Het  "Vuile vier"

  Geschiedkundig overzicht van het 4e Regiment Infanterie.

1814  -  9 januari  -  1939.

Bron : Mevr. J.M.J.Buurman-Boreel.

Toen in 1813 aan de overheersing van Napoleon een eind kwam, was een van de eerste zorgen van het voorlopig bewind het vormen van een leger, met het doel de bevrijding van het gehele land, waarvan nog verschillende gedeelten door de tegenpartij bezet waren. Ook moesten pogingen der Fransen, om de plaats gebonden omwenteling te onderdrukken, worden verijdeld.

Aangezien het Nederlandse leger geheel opnieuw moest worden opgericht, waren zeer veel moeilijkheden te overwinnen. Wel betoonde de bevolking zich offervaardig in het bijeenbrengen van geldmiddelen, maar in verband met de grote verarming was dit niet voldoende.

Nog veel erger was het, dat er geen kern voor een leger aanwezig was; officieren, kader en manschappen ontbraken nagenoeg geheel, de jonge mannen waren toch jaren achtereen ingelijfd in Franse dienst; zij waren omgekomen op de slagvelden van Europa of bevonden zich in gevangenschap. Ook de wapens ontbraken, deze waren door de vroegere meesters in beslag genomen en weggevoerd. Hetzelfde was het geval met paarden, kleding en verdere uitrusting. In dit alles moest voorzien worden. Naast het vormen van korpsen bestaande uit vrijwilligers werd overgegaan tot een volkswapening, waarbij aanwijzing door het lot geschiedde.

De strijdmacht van de nieuw gevormde Staat zou tenslotte bestaan uit:

  1. het staande leger, bestaande uit vrijwilligers en bestemd voor de dienst, zowel in het binnen- als in het buitenland;

  2. de Nationale Militie, bestemd voor de landsverdediging;

  3. Schutterijen, bestemd voor het handhaven der orde en
    als legerreserve.

De hiervoren onder a en b genoemde delen vormden het eigenlijke leger.

Als oudste deel van de troepen, welke later het 4 R.I. zouden vormen, moet genoemd worden het korps Velites. Deze waren in 1813 nog in Frankrijk en vormden daar een Depot van de Keizerlijke jonge garde. In 1814 kwam dit korps hier te lande aan.

Bij besluit van den Soevereinen Vorst van 9 januari 1814 werd o.a. opgericht het 5e Bataljon jagers, bij de vereniging met de Zuidelijke Nederlanden werd dit het 18e Bataljon Jagers, nadat te voren reeds de Velites daarbij waren overgegaan. In verband hiermede is 9 januari 1814 bepaald te zijn de oprichtingsdatum van het regiment.

Dit bataljon maakte tijdens de veldtocht van 1815 deel uit van het korps van Prins Frederik der Nederlanden en behoorde tot de 2e Brigade van de 1e Divisie Infanterie onder Generaal J. A. Stedman. Een van deze compagnieën werd gevormd door Studenten der Leidse Hogeschool als vrijwillig dienende Jagers onder Kapitein H. R. Trip en een der Utrechtse Hogeschool onder Kapitein Techters. Bataljonscommandant van het 18e Bat. Jagers was aanvankelijk Luitenant-Kolonel H. I. Everts, later Luitenant-Kolonel Prins van Arenberg.

In de slag bij Waterloo was dit korps van Prins Frederik geplaatst te Halle, ter bescherming van den rechtervleugel der verbonden legers, maar nam geen deel aan het gevecht. Na de overwinning marcheerde het naar Frankrijk en nam deel aan het beleg van Valenciennes, dat - hoewel gebombardeerd - eerst de 19e juli capituleerde, nadat Napoleon afstand van de regering had gedaan. De ontberingen waren groot geweest, de troepen hadden tot 21 juli steeds gebivakkeerd. Ook de verpleging was vaak onvoldoende geweest, aangezien de aannemer reeds half juni failliet was gegaan.

Na het beëindigen van de veldtocht keerden de troepen terug en begon het garnizoensleven.

In 1815 werden de bataljons infanterie verenigd tot "Afdelingen" en wel telkens een bataljon der staande Armee met die der Nationale Militie. Zo bestond de 14e Afd. Inf. uit het 18e Bataljon jagers en het 42e, 43e en 44e Bat. Nationale Militie. Deze bataljons der Nationale Militie waren opgericht in 1814. Later werd het 44e Bataljon Nationale Militie vervangen door het 45e. Deze bataljons bestonden hoofdzakelijk uit Belgen.

