche bezetting van het boerderijcomplex, hierboven bedoeld, voor zoover niet gedood of gewond, tot overgave dwong. De Compagnie - van Boecop - (622), waarbij enkele andere onderdeelen van het depot, is daarna, den Valkenburgscheweg en de huizen aan diens weg van vijanden zuiverend, tot de Korte Watering opgerukt. Aan den rechter oever van den Rijn werd ondertusschen de voorwaartsche actie voortgezet. De voorste onderdeelen daarvan, waarbij ik mij bevond, kwamen, toen de begraafplaats was gepasseerd, onder zwaar mitrailleurvuur uit de richting Valkenburg, een oogenblik later onder mitrailleeurvuur uit een groep vliegtuigen, terwijl vliegtuigbommen nabij het kerkhof vielen. Twee der onzen (een sergeant en een korporaal) sneuvelden, drie werden gewond. Het belang inziende van het bezit van de Steenfabriek, gelegen aan den rechteroever van de rivier op ca. 750 m. ten N.W. van de brug, besloot ik, omdat de Rhijnhofweg daarheen blijkens de ervaring onder vuur lag, met deelen der sectiën van de vaandrigs zwanenburg en Sterk over de begraafplaats en weilanden ten N.W. daarvan naar de Steenfabriek op te rukken. De Steenfabriek, welke zoowel den Valkenburgscheweg aan de overzijde als de rivier stroomafwaarts en de terreinen aan weerszijden daarvan beheerscht, werd door ons bezet. Gevolg: het terugtrekken van de Duitschers aan de overzijde tot achter de Wassenaarsche Wetering. Met deze gevechtsactie: het heroveren van de Haagsche Schouw en het veilig stellen van het bezit daarvan is de eerste dag besloten. De ingenomen stellingen werden zoo goed mogelijk in staat van verdediging gebracht. Omdat ik tot dusver geen enkele mededeeling of aanwijzing omtrent het gevechtsplan tegen Valkenburg had gekregen, heb ik mij toen telefonisch met C.- 4 R.I. in verbinding gesteld, uit wiens mededeeling ik opmaakte, dat Valkenburg van de Noord- en Westzijde door onderdeelen van het Veldleger zou worden aangevallen. Van dezen Commandant vernam ik ook, dat de C.- III Divisie met de algemeene leiding der gevechtsactie rond Valkenburg was belast. Per telefoon heb ik mij toen tot den Chef van den Staf dezer divisie gewend, hem op de hoogte gesteld van de opstelling der onderdeelen van het II Depot Infanterie, inlichtingen omtrent eigen voornemens gevraagd en - aangezien het aantal lichte en zware mitrailleurs en mortieren bij de depot-troepen zeer beperkt was - om versterking verzocht.

Eenige versterking bereikte mij den volgenden dag, o.a. een sectie mortieren van het 1 R.I., welke vuurkracht op de Steenbakkerij werd geplaatst. Bij dit telefoongesprek met den Majoor J.N. Breunese ontving ik echter bevelen noch aanwijzingen.

Den volgenden dag is onze opstelling aan den linker-Rijnoever tot de Wassenaarsche Watering vooruitgebracht, waardoor de ingenomen positie werd verstevigd.

Een verder oprukken van het Depot in N.W. richting achtte ik, afgezien van de weinige geschiktheid van de depottroepen voor een dergelijke actie wegens hun korte opleiding van drie maanden, de gebrekkige bewapening en de heterogene samenstelling,' in verband met de blad 3 Gevechtsbericht C.- II Depot Infanterie.

eigen artillerie- en infanterievuren van andere legeronderdeelen, waaromtrent hoegenaamd geen gegevens werden verstrekt en waarvan de ligging ons dus niet bekend was, niet verantwoord. In dit verband zij opgemerkt, dat het eigen artillerievuur blijkens waarneming meermalen lag op de boerderij "Zonneveld" (vt 29-64) en op den boschrand Rijnvliet - Zonneveld, op 300 á 400 m voor de voorste lijn van de onze.