Toen in 1818 bleek, dat het bezwaarlijk was een staand leger van vrijwilligers te onderhouden, werden de korpsen daarvan opgeheven en verdeeld over de bataljons der Nationale Militie, terwijl bij elke afdeling werden opgericht een reserve depot-bataljon. Het volgende jaar verdween de naam Nationale Militie en kregen de bataljons de nummers 1, 2 en 3. Teneinde de dienst aangenamer te maken, waren de afdelingen in garnizoen in de districten, waaruit zij gevormd werden, zodat de 14e Afd. Inf. in die tijd garnizoen hield in het Zuiden van het land.

Toen in 1830 in België de omwenteling plaats greep, verdwenen vele Belgen uit de gelederen, een groot gedeelte hiervan ging over bij het leger van de nieuw gevormde Staat. Zo vormden I en II-14 Afd. Inf. het Belgische 5ième Regiment de Ligne, dat aanvankelijk belast werd met de verdediging van de stad Antwerpen.

Wat van de oude 14e Afd. Inf. was overgebleven, lag ter sterkte van bijna 70 officieren en ongeveer 650 man in garnizoen in de vesting Maastricht, waar zij voornamelijk belast waren met de verdediging van de voorstad Wijk.

Dank zij de krachtige houding van de Gouverneur van de vesting, Generaal-Majoor (later Luitenant-Generaal) B. C. J. Baron Dibbetz, oud-officier van de Napoleontische Garde, bleef de orde in de stad gehandhaafd en voor overrompeling door Belgische strijdkrachten gevrijwaard, zodat Maastricht, evenals de tegenwoordige provincie Limburg, voor Nederland behouden bleef.

Na het herstel van de vrede werd het leger herhaaldelijk gereorganiseerd. Zo werden door het uitvallen van verschillende korpsen de overblijvenden overgenummerd en werd in 1840 de 14e Afd. Inf. veranderd in 4e Afd. Inf. Twee jaar later (1842) werd deze naam gewijzigd in 4e Regiment Infanterie.

Na aanvankelijk nog in Maastricht in garnizoen gebleven te zijn, volgden herhaalde garnizoenswisselingen, tot eindelijk - gedurende lange jaren - het regiment te Leiden, Delft, Haarlem en Gouda gelegerd was.

*

Kolonel Christiaan Philip Winckel, R.M.W.O.4, R.N.L., C.E.K. was Commandant van het 4de Regiment Infanterie in Bergen op Zoom van 1859 tot 1862. Zijn portret werd in1859 geschilderd. Onderscheidingen, v.l.n.r.

  • (om de hals), Commandeur in de orde van de Eikenkroon 

  • Ridder in de Militaire Willems Orde 4de Klas 

  • Ridder in de orde van Nederlandse Leeuw 

  • Kruis voor de Tiendaagse Veldtocht van 1831 (ook wel bekend als het "Metalen Kruis" en was gegoten van het Belgisch geschut hetwelk in de strijd door de Hollandse troepen op de zuidelijken werd bemachtigd rond Hasselt)

*

Toen in 1859 de oorlog uitbrak tussen Frankrijk en Oostenrijk, werd hier rekening gehouden met een mogelijke mobilisatie en werd de Veldmaarschalk Prins Frederik der Nederlanden aangewezen tot Opperbevelhebber.

Ditmaal dreef de storm over, doch toen in 1870 de oorlog uitbrak tussen Frankrijk en Duitsland, werd het Leger gemobiliseerd en vormde 4 R.I. met 3 R.H. de 8e en 10e Veld Batterij en de 4e Rijdende Batterij de 2e Brigade der le Divisie. Het regiment werd gelegerd in Alkmaar.

De aan de dag getreden gebreken in de organisatie waren oorzaak van veranderingen, welke - naarmate het gevaar voor een algemenen Europese oorlog toenam - steeds groter werden.