Bevelen noch aanwijzingen werden dien dag ontvangen.

De mogelijkheid zeer wel mogelijk achtend, dat de Duitschers bij een krachtigen aanval door Veldlegeronderdeelen in Oostelijke richting zouden uitwijken, heb ik op 12 mei 1940 het noodig geoordeeld, na plaatselijke verkenning, het verband te leggen tusschen de verschillende, tot dusver geheel op zich zelf handelende, leger- en depotonderdeelen (K.R.A., 15 M.C en 3e Depot Ber. Art.) tot afsluiting van het terrein ten N. van Valkenburg vanaf de Steenfabriek tot de brug aan de Zandlaan tusschen Rijnsburg en Katwijk aan de Rijn. Deze afsluiting is later dichter bij de rivier gelegd. Van een en ander is C.- III Divisie telefonisch kennis gegeven, opdat bij het ontwerpen van aanvalsplannen en bij de regeling der artillerie- en infanterievuren van andere troepenonderdeelen daarmede rekening zou kunnen worden gehouden. Ook dien dag bereikten mij bevelen noch aanwijzingen.

Het weinige schot, dat er in de geheele actie om de herovering van Valkenburg, voor zoover wij dit bij gemis aan inlichtingen konden beoordeelen zat, (de vuuroorganen van de Veldlegeronderdeelen zwegen toen geruimen tijd) bracht ons er toe, op 13 mei te trachten, na verkenning, onze voorste lijn op den linker oever van den Rijn vooruit te brengen. Voor de verkenning werd een kleine stalen motorboot van pantserplaten voorzien en met een zware en lichte mitrailleur bewapend. De 2e Luitenant J.C. Engelman, commandant dezer patrouille, werd bevolen, de Wassenaarsche Wetering op te varen tot een punt ten Zuiden van de boerderij Zonneveld, om van daaruit via het bedekte terrein de boerderij te verkennen. Tijdens deze verkenning en de door mij geleide bezetting van de afgebrande boerderij (500 m pal W. van de Steenfabriek) werd echter een dergelijk mitrailleur- en mortiervuur uit den rand Rijnvliet - Zonneveld ontvangen, dat ik, vooral gelet op onoverzichtelijken toestand van het geheel, besloot mij verder tot de verdediging te bepalen. Kort daarna bereikte mij het bevel: de voorwaartsche actie in afwachting van een hergroepeering te staken. Tegen den avond van dezen vierden gevechtsdag kwam de Kapitein der Artillerie P.T.A. Goossens van de Staf der IIIE Divisie namens zijn Commandant het contact met het IIe Depot Infanterie opnemen en inlichtingen omtrent de opstelling vragen; dit met het oog op eene voorgenomen hergroepeering.

Den volgenden middag, dus-Dinsdag 14 mei, ontving ik bij monde van C.- 12 R.I., den Luitenant-Kolonel G. Stürm, het voorloopig plan van den Div. C. omtrent de hergroepeering van de troepen rond Valkenburg, welke hergroepeering door het neerleggen van de wapens niet tot uitvoering is gekomen.

Ik moge dit overzicht besluiten met te constateeren dat, hoe gebrekkig de bewapening van de depottroepen ook was, hoe onvoldoende deze troepen geoefend waren en hoe weinig deze onderdeelen als gevechtsorgaan waren georganiseerd, dank zij de voortvarendheid, de moed en het volhouden van menig kaderlid en soldaat, de aan het Depot te stellen taak: het heroveren en het verder veilig stellen van de Haagsche Schouw en het afsluiten van de wegen en terreinen ten 0. en ten Z.O. van Valkenburg, is kunnen worden volbracht.

Ten slotte zij medegedeeld, dat, aangezien uiteraard de commandogroepen ontbraken -, alle bevelen en aanwijzingen aan ondercommandanten uitsluitend mondeling zijn gegeven.

 

blad 4 Gevechtsbericht C.- II Depot_Infanterie.
Leiden, den 5 Juni 1940.
De Reserve Luitenant-Kolonel,
C. II Depot Infanterie,
w/g
(H. Sieperda).