 

Zo tekende milicien-korporaal Oswalt d 'Aumerie het hek van de Morschpoortkazerne te Leiden in 1886. 
Hij noemde zijn schets "Vaderlijk bezoek aan het hek". [20]

 

Zo werd gebroken met het stelsel Leger en schutterijen. Deze laatsten werden opgeheven en in plaats daarvan kwam een Landweer bestaande uit de oudere lichtingen der militie. Deze laatsten werden vergroot, de diensttijd werd uitgebreid, de oefeningen werden verbeterd. Een en ander had tot gevolg, dat er drie regimenten infanterie werden opgericht nl. het 9e, het 10e en het 11e. Daardoor ging III-4 R.I. over naar 10 R.l. en werd V-4 R.I. overgenummerd in III-4 R.I. 

*

image-1
Een kolonne infanteristen van het 4e Regiment tijdens een manoeuvre op de heide. Rond 1890, Jan Hoynck van Papendrecht.

 

image-1

 

 

 

1896. Groepje 4 RI-ers op het exercitieterrein Morschpoortkazerne. Op de achtergrond het militair hospitaal. (Infirmerie.)

*

In februari 1903 brak een grote staking uit onder het personeel der spoorwegen. Teneinde de orde en de rust te verzekeren en de dienst der spoorwegen te beschermen, riep de Regering twee lichtingen buitengewoon onder de wapenen, waarmede het doel volkomen bereikt werd. 4 R.I. bewaakte toen dag en nacht de baanvakken bij de garnizoenen Delft, Leiden en Haarlem. De orde werd gehandhaafd en de voedselvoorziening van de bevolking was, dank zij de militaire maatregelen, verzekerd.

Toen in het jaar 1911 de oorlog dreigde tussen Frankrijk en Duitsland werden ook bij 4 R.I. maatregelen genomen om een spoedige mobilisatie te verzekeren. Weliswaar betrok het Regiment de legerplaats bij Harderwijk, doch er bleef in het garnizoen personeel achter om voorbereidende maatregelen te nemen.

Het jaar 1913 bracht de laatste reorganisatie voor de wereldoorlog. In dat jaar werden nl. de voor het geval van mobilisatie te vormen 5e en 6e bataljons reeds in vredestijd opgericht. De regimenten werden verdubbeld en in brigadeverband verenigd. Aldus vormde het 4e Regiment Infanterie de 4e Infanterie Brigade, bestaande uit het 4e en het 15e Regiment Infanterie. Het Ie en het IlIe Bataljon vormden de gelijknamige bataljons van het nieuw opgerichte 15e Regiment Infanterie, het IVe werd Ie en het Ille Bataljon van 4 R.I. werd nieuw opgericht.

Toen in 1914 de grote oorlog, welke reeds lang dreigde, eindelijk uitbrak, werd het gehele leger gemobiliseerd. Dank zij de goede voorbereiding was het Nederlandse leger het eerste, dat op voet van oorlog gebracht was. Uit de na den oorlog beschikbaar gekomen gegevens blijkt, dat het o.m. aan de sedert 1900 plaats gehad hebbende uitbreiding en verbetering van het Leger is te danken, dat ons land buiten den oorlog bleef. 

Gedurende de mobilisatiejaren was 4 R.I. gelegerd in en om Leiden, terwijl de bataljons om beurten ook wel te Bussum, Haarlem en Katwijk a/d Rijn waren gelegerd. Het Regiment had nl. een belangrijke taak ter verdediging van de kust bij een uitbrekende oorlog. Voorts dient vermelding, dat het Ie Bat. in 1917 gedurende korten tijd te Amsterdam werd gelegerd in verband met aldaar uitgebroken ongeregeldheden.

Nadat in 1918 tot demobilisatie was overgegaan, vonden herhaaldelijk reorganisaties plaats. Zo werden de bataljons opgeheven en bestond het Regiment aanvankelijk uit den Staf, drie schoolcompagnieën en de opleidingscompagnie. Daarop werd eerst deze laatste en daarna ook een der schoolcompagnieën opgeheven. Later werd weder een derde compagnie opgericht en droegen de drie compagnieën den naam van Tirailleur- Mitrailleur- en Specialisten-compagnie. In 1933 werd de Mitrailleurcompagnie opgeheven en verenigd met de Specialistencompagnie.

Toen de brigades van 2 regimenten werden gewijzigd in brigades van 3 regimenten behoorde het 4e R.I. aanvankelijk tot de 2e Brigade en thans tot de Brigade Grenadiers en Jagers ( 1e Infanteriebrigade). In oorlogstijd vormt deze Brigade de 1e Divisie. Tot deze Divisie komen dan mede te behoren: de Staf, Verbindingsafdeling, 1e Eskadron Wielrijders, 1e Mitrailleurcompagnie, 2e Regiment Artillerie en de 1e Compagnie Pioniers.

Toen na de eerste wereldoorlog steeds duidelijker bleek, dat de Volkenbond geen volstrekte zekerheid gaf tegen herhaling van oorlogen en men in den gehelen wereld overging tot uitbreiding van de bewapening, moest Nederland ook met den gewijzigde toestand rekening houden. Dientengevolge werd op 26 Maart 1938 bij elk regiment een tweede bataljon opgericht en werd de regimentsschool veranderd in eerste bataljon. Niettegenstaande den korte tijd, welke beschikbaar was, liep deze reorganisatie vlot van stapel, zodat op 29 Maart 1938 het II-4 R.I. te Weert, dat als garnizoen was aangewezen, kon binnenrukken.

In Oktober 1938 is daarna nog opgericht de 3e Compagnie bij het 1e Bataljon. In Februari a.s. zal ook bij het 2e Bataljon (zg. Grens Bataljon) een 3e Compagnie worden opgericht.

Bij de mobilisatie in 1939 vormen het 4e en het 15e Regiment Infanterie als reserveregimenten  het 28e en 39e Regiment Infanterie, 4R.I. in Leiden en 15R.I. in Breda.
In april 1939 werd uit het 4R.I. de 4e Reserve Grens Compagnie gevormd.

Met mobilisatie werd 4R.I. samen met de garderegimenten Jagers en Grenadiers ingedeeld bij de 1e Divisie. Daar het 4R.I. "slechts" een gewoon nummerregiment was werd er vanuit de garderegimenten nogal neerbuigend naar 4R.I gekeken. Het leverde het 4R.I. de bijnaam op van "Het vuile vier".

*

Na de 2e Wereldoorlog

In het najaar van 1945 vertrokken twee Oorlogsvrijwilliger-bataljons van het 4e Reg. Inf. naar het toenmalige Nederlands-Indië, nl. I-4R.I. , ( I-4R.I., 800 man, legerde vanaf mei 1945 tot 1 december 1945 in het MOC te Voorschoten onder commando van Maj. De Bijll Nachenhuis), en II-4R.I. Na een verblijf op Malakka zetten zij in begin 1946 voet aan wal op Java en werden tussen Buitenzorg-Bogor en Bandoeng gelegerd. Zij namen deel aan de 1e Politionele actie medio 1947 en hun doortastend en beheerst optreden verkreeg alle waardering. Het I-4R.I. werd vanaf die tijd Satoe-Ampat (1-4) genoemd.

Eind 1948 werden deze bataljons in Nederland gedemobiliseerd, waarna geen onderdelen van de krijgsmacht meer onder de naam 4R.I. zijn opgetreden.

Het 15e, 28e en 39e Regiment Infanterie werden in 1947 herenigd met het 4e Regiment Infanterie. Het 4e Regiment Infanterie werd op 1-7-1950 opgenomen in het Garderegiment Fuseliers 'Prinses Irene'

De bewaring van de traditie van het 4e Regiment Infanterie werd op 30-7-1955 door het Garderegiment Fuseliers 'Prinses Irene' beëindigd

De traditie van het 4e Regiment Infanterie werd vanaf 12-3-1977 bewaard door het Regiment Infanterie Menno van Coehoorn.

De voormalige 1e Luit. M. Vlug bevestigd op 17 augustus 1979 de cravatten van de krijgsverrichtingen van 4 R.I. aan het vaandel van Menno van Coehoorn

*

Het Regiment Menno van Coehoorn is op 6 oktober 1995 opgeheven. Het vaandel van het Regiment Menno van Coehoorn met de cravatten van 4 R.I.- met als opschrift; "4R.I. Valkenburg 1940" en "4R.I. Java 1946-1949" -   is ondergebracht in het museum van het Infanterie Schietkamp "De Harskamp".

 

COMMANDANTEN:



14e Afdeeling Infanterie

  • 1830 Kolonel KNOTZER F.

  • ?      Luitenant-Kolonel DUIJNEN J. van, a.i.

  • 1833 Kolonel DUIJNEN J. van

  • 1839 Kolonel BRONKHORST A. G. van

4e Afdeeling Infanterie

  • 1840 Kolonel BRONKHORST A. G. van

  • ?      Luitenant-Kolonel WAGENER  J. J,

4e Regiment Infanterie

  • 1842 Luitenant-Kolonel WAGENER J. J,
    1844 Kolonel MENSO C. H.
    1847 Kolonel BUCHNER G. J., 9 April 1847 - 12 December 1853
    1858 Kolonel HOEIJ A. van, 12 December 1853 - 29 April 1858
    1858 Kolonel WINCKEL C. P., 29 April 1858 - 1 Mei 1861, RMWO4  CEK  RNL  MK
    1861 Luitenant-Kolonel TOLL W. A. van, 1 Mei 1861 - 26 Maart 1862
    1862 Kolonel TOLL W. A. van, 26 Maart 1862 - 20 April 1866
    1867 Luitenant-Kolonel BOOMS G.P., 8 Juni 1867 - 7 Juni 1869
    1869 Kolonel BOOMS G. P., 8 Juni 1869 - 2 4 Juli 1870
    1870 Kolonel WRANGEL auf LINDENBERG W. von, 2 4 Juli 1870 - 14 April 1873
    1873 Kolonel LODER C. L., 14 April 1873 - 11 April 1876
    1876 Kolonel WESTENBERG M. M., 11 April 1876 - 3 Aug. 1879
    1879 Kolonel LEERS F. J. G. W., 3 Augustus 1879 - 10 April 1885
    1885 Kolonel DOORMAN W. H., 10 April 1885 - 19 Maart 1888
    1888 Kolonel ALINGS H. F., 19 Maart 1888 - 15 April 1891
    1891 Kolonel VOGEL J. A. H. K. W., 15 April 1891 - 7 Maart 1892
    1892 Kolonel BLOEM F. C. C., 7 Maart 1892 - 27 October 1893
    1893 Kolonel LANGGUTH G. L., 27 Oct. 1893 - 29 Dec. 1897
           (2e Luitenant H.G. Winkelman diende van
            11 augustus 1896 tot 25 november  1901 in 4R.I.) 
    1897 Luitenant-Kolonel DUIJCKER W. B. J., 29 Dec. 1897 - 21 Febr. 1898
    1898 Kolonel DUIJCKER W. B. J., 22 Febr. 1898 - 16 Febr. 1901
    1901 Kolonel GOES jhr. L. F. A. van der, 16 Februari 1901 - 5 November 1902
    1902 Kolonel WIJCK jhr. W. G. van der, 5 Nov. 1902 - 16 Nov. 1904 
    1904 Kolonel KOOLEMANS BEIJNEN G. J. W., 16 November 1904 - 1 juni 1905 
    1905 Kolonel HELBACH D. F. H., 1 juli 1905 - 19 Augustus 1907 
    1907 Kolonel OBERHOLZER J. F., 19 Aug. 1907 - 24 Aug. 1908 
    1908 Kolonel ROON C. D. de, 24 Augustus 1908-10 September 1912 
    1912 Kolonel TERWISGA W. H. van, 10 September 1912 - 1 April 1913 
    1913 Luitenant-Kolonel OVERDUIJN W. L., 1 April 1913 - 22 December 1915
    1915 Luitenant-Kolonel WEEREN J. F. A. van, 22 December 1915 - 1 Mei 1919
    1919 Luitenant-Kolonel FRIS G. W., 1 Mei 1919 - 16 September 1922
    1922 Luitenant-Kolonel BEER POORTUGAEL jhr. H. J. den,16 September 1922 - 30 April 1925
    1925 Luitenant-Kolonel GELDER C. C. de, 1 juli 1925 - 1 juni 1927
    1927 Luitenant-Kolonel BRANDT J. H. C. P., 1 juni 1927 - 1 October 1927
    1927 Luitenant-Kolonel LE POOLE G., 1 October 1927 - 1 November 1931
    1931 Luitenant-Kolonel BRAUW jhr. D. de, 1 November 1931 - 1 Mei 1932
    1932 Luitenant-Kolonel ROOSEBOOM H., 1 Mei 1932 - 1 Mei 1933
    1933 Luitenant-Kolonel KONINGSFELD A. W. F., 1 Mei 1933 - 16 Mei 1937
    1937 Luitenant-Kolonel BUURMAN H. D., 16 Mei 1937 - 15 Mei 1940.

    • 1e Lt. D. Klop diende tot 1 juli 1937 bij 4R.I..